Noem het een financiële Godwin . Deze week becijferde Dimitris Mardas, de Griekse onderminister van Financiën, dat de Grieken nog wat te goed hebben van Duitsland: 279 miljard euro. De Duitse bezetter was tijdens de Tweede Wereldoorlog in Griekenland uitzonderlijk hardhandig te werk gegaan. Compensatie voor al deze ellende had Griekenland echter nauwelijks gekregen. Ja, in 1960 had Duitsland een klein bedrag betaald, maar dat stond in geen enkele verhouding tot de hongersnood, arbitraire moordpartijen, roof en plunder die Griekenland jarenlang had ondergaan.
Tijd om af te rekenen, vonden de Grieken. Zeker omdat Griekenland zelf in de schuldenproblemen zit, was het onverteerbaar dat Duitsland nooit zijn historisch schuld had betaald. Want waar na de Eerste Wereldoorlog de geallieerden Duitsland op de pijnbank hadden gelegd, daar bleef Duitsland dit lot na de Tweede Wereldoorlog bespaard.
De Grieken trekken echter de verkeerde les uit de geschiedenis. Millennia lang was bloedvergieten Europese volkssport nummer één. De ene oorlog was nog niet afgelopen of de basis voor de volgende was al gelegd. Vergevingsgezindheid was meestal ver te zoeken.
In juni 1919 kwamen de Amerikaanse president Woodrow Wilson, de Franse president Georges Clemenceau en de Britse premier David Lloyd George bijeen in het paleis van Versailles. Duitsland had de Wereldoorlog verloren, de geallieerden gewonnen, nu kwam de rekening. Een astronomische, welteverstaan. ‘Le boche payera tout!’ — de mof betaalt alles!
Het verdrag – door een Franse generaal beschreven als ‘een twintigjarig staakt-het-vuren’ – zorgde ervoor dat de stinkende wonden van de Eerste Wereldoorlog niet konden helen. Duitsland bleef de vijand en bleef boeten.
Hoe Duitsland in het slop raakte
In 1932 wonnen de nationaalsocialisten de verkiezingen. De Weimarrepubliek was aan het eind van haar latijn gebleken. Al twee jaar was Duitsland eigenlijk onbestuurbaar; het land werd per decreet geregeerd door de conservatieve Heinrich Brüning. De werkloosheid was opgelopen tot 30 procent en er was nog geen teken van economisch herstel. Hoe had het zover kunnen komen?
Zoals zoveel economische problemen in de jaren twintig en dertig, waren de herstelbetalingen er debet aan. Tegen 1923, nadat de hyperinflatie was uitgebroken, werd duidelijk dat het onmogelijk was Duitsland tot betaling te dwingen. Het had het geld simpelweg niet.
Net als Griekenland, moest Duitsland reparatiebetalingen doen in een valuta waar het geen controle over had. Duitsland kon niet zomaar de munt bijdrukken en de rente drukken, omdat de schuld niet in marken, maar in goud was uitgedrukt. En dat had Duitsland na de Eerste Wereldoorlog niet meer. Om te kunnen betalen, moest Duitsland goud verdienen door meer te exporteren dan te importeren. De betalingscapaciteit daarvoor was echter gering. Nog afweziger: de wil überhaupt te betalen.
In ruil voor gedeeltelijke schuldkwijting moest Duitsland de broekriem aanhalen
In 1924 ging daarom een nieuwe reparatieplan van kracht: het Dawes-plan. Om te garanderen dat de Duitse economie weer kredietwaardig werd, kregen particuliere crediteuren in het Dawes-plan voorrang op overheden. Pas als alle private crediteuren betaald waren, moesten de reparatiebetalingen te worden voldaan.
Duitse overheden, bedrijven en huishoudens sloegen roekeloos aan het lenen. Want ‘hoe meer commercieel krediet Duitsland binnen zou vloeien, hoe minder reparatiebetalingen Duitsland waarschijnlijk zou moeten betalen,’ aldus economisch historicus Albert Ritschl. Duitsland betaalde tussen 1921 en 1931 19,1 miljard mark aan reparaties, in dezelfde periode vloeide er 27 miljard aan - met name Amerikaans - krediet Duitsland binnen.
