Wat iedereen zou moeten weten over ‘homogenezing’?

Als het aan onderzoeker Anton van Wijk ligt, is het in de eerste plaats de enorme ellende die het veroorzaakt. Van Wijk leidde het onderzoeksteam dat in 2020 publiceerde over zogenaamde in Nederland – handelingen die bedoeld zijn om iemands homoseksuele gerichtheid of transgender identiteit te veranderen, onderdrukken of ontmoedigen. In het rapport bundelde het team de ervaringen van enkele tientallen slachtoffers.

Die zijn bepaald niet voor de poes.

Zo is er het verhaal van een jongere die meerdere ‘duivelsuitdrijvingen’ meemaakte, die hem van zijn homoseksuele geaardheid moesten afhelpen. ‘Het waren langdurige sessies’, vertelt Van Wijk, ‘waarbij deze jongere werd bedolven onder zeer indringende gebeden, die meerdere volwassenen voor hem uitspraken, over het kwaad dat eruit moest. Eenmaal thuis stortte deze jongere compleet in. Dissociatieve toestanden, dat soort dingen.’

Het is een verhaal dat je misschien alleen verwacht bij diepreligieuze kerkgemeenschappen in oerconservatieve Amerikaanse staten. Maar ook in Nederland identificeerde het onderzoeksteam van Van Wijk zeker vijftien aanbieders van conversiehandelingen. Toch blijft het lastig de precieze omvang in te schatten, legt Van Wijk uit. ‘Behandelaren hebben geen bord in de tuin staan met “ik genees mensen van hun seksuele geaardheid” erop.’

Voor slachtoffers betekent blootstelling aan conversiepraktijken meestal een leven van leed, aldus Van Wijk. ‘Denk aan psychische klachten: depressie, angst, een laag zelfbeeld, seksuele problemen. En het veroorzaakt vaak een dubbele identiteitscrisis, wanneer slachtoffers beginnen in te zien dat conversiehandelingen niet werken. Het besef dat God niet alles kan veranderen, is een enorme schok. Sommigen dragen hun ervaring met conversiehandelingen hun hele leven met zich mee.’

Hoe is het mogelijk dat deze shit nog niet verboden is?

Als het aan komt daar binnenkort verandering in. Zij dienden in dat conversiehandelingen moet verbieden. Daarmee beantwoorden de initiatiefnemers aan een langgekoesterde wens van lhbti+-organisaties, Waarschijnlijk wordt het voorstel voor de zomer in de Tweede Kamer besproken.

De vraag is echter of zo’n verbod gaat werken.

‘Ik vond het fijn om te horen dat mijn gevoelens over zouden gaan. Ik wilde niet geloven dat ik homo was en het was dan ook een bemoedigend idee dat ik zou kunnen genezen. (...) Omdat het iets duivels was, lag de schuld buiten mij en er was een oplossing, namelijk genezing.’

Wat staat er in het wetsvoorstel?

Volgens Wieke Paulusma, Kamerlid voor D66 (samen met de VVD aanjager van dit wetsvoorstel), is het van groot belang dat een verbod op conversiehandelingen er komt.

‘Dit gaat misschien niet om de allergrootste groep getroffenen’, zegt ze. ‘Maar als wij ons als politici laten weerhouden door de omvang van de groep, dan vind ik niet dat we ons werk goed doen. Conversietherapie is ontwrichtend en maakt levens kapot. Wet- en regelgeving kan het verschil maken.’

Wat staat er precies in het wetsvoorstel dat nu op tafel ligt? Kort gezegd: dat het praktiseren of aanbieden van conversiehandelingen strafbaar wordt.

Iets specifieker betekent de wet dat het verboden wordt om beroepsmatig, vanuit een organisatie of ‘ambt’ (lees: religieuze functie) handelingen te verrichten die gericht zijn op het aanpassen of onderdrukken van iemands seksuele gerichtheid of genderidentiteit. Dit geldt voor minderjarigen, en voor meerderjarigen bij wie de behandelaar misbruik maakt van een ‘uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’. Dat is juristinees voor: misbruik van een afhankelijkheidsrelatie, bijvoorbeeld tussen hulpverlener en hulpzoekende, of religieus leider en gelovige.

‘Daders afval laten prikken in het plantsoen is niet genoeg’

Wie zich niet aan het verbod houdt, kan een jaar gevangenisstraf of een boete van Herhaaldelijke overtredingen leiden tot hogere straffen (twee jaar cel). En ook het publiekelijk aanbieden, oftewel het actief promoten van conversiehandelingen, wordt strafbaar (met zes maanden cel of boetes tot 10.000 euro).

