De koploper van de Eredivisie? PSV

Of hoezo ‘natuurlijk’? Waarom zeg je niet FC Twente?

FC Twente is ook in de Eredivisie, de Eredivisie voor vrouwen. Maar als je denkt aan ‘de Eredivisie’ dan denk je – denk ik – aan mannenvoetbal. Mannen zijn de standaard der dingen, zeker in voetbal.

De verklaring hiervoor is goed mannen vonden voetbal voor vrouwen, en dus stelden voetbalbestuurders in de jaren dertig in op Dat duurde tot 1971, toen het mannenvoetbal al groot was gegroeid, en in de startblokken stond om de wereld te veroveren,

Hoe vrouwenvoetbal de inhaalslag gaat maken, en of die inhaalslag gemaakt gaat worden, zal de komende decennia moeten blijken. Makkelijk wordt dat niet. Kan vrouwenvoetbal groeien zonder dat mannenvoetbal krimpt?

Naomi Osaka

Tennis werd groot als ‘sport’, voetbal werd groot als mannensport

Vrouwentennis heeft zulke problemen niet. Tennis gold begin twintigste eeuw wel als voor vrouwen, want tennis gold als elegant. Tennis voor vrouwen werd daarom niet verboden, kreeg de ruimte om te groeien, en groeide dan ook als het mannentennis.

Tennis werd zodoende groot als sport, voetbal werd groot als mannensport. Gevolg: in het vrouwenvoetbal worden spelers omdat ze slecht afsteken tegen mannen; bij tennis gebeurt dit vrijwel nooit. (Of kijk naar atletiek: wordt niet bespot omdat ze zes seconden langzamer is dan

De top tien bij de mannen verdiende de afgelopen jaren anderhalf keer zoveel aan prijzengeld als de top tien bij de vrouwen

Anders gezegd: de maatstaf voor vrouwenvoetbal is mannenvoetbal. Dat zie je ook terug in de terminologie van de sport: je hebt en Bij tennis – en bijna alle andere sporten – heb je ‘tennis (mannen)’ en ‘tennis (vrouwen)’.

Dit wil niet zeggen dat er geen ongelijkheid is in het tennis. Integendeel: mannen krijgen meer betaald dan vrouwen. De top tien bij de mannen verdiende de afgelopen jaren aan prijzengeld als de top tien bij de vrouwen; bij sommige grote toernooien zelfs drie keer meer.

Waarom is dat zo, als de ontwikkeling van het tennis niet is dwarsgezeten, en als geen man (of vrouw) twijfelt aan de competentie van Serena Williams of Iga Świątek? Naast plain old seksisme is er een andere verklaring die minder voor de hand ligt: toeval.

Dat vergt wat uitleg – en eerst een stap terug.

Het belang van goede rivalen

Tennis, zoals veel sporten, leeft van rivaliteiten en intrige, en het mannentennis heeft decennialang tal van rivaliteiten gegenereerd.

Wie dacht dat het niet beter kon na de periode van John McEnroe, Björn Borg en Jimmy Connors (1975-1985), kreeg de rivaliteit tussen Boris Becker, Andre Agassi, Ivan Lendl, Stefan Edberg en Pete Sampras (1985-2000). Wie dacht dat dát niet beter kon, kreeg een jarenlange, meeslepende tweestrijd tussen Roger Federer en Rafael Nadal, later aangevuld met Novak Djokovic en Andy Murray.

YouTube

Cruciaal was dat deze topspelers vaak tegen elkaar speelden, waardoor verhaallijnen konden ontstaan. Kracht tegen finesse (Nadal/Federer), aanval tegen verdediging (McEnroe/Borg), ratio tegen intuïtie (Lendl/Becker), saai tegen expressief (Sampras/Agassi). Het leidde vermoedelijk ook tot beter tennis: rivalen halen in elkaar naar boven.

De vrouwen kennen deze sterk verankerde rivaliteit, die leest als een goed boek, De reden is dat de beste vrouwelijke tennissers veel minder vaak tegen elkaar spelen dan de beste mannen – en dat is funest voor de opbouw van verhaallijnen.

De uitzonderingen zijn van lang geleden. Martina Navrátilová en Chris Evert-Lloyd speelden in de jaren zeventig en tachtig 80 keer tegen elkaar, Steffi Graf en Gabriela Sabatini deden dat in de jaren tachtig en negentig 40 keer (een ongelijke strijd: Graf won 29 keer).