Het zou niet lang duren. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, bang dat reparatiebetalingen niet gedaan zouden worden, stuurden in 1928 aan op een nieuw betalingsplan. Zes maanden voor de beurskrach op Wall Street werd het Dawes-plan definitief vervangen door het Young-plan.
Door het Young-plan kregen overheden weer voorrang op andere crediteuren. Duitsland kreeg ook weer wat ademruimte. De Duitse schuldenlast werd met twintig procent verminderd. ‘De prijs die daarvoor betaald moest worden was een rigide deflatoir programma uitgevoerd en gemonitor door de Duitse centrale bank,’ schrijft Albert Ritschl. Met andere woorden: in ruil voor gedeeltelijke schuldkwijting moest Duitsland de broekriem aanhalen.
Waar de vergelijking met Griekenland begint
Nu ze niet langer bevoordeeld waren, bleken private partijen plotseling een stuk minder enthousiast over de kredietverstrekking aan Duitsland. De kredietstroom die de Duitse economie drijvende had gehouden stokte. Onmiddellijk begon de economie te haperen en daarmee de staatsfinanciën. Een groot probleem, vonden de geallieerden. Zonder sluitende begroting was er nog minder goud beschikbaar om de reparaties mee te betalen.
Net als Griekenland nu, was Duitsland begin jaren dertig aangewezen op tijdelijke leningen van buitenlandse overheden en centrale banken, die dikwijls alleen onder strenge voorwaarden werden verstrekt. Duitsland stond bovendien gedurende de jaren twintig en dertig permanent onder toezicht van een ‘reparatiecommissie’ die de Duitse staatsfinanciën scherp in de gaten hield. ‘Het hervormen van de publieke financiën is het belangrijkste probleem voor de Duitse overheid en op diens oplossing leunt de voorspoed van de Duitse economie,’ schreef de commissie eind 1930 in haar rapport.
Hervormen deed Duitsland. Onder het bewind van Heinrich Brüning, beter bekend als De Hongerkanselier, werd een serie snoeiharde bezuinigingen en loon- en prijsverlagingen doorgevoerd. Met kwalijke gevolgen. De Duitse werkloosheid liep op van 7,5 procent begin 1929 naar ruim 30 procent eind 1931. De industriële productie daalde in dezelfde periode met ruim 42 procent.
Ondertussen bleef het goud het land uitstromen. Dat dwong Duitsland nog harder op de rem te trappen – om de rente te verhogen en nog meer te bezuinigen. Het was een negatieve spiraal. Toen in 1931 het restrictieve Duitse beleid een bankencrisis ontketende was er geen houden meer aan. Het goud vloeide weg en zonder een nieuwe lening of een betalingsstop zou Duitsland nog voor het einde van 1931 bankroet zijn.
Die betalingsstop kwam er. In december 1931 accordeerde het Amerikaanse congres, onder hevig Frans protest, een betalingsstop voor alle oorlogsschulden. Aan de bezuinigingen was echter nog steeds geen einde gekomen. In dezelfde maand voerde Brüning zijn vierde Notverordnung door, waarbij de lonen, rentes en prijzen nog eens werden verlaagd.
Toen in 1932 verkiezingen werden gehouden, piekte de werkloosheid nog altijd. Een godsgeschenk voor de nazi’s. Ze wonnen de verkiezingen in november 1932 met 33,09 procent van de stemmen. De Duitse economisch historicus Christian Stogbauer becijferde later dat voor elk procentpunt werkloosheid de nazi’s 0,79 procentpunt meer stemmen kregen.
Niet zo vreemd, want de middenpartijen - van de sociaaldemocraten tot de conservatieven - hadden geen enkel antwoord op de mensonterende werkloosheid. Extreemrechts wel: ‘Onze economie lijdt niet aan een gebrek aan productiemiddelen, maar aan een gebrek aan het gebruik van onze productiemiddelen,’ stond in het Wirtschaftliches Sofortprogramm van de nazi’s te lezen.
De rest is geschiedenis.
De witte bladzijde van de geschiedenis
We schrijven 1953, iets meer dan dertig jaar na Versailles. De Tweede Wereldoorlog was nog maar net ten einde, Europa lag opnieuw in duigen en opnieuw speelde die vraag: hoe nu verder?
En toen gebeurde er iets bijzonders.
