Mei 2015. Een gewone lentedag in het zuiden van Thailand. Mensen rijden op hun scooters langs de vele rubberplantages in de regio of liggen uitgeput in hangmatten voor hun huis. Dan komen er opeens drie in lompen geklede mannen de jungle uit gestrompeld. Ze zitten onder de wonden, zijn lijkbleek en spreken een vreemde taal.
In eerste instantie denken de dorpsbewoners dat het de geesten van overleden voorouders zijn, maar als er meer volgen, dringt de werkelijkheid zich langzaam aan hen op: deze mensen leven nog.
Dit is geen scène uit The Walking Dead, maar slechts een van de vele verschrikkingen die de Rohingya doorstaan.
De VN riepen hen al in 2013 uit tot meest onderdrukte volk ter wereld, maar veel is er sindsdien niet veranderd. In eigen land zitten ze vast in van de buitenwereld afgesloten getto’s in vijandige steden, of in door het leger bewaakte kampen.
Buiten de muren ervan worden ze aangevallen en vermoord zonder dat iemand daar iets tegen doet. Geen volk ter wereld wordt zo serieus bedreigd door genocide als de Rohingya, stellen verschillende mensenrechtenorganisaties.
Nu het regenseizoen eindigt zullen net als de voorgaande jaren opnieuw duizenden Rohingya de zee op vluchten in boten die het best zijn te beschrijven als hedendaagse slavenschepen. Talloze Rohingya’s zullen net als vorig jaar sterven in de martelkampen waar ze naartoe worden gebracht.
En nee, het zijn geen radicale moslims die de ellende veroorzaken, maar nationalistische boeddhisten. De moslim is in dit verhaal het slachtoffer.
De Rohingya hebben geen rechten, wel heel veel restricties
De Rohingya zijn een islamitische minderheidsgroep die van origine uit Bangladesh komen, maar al eeuwen in de West-Birmese provincie Rakhine State wonen. Omdat de overheid hen niet erkent als burgers – maar als illegale migranten uit buurland Bangladesh – genieten ze geen rechten en krijgen ze restricties opgelegd in vrijwel ieder aspect van hun leven.
In het noorden van Rakhine State vormen de Rohingya de meerderheid. Door illegale migratie uit Bangladesh en een sterkere bevolkingsgroei groeien ze sneller dan de oorspronkelijke inwoners van het gebied: de boeddhistische Rakhine. De laatste jaren voedden nationalistische monniken, politici en (daarachter) machtige personen binnen het leger steeds meer het wantrouwen tegen de Rohingya’s. Zo begonnen steeds meer mensen te geloven dat de islamitische Rohingya’s het gebied wilden overnemen.
In juni 2012 mondden rellen tussen Rohingya en boeddhisten uit in een bloedbad nadat drie Rohingya’s naar verluidt een boeddhistisch meisje hadden verkracht en vermoord. Aangemoedigd door de grootste etnische politieke partij uit de regio en nationalistische monniken, en gesteund door de politie en (in mindere mate) het leger werden uit wraak honderden huizen van Rohingya’s platgebrand en vonden tientallen mensen de dood.
Tenminste 200.000 Rohingya vluchtten naar buurland Bangladesh, een land nog armer dan Birma. Ruim 140.000 Rohingya’s werden naar gesloten opvangkampen in de regio gestuurd, waar ze overleven dankzij internationale hulp. Duizenden anderen vluchtten in gammele bootjes de zee op, op zoek naar een veilig heenkomen in Maleisië of Indonesië.
Een wijk als symbool van standvastigheid
Fotograaf Andreas en ik besluiten af te reizen naar Maleisië om de verhalen van gevluchte Rohingya’s en hun ontberingen in de junglekampen op te tekenen. Daarna reizen we af naar Birma, om met eigen ogen te zien waarom zij vluchtten, en waar de haat tegen hen vandaan komt (dit laatste wordt een volgend verhaal).
De reis brengt ons in Sittwe, de hoofdstad van Rakhine State. Twee dagen nadat de slachtpartij daar in 2012 begon, stond er nog één wijk overeind: Aung Mingalar. Duizenden Rohingya’s hadden zich er verschanst. Ze werden beschermd door het leger, dat door de toenemende internationale druk niet meer een andere kant op kon blijven kijken.
Nu, ruim drie jaar later, is de wijk voor de achterblijvers een symbool van standvastigheid. Maar het leven is er zwaar. Omdat de inwoners vluchtelingen noch ontheemden zijn, is internationale hulp niet toegestaan. En omdat niemand de wijk zomaar in of uit mag, heerst er een schrijnend gebrek aan bijna alles.