Sindsdien is er maar één tweestrijd geweest die vaak terugkwam: die tussen Serena en Venus Williams Jammer, want pas als goede spelers vaak op elkaar botsen, ontstaan rivaliteiten. En rivaliteiten maken overwinningen – en interessanter. Dus terug naar het toeval: waarom zijn die rivaliteiten er in vrouwentennis zoveel minder?

Omdat drie sets korter duren dan vijf.

Coco Gauff

De rol van het toeval en de grootte van de steekproef

Deze prikkelend simpele verklaring bood tennisanalist Stephanie Kovalchik in 2015 in een paper getiteld Vrouwen kregen in de media de kritiek dat ze niet constant presteerden, en zwoegend door de data ontdekte ze dat dit lag aan de opzet van de toernooien.

Recent Omar Chaudhuri, ‘chief intelligence officer’ van sportconsultancy hetzelfde punt. Kovalchiks en Chaudhuri’s uitleg is er eentje in Johan Cruijffs categorie: je gaat het als je het doorhebt.

Tennisspelers hebben relatief veel controle over hun lot; er is een stuk minder ‘toeval’ dat een rol kan spelen in de uitkomst

De uitkomst van sportwedstrijden, zij, wordt bepaald door twee factoren: kunde en toeval. Kunde is hoe goed je kunt tennissen – je gebruikelijke niveau. Dat niveau is niet volledig stabiel, spelers kunnen wel of niet in vorm zijn, maar voor een groot deel laten spelers zien wat ze kunnen.

Maar bepaalt kunde ook altijd wie wint? Niet altijd, mede dankzij het toeval. In sommige sporten en spellen speelt toeval een grotere rol dan bij andere. Voetbal is bijvoorbeeld relatief chaotisch: er staan veel spelers op het veld, ze mogen overal op het veld staan, fysiek contact is toegestaan. Doelpunten zijn lastig te scoren en dus schaars. (Roulette is 100 procent toeval.)

Tennis is relatief minder chaotisch: er zijn maar twee spelers in het veld en de tegenstander mag de helft van de tegenstander niet betreden. Spelers hebben dus relatief veel controle over hun lot; er is een stuk minder ‘toeval’ dat een rol kan spelen in de uitkomst. Bovendien worden er veel punten gespeeld in een tenniswedstrijd, waardoor de betere speler meer gelegenheid krijgt zijn superioriteit te bewijzen. Je hebt

YouTube
Explainer over de rol van kunde en toeval in de sport.

De consequentie, simpel gezegd: een amateurclub heeft meer kans om van Ajax te winnen als de wedstrijd 9 minuten duurt in plaats van 90 minuten. Een niet-geweldige ploeg heeft meer kans een competitie te winnen als die competitie uit bestaat dan als die uit 34 wedstrijden bestaat. Een amateurtennisser wint sneller of van Novak Djokovic dan een set.

En in het vrouwentennis wint de zwakkere speler vaker van de sterkere speler dan in het mannentennis.

Drie is minder dan vijf: voor de beste vrouwen is winnen lastiger dan voor de beste mannen

Immers, de mannen spelen tijdens Grand Slams langere wedstrijden, van minimaal drie sets (best-of-five). De vrouwen spelen maximaal drie sets (best-of-three) – de consequentie van een keuze die mannen begin vorige eeuw maakten.

De beste mannen hebben door de vijfsetters ‘een extra leven’. De beste vrouwen hebben een kleinere foutmarge

Bij de US Open speelden vrouwen eind negentiende eeuw ook best-of-five, de mannelijke bestuurders van het toernooi besloten dat dit toch wat te pittig was voor de vrouwen – ondanks dat de vrouwen dat zelf anders zagen.

Een trage start of een paar ongelukkige ballen zijn in een best-of-five nog te repareren. In een best-of-three kan dat sneller fataal zijn. Gevolg daarvan is dat de beste mannen in de Grand Slams – daar waar carrières worden gemaakt of gebroken – vaak tegen elkaar spelen.

Regelmatig zijn dat spectaculaire wedstrijden vol plottwists, of spectaculaire comebacks na een achterstand van 2-0 in sets. Goed voor de intrige, goed voor de media, goed voor de sport als geheel. Best-of-threes zijn korte verhalen, vijfsetters zijn romans, in de Boston Review in 2012.