De minister van Financiën was verheugd over het feit dat ‘de overwinnende volkeren’ zoveel ‘grotere wijsheid’ hadden getoond
In een van de weinig witte bladzijden van de geschiedenis liet Europa zichzelf van zijn beste kant zien. De Duitse oorlogsschulden waren al een tijdje geblokkeerd, maar ze bestonden nog steeds. Er moest een oplossing komen, want zonder permanente schuldenregeling bleef Duitsland totaal geïsoleerd binnen Europa en kon de handel niet opbloeien. Op de Londense schuldenconferentie werd het agressieve Duitsland officieel vergeven. De Duitse oorlogsschulden werden gekwijt, herstelbetalingen opgeschort tot Sint-Juttemis, zelfs schulden van voor de oorlog werden deels vergeven.
Begrijpelijkerwijs was niemand het Duitse volk erg gunstig gezind indertijd. Niettemin zei onze toenmalige minister van Financiën Piet Lieftinck verheugd te zijn over het feit dat ‘de overwinnende volkeren’ zoveel ‘grotere wijsheid’ hadden getoond en niet opnieuw de fouten van Versailles hadden begaan. Dit keer werd Duitsland vergeven.
Een grote wijsheid, zo bleek. Duitsland kon zich herstellen en werd zelfs een volwaardig lid van de Europese gemeenschap.
De helende werking van de schone lei
En hoe nu verder? We lijken namelijk weer terug bij af. Want Griekenland krijgt de Eerste Wereldoorlog- en niet de Tweede Wereldoorlog-behandeling. De lessen uit het verleden zijn volledig vergeten.
Schokkend genoeg niet alleen door de Duitsers en de Nederlanders, maar ook door de Grieken zelf. Want met hun voorstel om alsnog betaling van de oorlogsschulden te eisen, gaan ze eigenlijk mee in de logica van hun crediteuren. Die logica - dat schulden immer en altijd betaald moeten worden - wil het land gebruiken om van Duitsland leningen uit een ver en duister verleden terug te eisen.
En zo blijven we bij de Eerste Wereldoorlog steken. Elke historische schuld moet altijd betaald worden.
Dat is niet de les uit het verleden. Die les is juist dat hoe kwalijk de ontstaansgeschiedenis van schulden ook is (in Duitsland omdat ze half Europa in puin legde, in Griekenland omdat ze boven zijn stand leefde), het scheelt vaak een hoop zinloze pijn om gewoon weer met een schone lei te beginnen.
Duitsland, tegenwoordig het Europese incassobureau, kan dat weten uit zijn eigen geschiedenis. Want terwijl de rest van Europa tijdens de jaren dertig bleef volharden dat ‘de mof’ zou betalen, stortte de Duitse economie ineen, en in trok zijn val de democratie mee. Die fout begingen we goddank niet nog eens na de Tweede Wereldoorlog.
Die geschiedenis moeten de Grieken niet willen terugdraaien door alsnog betaling te eisen, ze moeten die geschiedenis juist gebruiken als één van de meest krachtige argumenten voor vergiffenis.
De feiten tonen aan: een crisis bezuinig je niet de wereld uit Nu het CBS meldt dat de Nederlandse economie weer eens is gegroeid, staat het kabinet-Rutte II te springen om met de eer te strijken. Onze bezuinigingen hebben gewerkt, klinkt het. Is dat zo? Correspondent Sander Heijne onderscheidt feit en fabel in het bezuinigingsdebat. De geschiedenis leert: wat de Grieken willen is heel redelijk (en wat de Duitsers willen hypocriet) ‘Radicaal’ worden de plannen van Syriza genoemd, de partij die afgelopen weekend overtuigend de Griekse verkiezingen won. Maar als je de geschiedenis erop naslaat, is het helemaal niet zo gek dat de Grieken nieuwe afspraken willen maken over de schuldenlast van hun land. Kwijtschelding is misschien zelfs wel de redelijkste optie. Ironisch genoeg weten de Duitsers daar alles van. Mini-Docu: In Griekenland is er leven na de crisis In Midden-Griekenland heeft een groep mensen een nieuw bestaan opgebouwd. Bij hen is het geen crisis en wordt eigen eten verbouwd en energie opgewekt. Videocorrespondent Nikolia Apostoulou maakte er deze mini-documentaire voor De Correspondent over.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!