Terwijl nog geen honderd meter verderop toeristen genieten van luxe maaltijden in een van de restaurants aan de hoofdstraat, breken in Aung Mingalar Rohingya’s hun huizen af op zoek naar brandhout om op te koken.
Khin Ngunt Nge (30), een van de inwoonsters van de wijk, draait moedeloos met haar ogen. ‘Als we naar buiten gaan worden we vermoord, binnen sterven we aan een gebrek aan voedsel en medicijnen. We leven als dieren in een kooi.’
In het weekend proberen dronken Rakhine de wijk soms binnen te dringen om de inwoners te verjagen, geregeld worden er geruchten verspreid dat Rohingya’s iets van plan zijn en stromen de relschoppers toe. De politie en het leger moet de bevolkingsgroepen van elkaar scheiden, maar de inwoners van de wijk vertrouwen hen niet. Uit angst houden iedere nacht zeventig Rohingya’s zelf de wacht.
Buiten de wijk verdwijnt ondertussen alles wat herinnert aan de Rohingya’s langzaam uit het straatbeeld. De oude moskee is verlaten en brokkelt af, soldaten houden de wacht en zorgen ervoor dat niemand de ruïne betreedt. Op de fundamenten van verbrande huizen van Rohingya’s zijn nu pagodes gebouwd, het boeddhistisch museum en het culturele museum staan op grond die voorheen eigendom was van moslims uit de stad.
U Shwe Hla (56), het dorpshoofd van Aung Mingalar, heeft zichtbaar moeite om zijn woede over de afbraak onder woorden te brengen ‘De overheid probeert ons uit het zicht van de wereld uit te roeien omdat ze vinden dat we hier niet horen. Ze zeggen dat we Bengali zijn, maar we leven al generaties in dit land. In de stad staan moskeeën waarop staat dat ze zijn gebouwd in 1726, 1793 en 1859. Toen was het geen probleem dat we hier woonden, nu wel.’
Hij zucht: ‘We blijven hier wonen omdat dit de laatste plek is in de stad waar we nog bestaan, maar we leven altijd in angst. We worden beschermd door dezelfde politie die in 2012 op ons schoot. Als we worden aangevallen hebben we niets om ons mee te verdedigen.’
Niets minder dan etnische zuivering
In het negen kilometer verderop gelegen opvangkamp Darpaing is het leven al niet veel beter. Hoewel de ongeveer 20.000 inwoners hulp krijgen van internationale organisaties, is de levensstandaard laag. Families leven soms met veertig leden in kleine, armoedige hutten. Er heerst tuberculose, knokkelkoorts en mensen lijden aan diabetes. Twee keer per week bezoekt een mobiele zorgpost het kamp, maar het is niet genoeg, zeggen de inwoners.
Aan de rand van het kamp treffen we gemeenschapsleider en voormalig advocaat U Kyaw Hla Aung (76), die jarenlang gevangenzat om zijn inzet voor mensenrechten en erkenning van de Rohingya’s. We vragen hem hoe het kan dat de twee bevolkingsgroepen elkaar ineens zo naar het leven staan.
Zijn antwoord is duidelijk: het wantrouwen, dat eerder niet zo groot was, is gegroeid na de inmenging van invloedrijke personen. Zij hoopten er politiek en financieel beter van te worden.
‘Ik heb boeddhistische vrienden in Sittwe, net als andere Rohingya’s hier. Ze beschermden ons ook toen onze huizen werden aangevallen. Maar de overheid wilde ons weghebben en was te sterk. Ze verspreidden leugens over ons en betaalden mensen van buitenaf om ons te verjagen. Het is een politieke zaak,’ zegt hij.
De middelen die de overheid inzet zijn volgens hem niets minder dan etnische zuivering. Hij somt de in Darpaing veel gehoorde, maar vaak onbevestigde geruchten op:
- Rohingya’s sterven in het ziekenhuis na het gedwongen toedienen van een onbekende injectie.
- Rohingya’s worden vermoord zonder dat de oorzaak wordt onderzocht.
- Huizen van Rohingya’s worden doorzocht door soldaten om alles wat als wapen kan dienen in te nemen, tot kookmessen en waterpompen aan toe.
‘We zijn bang dat ze ons willen ontwapenen omdat ze zich voorbereiden om ons aan te vallen,’ zegt hij.
In Maungdauw mogen Rohingya’s zelfs geen telefoon gebruiken omdat de politie bang zegt te zijn dat ze worden gebruikt om contact te hebben met Al-Qaida. Hijzelf werd na de rellen in 2012 gearresteerd omdat de politie een in het Birmees opgestelde brief in zijn huis vond waarin stond dat hij zich had aangesloten bij Al-Qaida.