Stevige straffen dus. Volgens Paulusma is dat een bewuste keuze: ‘Conversietherapie valt deels al onder mishandeling, door wat je fysiek, maar ook psychisch wordt aangedaan. Dat is al strafbaar. Maar in de praktijk blijkt het gewoon niet afdoende. Ik vind dat de wet meer moet afschrikken. Daders afval laten prikken in het plantsoen is niet genoeg. De straf moet zo veel indruk maken dat je als aanbieder van conversiehandelingen denkt: dit doen we niet nog een keer.’

Een andere belangrijke overweging voor het verbod is de rechtspositie van slachtoffers. Paulusma: ‘Een verbod helpt slachtoffers, omdat ze daardoor letterlijk in hun recht komen te staan. Als zij een aanbieder van conversiehandelingen voor de rechter willen slepen, dan vind ik ook dat dat moet kunnen.’

Het probleem is dus kraakhelder: conversiehandelingen komen in Nederland voor en hebben enorme, negatieve gevolgen voor slachtoffers. Dat de politiek iets aan deze praktijk wil doen, valt te prijzen. Een verbod is een zwaar middel, maar schrikt wel af, voorkomt herhaling en zet slachtoffers in hun recht.

Wat kan hier nu op tegen zijn?

Een verbod heeft heel wat haken en ogen

Nogal wat, als je de Raad van State mag geloven. wijst het onafhankelijke adviesorgaan op enkele ingewikkelde haken en ogen bij het voorgestelde verbod. En ook die voor dit voorstel werd aangevraagd door de ChristenUnie, werpt belangrijke vragen op.

Met name twee vraagstukken kunnen straks, als het verbod er is, zorgen voor moeilijkheden:

Welke handelingen vallen onder conversiehandelingen, en welke niet?

Ten eerste kampt het huidige wetsvoorstel met een lastig definitieprobleem. Want wanneer is er sprake van een expliciete poging tot conversie, en wanneer van – zeg – een pastoor die simpelweg uitlegt wat er over homoseksualiteit in de Bijbel staat? Een precies onderscheid tussen deze twee gevallen is in de praktijk lang niet altijd makkelijk te maken.

Onderzoeker Anton van Wijk spreekt van een piramide. ‘De top van de piramide is helder: dat zijn de handelingen waarbij expliciet wordt geprobeerd de seksuele gerichtheid te veranderen, in min of meer therapeutische setting. Maar de onderkant, dat is de hele religieuze context waarbinnen wordt uitgedragen dat homoseksualiteit zondig is. Die onderkant is veel ongrijpbaarder, want hoe duid je de druk die daarvan uitgaat?’

Dát daar druk van uitgaat, staat als een paal boven water. Slachtoffers, blijkt uit Van Wijks onderzoek, gaan namelijk in eerste instantie vaak zelf op zoek naar hulp bij het veranderen van hun seksuele geaardheid of genderidentiteit.

Dat leidt tot het tweede probleem:

Hoe kun je iets verbieden waar mensen vrijwillig naar op zoek gaan?

Natuurlijk, de wetgever verbiedt constant dingen waar mensen uit eigen beweging naar op zoek gaan; dat een heroïneverslaafde ‘vrijwillig’ een verslaving cultiveert, betekent nog niet dat het daarmee legaal moet zijn om de drug op zak te hebben.

Maar het recht op een verslaving is niet verankerd in de Grondwet. Handelen vanuit religieuze grondbeginselen

Slachtoffers van conversiehandelingen groeien haast zonder uitzondering op in religieuze gemeenschappen die homoseksualiteit of trans-zijn als zondig bestempelen. Zodra ze in de puberteit komen en gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht ontwikkelen, veroorzaakt dat enorme innerlijke strijd. ‘Ze willen ervanaf, willen hetero zijn’, vertelt Van Wijk. ‘Ze spreken erover binnen de kerk, zoeken hulp. Een therapietraject gericht op het veranderen van de geaardheid zien zij meestal als laatste redmiddel.’

Kortom, slachtoffers van conversiehandelingen willen in eerste instantie vaak genezen worden. Vanuit een overtuiging die ze volgens de Grondwet in zo volledig mogelijke vrijheid moeten kunnen belijden.

Juridisch gezien werpt dat de nodige drempels op, Dat initiatief nemende politieke partijen conversiehandelingen willen verbieden voor minderjarigen en volwassenen in afhankelijkheidsrelaties, acht de RvS terecht: bij hen kan de zogenaamde ‘vrije wilsvorming’ door invloed van buitenaf onder druk komen te staan. Daarnaast vraagt de RvS zich af in hoeverre er überhaupt sprake kan zijn van vrijwilligheid als iemand leeft in een omgeving waar homoseksuele of transgender personen worden veroordeeld.