YouTube

De beste mannen hebben door de vijfsetters ‘een extra leven’ – in Chaudhuri’s woorden. De beste vrouwen hebben zo’n extra leven niet, zij hebben een veel kleinere foutmarge. Een trage start betekent sneller setverlies, en setverlies laat je al meteen op de rand van de afgrond staan.

Kortom: voor de beste vrouwen is winnen lastiger dan voor de beste mannen. Dat de underdog bij vrouwentennis vaker wint dan bij mannentennis, is goed voor de onvoorspelbaarheid. Maar voor de legendevorming in de sport is deze onvoorspelbaarheid slecht, stelt Chaudhuri. Je hebt een balans nodig, maar wat je vooral wil, is onvoorspelbaarheid in de latere fases van een toernooi, – niet in de eerste paar rondes.

Tennisfans genieten van de herhaaldelijke clashes tussen de beste spelers en speelsters, en de kans op zulke potjes is bij de vrouwen kleiner dan bij de mannen.

Serena Williams

Serena Williams verdient niet minder, maar meer bewondering voor haar 23 Grand Slam-titels

De analisten van 21st Group hebben hoe tenniscarrières eruit hadden gezien als de vrouwen best-of-five hadden gespeeld – met interessante uitkomsten.

Serena Williams is recordhouder bij de vrouwen met 23 Grand Slam-titels. Als Grand Slams bij de vrouwen zouden zijn gespeeld volgens best-of-five, in de simulatie van de analisten, dan zou ze vermoedelijk 26 titels hebben gewonnen. Twee meer dan Novak Djokovic, de recordhouder bij de mannen, die won.

Het interessante hieraan, zegt 21st Group, is dat Williams’ 23 titels (en vrouwentennissers in het algemeen) doorgaans minder waardering krijgen. Vooral, zo luidt het argument, omdat vrouwen maximaal drie sets spelen. Dat is fysiek minder zwaar en zodoende hebben haar 23 titels een lager gewicht. Maar wie het toeval meeweegt, komt tot de omgekeerde conclusie: een drie-sets-wereld domineren is juist veel moeilijker.

De kosten van toeval

De mindere legendevorming, door minder frequente wedstrijden van de besten tegen de besten, kost de vrouwen prestige, aldus Chaudhuri. Of zoals Kovalchik het in 2015 ‘[Best of five invoeren] zou de doeltreffendste manier zijn om deze bron van ongelijkheid weg te nemen en het vrouwenspel ervan te laten profiteren als meer topspelers (niet alleen Serena Williams) de grootste toernooien domineren.’

De geringere aantrekkingskracht van het vrouwentennis is geen natuurverschijnsel, maar man-made

En leidt minder prestige tot minder geld? Daar lijkt het op. Op Roland Garros, een van de vier Grand Slams, bedeelde de toernooiorganisatie vorig jaar de aantrekkelijke tijdslots – de avondwedstrijden, waar de meeste toeschouwers op afkomen – vooral toe aan de mannen. Waarom, wilden een paar vrouwentennissers weten. The New York Times onderzocht de zaak en schreef:

‘Organisatoren geven de vrouwen vaak als uitleg dat ze de sterrenkracht van de mannen ontberen. Op de French Open vorig jaar plande Amélie Mauresmo, de toernooidirecteur en voormalig nummer 1 van de wereld in het enkelspel, slechts één vrouwenwedstrijd in het [commercieel aantrekkelijke, MdH] avondslot, vergeleken met negen mannenwedstrijden, en legde vervolgens uit dat de mannenwedstrijd

En waarom heeft het mannentennis meer aantrekkingskracht? Voor een deel omdat de beste spelers vaak tegen elkaar spelen. Mauresmo heeft misschien een punt, dat vrouwenwedstrijden haar toernooi minder geld opleveren. Maar als dat zo is, is dat voor een even groot deel niet aan de vrouwen te wijten, maar aan de – de structuur van de sport.

De geringere aantrekkingskracht van het vrouwentennis is dus geen natuurverschijnsel, maar deels letterlijk man-made. Dit leidt tot minder prijzengeld en minder commerciële mogelijkheden voor reclames, sponsoren en toernooien.

De oplossing is overigens simpel. Maak de rol van het toeval kleiner, maak de status van de sterren groter, en zo wint de sport als geheel.

Meer lezen?