‘In het Birmees!’ zegt hij hoofdschuddend. ‘De leugens van de overheid zijn soms zo slecht dat ik erom moet lachen.’
Maar het effect van die geruchten is verre van grappig. Het wantrouwen van een invloedrijke groep boeddhisten groeit en is zo groot dat hij het liefste zou zien dat de VN een veiligheidszone instellen om de Rohingya te beschermen.
‘Als het leger de Rakhine toestaat hier te komen zijn we machteloos. Ze zullen schieten en alles in de brand steken. Dat gevaar is heel groot en iedereen is daar bang voor. Ik ben bang dat ze niet zullen stoppen totdat iedereen weg is.’
Zijn dochter vluchtte inmiddels naar Singapore, waar ze nu werkzaam is als universitair docent. Ze smeekt haar vader ook te vluchten, maar hij is vastberaden om zijn mensen niet in de steek te laten. Om zijn woorden kracht bij te zetten bouwt hij een nieuw huis aan de rand van het kamp.
U Kyaw Hla Aung: ‘Ik bouw dit huis omdat ik wil laten zien dat we moeten blijven. Dit is onze geboortegrond, we horen hier. Als we vertrekken, geven we alles wat we hebben op.’
Meer en meer Rohingya’s ontvluchten het land
Maar zijn boodschap vindt steeds minder gehoor. Meer en meer Rohingya’s willen het armoedige leven in Darpaing juist ontvluchten.
Op het strand van Beydar, grenzend aan het kamp, brengen dezelfde vissersboten die hun vangst op het strand uitstallen, Rohingya’s de zee op naar grotere boten van smokkelaars die hen naar Maleisië, Indonesië of Thailand zullen brengen.
Vorig jaar waagden ruim 88.000 Rohingya en migranten uit het nabijgelegen Bangladesh de overtocht. Honderden mensen stierven op zee, een onbekend aantal in door smokkelaars opgezette kampen diep in de jungle van Thailand en Maleisië. Pas nadat families honderden euro’s betaalden werden ze vrijgelaten.
De vondst van tientallen massagraven in mei leidde tot een storm aan kritiek uit de internationale gemeenschap. Kogelhulzen, martelwerktuig en botresten waren de stille getuigen van wat daar gebeurd moet zijn.
Al die tijd ontkent de Birmese overheid iets met de verschrikkingen te maken te hebben. Volgens hen zijn de slachtoffers geen Rohingya’s, maar vluchtelingen uit Bangladesh. De inwoners van Darpaing stellen echter dat als het regenseizoen eindigt er opnieuw duizenden Rohingya’s zullen vertrekken uit Birma.
‘We vluchten omdat we weten dat de situatie hier niet zal veranderen,’ zegt Riyazul Alam (28), een gespierde jongen met een felle blik in zijn ogen. Zijn zus en haar zoon kwamen een paar maanden eerder tijdens hun vlucht om het leven toen ze door andere opvarenden bij een ruzie werden doodgeslagen. Twee van haar kinderen zijn sinds het drama spoorloos, maar dat houdt hem niet tegen ook te vertrekken.
‘Ik weet dat het gevaarlijk is op zee, maar denk aan mijn toekomst. We leven hier dankzij hulp uit het buitenland, maar hoelang duurt dat nog? Wie zal ons beschermen als we worden aangevallen? Hoe kunnen mijn kinderen hier opgroeien? De overheid verkrachtte onze zusters en moeders voor onze ogen, maar we konden niets doen. Ik heb geen toekomst hier, mijn toekomst ligt aan de andere kant van de zee.’
Thaise martelkampen
Diaburahamam (17) overleefde de boottocht en de junglekampen. We spreken hem in een theehuis in Alor Setar, Maleisië. Hij is illegaal, waardoor hij nog steeds geen rechten heeft, en is getraumatiseerd door de gebeurtenissen.
Na te hebben geluisterd naar de verschrikkingen die hij heeft meegemaakt, vraag ik hem of hij spijt heeft van zijn vlucht.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Had ik een keuze?’ vraagt hij gelaten. Met een doffe blik in zijn ogen staart hij naar de grond. Het is de typische blik van een kind dat nooit meer kind zal zijn, zoals ik die ook zag bij Zuid-Soedanese kindsoldaten en jonge Yazidi’s in Irak.
Scène voor scène rijgt hij de meest verschrikkelijke verhalen aaneen, met een monotoon, bijna krakend stemgeluid. Hoe hij in Birma door soldaten werd gemarteld omdat hij een vis had gevangen waar dat niet mocht. En dat ze hem dreigden te vermoorden als hij niet vertrok.