Toch voert het volgens de RvS te ver om te zeggen dat álle conversiehandelingen onvrijwillig worden ondergaan. Er zijn ‘weldenkende en volwassen individuen’ die zelf pogingen ondernemen om hun geaardheid of genderidentiteit te veranderen. Hen daarin beperken zou een schending van hun grondrechten betekenen, bijvoorbeeld de vrijheid van godsdienst.

Let wel: de initiatiefnemers van het wetsvoorstel beogen vanaf het begin al geen totaalverbod; enkel het verrichten van conversiehandelingen bij minderjarigen of kwetsbare volwassenen is straks strafbaar. Maar daarmee, merkt de RvS terecht op, blijft het verrichten van conversiehandelingen in sommige gevallen legaal.

‘Ik was twaalf of dertien jaar en ontdekte dat ik op meisjes viel. Ik begreep deze gevoelens niet, maar wist tegelijkertijd dat het níét mocht. Het was voor mij een strijd tussen God en de duivel: als ik iets deed met die gevoelens, dan had de duivel mij in zijn macht; als ik niets deed, dan was ik veilig bij God.’

Mazen in de wet

De wet tegen conversiehandelingen, mits die wordt aangenomen, kent straks dus twee gapende mazen waar aanbieders en uitvoerders doorheen kunnen glippen.

Ten eerste maakt de troebele definitie van ‘conversiehandelingen’ het lastig om te bewijzen dat er daadwerkelijk sprake was van een directe poging om iemands geaardheid of genderidentiteit te veranderen. En zelfs als dat lukt, gaan aanbieders en uitvoerders alsnog vrijuit als bewezen wordt dat het slachtoffer volwassen was en uit vrije wil deelnam – iets wat voor het gros van de huidige slachtoffers op lijkt te gaan.

Dat de wetgever niet alle conversiehandelingen kan verbieden, heeft ook zijn weerslag op andere delen van de wet. Op het verrichten van conversiehandelingen proberen de initiatiefnemers geen totaalverbod in te voeren, maar op het aanbieden (lees: promoten) ervan wilden ze dat in eerste instantie wel.

‘Als zo’n wet een tamelijk tandeloze tijger is, wat dan?’

Maar volgens de RvS werpt dat de vraag op hoe volwassenen die vrijwillig conversiehandelingen willen ondergaan aan een aanbieder kunnen komen. En omgekeerd, hoe aanbieders van deze legale conversiehandelingen aan deelnemers kunnen komen. Oftewel: als sommige conversiehandelingen legaal blijven, dan moet er ook een legale weg zijn voor aanbieders en deelnemers om elkaar te vinden.

Na het advies van de RvS pasten de initiatief nemende partijen de voorgestelde wettekst aan: het wordt straks alleen verboden om openlijk conversiehandelingen aan te bieden.

Met andere woorden: het wordt strafbaar om conversiehandelingen aan te bieden via een bord in je tuin of een post op je socials – iets wat nu al nauwelijks voorkomt. Ondertussen blijft het volledig legaal om achter gesloten deuren tegen een gay kerkgenoot te zeggen: ‘Weet je wat jij eens zou moeten proberen…?’

De status quo – aanbieders en deelnemers die elkaar vooral binnenskerks vinden – zal dus niet snel veranderen.

Daders vervolgen wordt lastig

De overheid schept met het verbod een stevige norm: conversiehandelingen mogen niet. Maar of je conversiehandelingen daarmee ook de wereld uit krijgt, is een andere vraag. Voor handhavers wordt het in veel gevallen nog een hele klus om aan te tonen in welke gevallen het om strafbare praktijken ging.

Dat blijkt ook uit landen die al een verbod op conversiehandelingen hebben, zoals Duitsland en Malta. Daar is het nog nauwelijks gelukt om aanbieders te veroordelen.

Dat het handhaven van het verbod ingewikkeld wordt, zegt ook hoogleraar Rechtstheologie en Kerkrecht Leon van den Broeke (Theologische Universiteit Utrecht). ‘Hoe frustrerend moet dat zijn, voor benadeelden of slachtoffers: alle hoop is gevestigd op de nieuwe wet, maar je mogelijkheden als slachtoffer blijven beperkt.’

Samen met Lenneke Post, onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam, deed Van den Broeke onderzoek naar de Een verbod kan volgens hen enorm waardevol zijn. ‘Naast het probleem van handhaving kan er alsnog een symbolische werking van zo’n wet uitgaan’, zegt Van den Broeke. ‘Dus dat de slachtoffers en hun omgeving zich gesteund voelen, door het enkele feit dat er zo’n wet is. Dat is positief. Maar als zo’n wet verder een tamelijk tandeloze tijger is, wat dan?’

