De traditionele Nederlandse lezing van het Duitse voetbal luidde ongeveer zo: oké, ze winnen weliswaar alles wat er te winnen valt, maar eigenlijk kunnen ze niet voetballen - of in elk geval niet zo goed als wij.
Dat was nogal een potsierlijk verhaal. Onze erelijst was kort: het EK 1988. Hun erelijst was lang: het WK 1954, het EK 1972, het WK 1974, het EK 1976, WK 1990, het EK 1996. Maar rond de eeuwwisseling kregen de betweterige Nederlanders opeens gelijk. De Duitsers begonnen te verliezen, met gênant slecht voetbal.
‘’s Lands beste voetballers speelden eigenlijk niet eens meer voetbal,’ schrijft journalist Raphael Honigstein in Das Reboot, zijn boek over de wedergeboorte van het Duitse voetbal na deze donkere jaren. ‘Ze rommelden, struikelden, strompelden.’
Alles moest anders, en alles werd anders. Van jeugdopleiding tot talentherkenning, van trainersaanstelling tot wedstrijdanalyses, alles kreeg een reboot. Het leidde al snel tot succes – niet alleen winnen de Duitsers zoals vanouds, ze winnen in schoonheid.
Sinds 2006 haalde Duitsland op grote toernooien minimaal de halve finale. In 2014 werd het voor de vierde keer wereldkampioen. En ook op dit EK speelt Duitsland het mooiste voetbal. Vanavond kan tegen Italië de volgende halve finale worden behaald.
Halen wij Nederlanders de Duitsers nog een keer in? Dat zal lastig worden. Volgens Tobias Escher, auteur van het recent verschenen boek Von Libero zur Doppelsechs, zit het Duitse voetbal in een virtueuze spiraal. Steeds meer kinderen kiezen voor voetbal, de talenten worden steeds beter opgespoord, en ontwikkeld door steeds kundiger trainers.
Maar net zoals Duitsland in tijden van crisis van Nederland leerde – bijvoorbeeld met de jeugdopleiding – kunnen wij nu leren van de Duitsers. Uit de boeken van Escher en Honigstein en enkele interviews destilleerde ik vier Duitse lessen voor het Nederlandse voetbal.
1. Breek het trainerskartel
Het opvallendste verschil tussen het Nederlandse en het Duitse voetbal? De trainers en de technisch directeuren.
Nederlandse trainers en bestuurders komen vrijwel uitsluitend uit een old boys network van ex-profspelers. Hoe groter je verleden als voetballer, hoe groter je kans om als trainer te slagen, zo lijkt het.
In Duitsland gelden inmiddels andere regels. Jong of oud, wetenschapper of autodidact, ex-prof of zij-instromer – alles kan. Het doet er niet meer toe wie je bent, maar wat je kunt.
Zo wordt Borussia Dortmund getraind door Thomas Tuchel, die slechts acht wedstrijden in de tweede Bundesliga speelde. Bayer Leverkusen heeft een voormalig manager van een autofabriek als trainer, Roger Schmidt. Zelfs bondscoach Joachim Löw heeft voor Nederlandse begrippen een schamele carrière als speler achter de rug, met slechts 52 Bundesligawedstrijden.
Deze outsiders brachten nieuwe ideeën in het voetbal. En er zullen meer zulke types volgen. De Duitse voetbalbond heeft er beleid van gemaakt niet-ex-profs op te leiden tot trainer. Sinds 2008 worden gemiddeld 16 van de 24 plekken in de jaarlijkse opleiding tot proftrainer doelbewust gegund aan niet-ex-profs, vertelt Frank Wormuth, de baas van de opleiding.
De reden is simpel: de DFB beseft dat er ook buiten het profvoetbal mensen zijn met waardevolle ideeën over voetbal. Zeker, het helpt om ‘de geur van de stal’ te kennen, om profvoetbal te hebben gespeeld, zegt Wormuth. ‘Maar dat is slechts een aspect van het trainerschap. Hoe ben je pedagogisch, analytisch, communicatief? Daar hebben ex-profs vaak minder oog voor.’
Meest in het oog springende product van dit beleid is de 28-jarige Julian Nagelsmann, die in februari trainer werd van Bundesligaclub TSG Hoffenheim. Nagelsmann kreeg het voor het zeggen toen Hoffenheim achttiende en laatste stond; met hem speelde de ploeg opvallend flexibel, verloor het nog maar een keer, en eindigde veilig als vijftiende.
Heeft Nederland een Julian Nagelsmann? Of een Sören Osterland, de assistent-trainer van Paderborn, die op zijn 25ste met een 10 afstudeerde aan de trainersopleiding? Nee.
Sterker, in Nederland lijken hun carrières niet eens mogelijk.
Kijk naar de lichtingen van de opleiding tot coach betaald voetbal sinds 2000, en je ziet met name ex-profvoetballers. En anders zijn het veertigers die zich jarenlang in het amateurvoetbal hebben moeten opwerken, om maar genoeg ervaring te hebben om door de strenge toelating te komen – als ze tenminste het inschrijfgeld van enkele duizenden euro’s kunnen betalen.