Daarna volgde een helse vlucht op zee. Om zo veel mogelijk mensen in één keer te vervoeren was het schip omgebouwd tot een log en zeeonwaardig gevaarte, de ruim vijfhonderd opvarenden zaten zo dicht opeengepakt dat het zelfs onmogelijk was om te zitten.
Toen na een paar dagen varen de brandstof opraakte dobberde het schip vijf weken stuurloos op zee. Mensen vochten om voedsel en water om te overleven. Wie om hulp smeekte, werd door de smokkelaars doodgeslagen en overboord gegooid.
Uitgeput kwamen ze aan in Thailand. Daar werden ze door de smokkelaar de jungle in geloodst. Na twee dagen lopen arriveerden ze in een met plastic zeilen opgezet tentenkamp. Verspreid onder de zeilen zaten tien mensen. Toen hij beter keek, zag hij dat er drie overleden waren, de anderen waren zo uitgemergeld dat ze bijna niet meer konden praten.
Door het vele lopen hadden mensen wonden opgelopen die waren gaan ontsteken, anderen leden aan infecties door de altijd vochtige ondergrond. Mensen teerden langzaam weg, zegt hij. Zwangere vrouwen bevielen in de jungle, hij zag dat verschillenden vrouwen miskramen hadden.
Diaburahamam werd gemarteld en gedwongen zijn familie op te dragen zo snel mogelijk omgerekend 1600 euro te betalen. Na een week lukte het zijn vader om het geld bijeen te vinden. Het hele dorp had daarvoor geld opzij gelegd, zegt hij.
Diaburahamam: ‘Ik ben nu vrij, maar ik heb nog steeds geen rechten. Mijn doel is om verder te reizen naar een land waar ik rechten zal hebben.’
Een rustplaats voor anonieme doden
Op een hobbelig veldje in het nabijgelegen Kampung Tualan liggen 105 Rohingya’s begraven die de junglekampen niet overleefden. Op de zerken staan nummers, geen namen. De lichamen waren onherkenbaar toen de Maleisische politie hen afgelopen mei in het grensgebied tussen Thailand en Maleisië uit een massagraf haalde.
We staan voor de zerken met Mohamed Noor, voorzitter van de lokale afdeling van de Rohingya Society Malaysia (RSM). ‘Deze mensen ontvluchtten hun thuisland omdat het daar onleefbaar voor hen is. Ze hadden geen andere keuze,’ zegt hij.
Noor begeleidde de lichaamsresten in augustus naar hun laatste rustplaats en leidde een dienst voor de anonieme doden. Hij bad met de rouwenden tot God: ‘Als deze mensen kinderen of familie hebben, bescherm hen dan.’
Aan de rand van de begraafplaats zijn nieuwe kuilen gegraven, want Noor weet dat de komende weken nieuwe boten zullen vertrekken en nieuwe doden zullen volgen.
Hij zucht, en zegt dan wat talloze Rohingya’s ons op het hart drukten. ‘Ik wil dat de wereld weet wat we doormaken. Geen volk ter wereld zou dit mogen doormaken. We worden aangevallen omdat we niet mogen bestaan.’
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Lees hier meer over Birma:
In Birma mag het volk nu op een Nobelprijswinnaar stemmen (maar schiet het daar iets mee op?) Op 8 november koos Birma een nieuw parlement. Het is de zoveelste hoopvolle ontwikkeling in het steeds verder democratiserende land. Of is de werkelijkheid toch minder rooskleurig dan het lijkt? Met fotograaf Andreas Stahl ging ik op onderzoek uit onder Birmese studenten. Zo ziet de surrealistische burgeroorlog in Birma er van dichtbij uit De burgeroorlog in Birma wordt als een van de langstlopende burgeroorlogen in de wereld beschouwd. Dat is niet vreemd, want hoe erg de situatie ook is, bijna alle betrokken partijen hebben baat bij de – vaak gewelddadige – status quo. Ik bezocht in het geheim het ministaatje Kachin State en bevond mij opeens in een van de meest surrealistische conflicten die ik ooit van dichtbij meemaakte. Een verslag. Met een dictatuur die zich voordoet als democratie is het prima zaken doen Van een land met een militaire dictatuur en een van de langstlopende burgeroorlogen ter wereld, is Birma beland in een proces van democratisering en ontwikkeling. Veel buitenlandse investeerders en bedrijven melden zich. Maar juichen we niet te vroeg? Een vooruitblik naar de verkiezingen.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!