‘Er zit een dun randje tussen symboolpolitiek en de wet inzetten als een symbolische steun in de rug’, vult Post haar collega aan. ‘Aan symboolpolitiek hebben we niks. Aan een symbolische steun in de rug wel, maar alleen als je daarnaast inzet op een bredere maatschappelijke dialoog tussen overheid en religieuze gemeenschappen, en religieuze gemeenschappen onderling.’

Maar juist een verbod kan de verhouding tussen overheid en gelovigen óók op scherp zetten, ziet Van den Broeke. ‘We vermoeden dat aanbieders en uitvoerders van conversiehandelingen ondergronds zullen gaan als er een wettelijk verbod komt. Het gaat hier om gesloten geloofsgemeenschappen, die vaak al wantrouwend staan tegenover inmenging van de overheid in het religieuze leven. Dat maakt het nu al heel moeilijk om duidelijk te krijgen om hoeveel geloofsgemeenschappen het gaat.’

Met andere woorden: in plaats van dat het verbod het probleem van conversiehandelingen aanpakt, wordt het probleem in de praktijk misschien juist nog onzichtbaarder, ongrijpbaarder en dus onoplosbaarder.

‘Pas toen ik begin dertig was, zocht ik hulp bij een psycholoog. (…) Ik heb vier jaar therapie nodig gehad om mijzelf weer te vinden. (…) Ik leerde van mijzelf te houden en voelde niet langer de druk om te voldoen aan wat anderen van mij verwachtten.’

Er is meer dan een verbod nodig

Het moge duidelijk zijn: enkel en alleen een verbod gaat de praktijk van conversiehandelingen in Nederland niet stoppen. Het wetsvoorstel kan een belangrijke stap vormen, maar er moet meer gebeuren om dit ingrijpende probleem écht aan te pakken.

Uit het onderzoek van Post en Van den Broeke blijkt dat er niet één ideale ingreep is die voorgoed een einde maakt aan conversiehandelingen. Er is een combinatie van maatregelen nodig, die goed op elkaar afgestemd zijn. In hun rapport doen ze een reeks aanbevelingen voor beleid dat het verbod zou kunnen ondersteunen.

Zo kan de regelgeving rondom het intrekken van subsidie of de worden aangescherpt. Organisaties en stichtingen die conversiehandelingen verrichten, kunnen zo gekort worden op het geld dat ze van het Rijk ontvangen, of belastingvoordelen kwijtraken.

De overheid kan ook meer investeren in de zorg voor slachtoffers. Bijvoorbeeld door een landelijk steunpunt op te richten, een voorlichtingswebsite te lanceren, of te investeren in onafhankelijke geestelijk verzorgers die slachtoffers kunnen ondersteunen.

Ook op scholen is een wereld te winnen. Zo zou de Onderwijsinspectie actief toezicht kunnen houden op activiteiten rondom conversie binnen scholen. Er kan nog meer nadruk komen op onderwijs over seksuele en genderdiversiteit, óók op scholen die hier vanuit religieuze overwegingen moeite mee hebben. En het aanstellen van onafhankelijke vertrouwenspersonen kan de sociale veiligheid van lhbti+’ers op scholen verbeteren.

Voor D66-Kamerlid Wieke Paulusma behoort zo’n breder pakket aan maatregelen zeker tot het wensenlijstje: ‘We moeten óók veel betere zorg organiseren voor mensen die dit is overkomen. Maar laten we nu eerst de juridische brug nemen en dan de rest. Wat mij betreft zijn die twee dingen onlosmakelijk met elkaar verbonden.’

Of de rest van de Tweede Kamer daar ook zo over denkt, valt te bezien. In zijn nieuwe samenstelling wordt het nog een hele klus om het verbod er überhaupt doorheen te krijgen. De in 2021 aangenomen motie over deze wet maar het zou kunnen gebeuren dat Paulusma straks net een paar stemmen tekortkomt.

Maar zelfs als het lukt om een meerderheid voor het verbod te fiksen, is het dan wel realistisch om te verwachten dat het broodnodige aanvullende beleid er ook nog wel komt? Binnen onze huidige politiek, met haar notoir korte aandachtsspanne?

Het risico is dat er ondanks een goedbedoeld verbod in de praktijk nauwelijks iets ten goede verandert. Een drama, volgens onderzoeker Anton van Wijk: ‘Ik heb de schadelijke kanten van conversiehandelingen gezien, het verdriet en het leed dat jonge mensen met zich meedragen. Omdat ze lang niet konden zijn wie ze zijn. Dat zou de hele samenleving zich moeten aantrekken.’

Meer lezen?