De toelatingseisen zijn ongetwijfeld met de beste bedoelingen zo streng gemaakt. Maar het gevolg is wel dat Nederland put uit een beperkte, homogene groep. Als je niet beter zou weten, zou je het een kartel van ex-profs kunnen noemen.
De KNVB ziet dit ook in. Ervaring als speler telt te zwaar bij de toelating, zo staat in het recente rapport Winnaars van morgen , en motivatie te licht. De bond is van zins dit veranderen.
2. Verleid de middenklasse
Dé verklaring voor het huidige succes van het Duitse voetbal?
Vraag het Duitse voetbalkenners en ze noemen de Nachwuchsleistungszentren - de jeugdopleidingen die alle clubs uit de twee hoogste divisies verplicht moesten opzetten. Hiervan kan Nederland weinig leren - jeugdopleidingen zijn er genoeg.
Toch is er een opvallend verschil met Duitsland. Honigstein schrijft in Das Reboot dat zo’n 60 procent van de spelers op de jeugdopleidingen Gymnasium doet, het Duitse equivalent van het vwo. Als je kijkt naar de spelers die uitkomen voor de nationale jeugdteams, is het percentage zelfs hoger. Van de 24 spelers in de Duitse WK-selectie van 2014 hadden er dertien gymnasium-eindexamen gedaan.
Hooglerarenzoons zitten in Nederland doorgaans op hockey; in Duitsland beslissen ze WK-finales
Of zoals Honigstein schrijft: ‘Voetbal is kennelijk een sport voor de middenklasse geworden.’
De DFB subsidieert de schoolgang van spelers in jeugdopleidingen. Hoger opgeleide ouders hoeven daardoor niet meer te vrezen dat een plaats op de jeugdopleiding ten koste gaat van de schoolcarrière. Het Duitse voetbal kan daardoor putten uit een grotere vijver van talent. Hooglerarenzoons als Mario Götze zitten in Nederland doorgaans op hockey; in Duitsland beslissen ze WK-finales.
En er is nog een tweede reden om slimme voetballertjes voor de sport te behouden. Voetbal, zo schrijft Honigstein, is een denksport geworden. Theoriekennis van tactiek is verplicht, zelfstandig nadenken onmisbaar. Een jeugdtrainer in Das Reboot: ‘Je moet in staat zijn om vier, vijf keer per wedstrijd van formatie of tactiek te wisselen – of je nu zestien bent of een speler van het eerste elftal.’
Zo bezien zijn vwo-voetballers niet alleen een extra bron van potentiële topspelers. Ze zijn ook beter toegerust voor het moderne spel.
Hoe Nederland in dit opzicht presteert weet ik niet precies. Schoolgang wordt zonder meer gestimuleerd, dat wel. Maar Ajax rapporteerde in 2006 trots over 17 procent vwo’ers - aanzienlijk minder dan de beste Duitse jeugdspelertjes. Van de zestien PSV-jeugdspelers die dit seizoen examen deden, was er één vwo’er.
3. Leer uit het buitenland
Decennialang jatten de Duitsers goede voetbalideeën uit andere landen, schrijft Escher. Tot de jaren negentig, toen ze dachten dat dit niet meer nodig was. Een vergissing die leidde tot het strompelvoetbal van rond de eeuwwisseling.
Sindsdien kijken de Duitsers weer naar het buitenland - met extra aandacht. Spanje, Nederland en Frankrijk stonden tijdens de reboot model voor spelopvatting, trainingsmethoden, en jeugdopleiding.
Van de Nederlanders namen ze techniektraining over. Van de Fransen leerde Frank Wormuth om te investeren in pedagogische trainers. Jürgen Klinsmann, de vernieuwende ex-bondscoach, importeerde uit Amerika moderne krachttraining. En huidig bondscoach Löw vertelde vorig jaar – live op televisie - over zijn interesse voor de driemansverdediging die hij in Italië en Chili had gezien.
Löw liet zijn assistent zelfs praten met de bondscoach van de Zwitserse handbalploeg, om meer te leren over diens tactiek om zonder keeper te spelen.
Doen wij hetzelfde? Kijken wij de kunst af in Spanje, Frankrijk, Duitsland? Praten onze bondscoaches hierover?
Nou, nee - het lijkt in elk geval veel minder deel van het openbare voetbaldebat. Nederland lijkt het buitenland vooral als afzetmarkt voor onze eigen ideeën te zien. Het was een tijd zelfs mode om over de Nederlandse trainer als exportproduct te praten.
Clichés over het buitenland staan geëtst in de Nederlandse voetbalpsyche. De Engelsen gelden als dom, de Italianen als defensief, en de Duitsers zijn uithoudingsvermogen en kracht. De Spanjaarden? Die zijn goed, ja, maar dat kwam door Johan Cruijffs zendingswerk in Barcelona. Het is een beetje alsof de tijd heeft stilgestaan in de vroege jaren negentig, toen Nederland op zijn top was.
Zelfs als een Nederlandse topclub te kijk gezet wordt, leidt dit eerder tot navelstaren dan tot nieuwsgierigheid. In februari 2014 werd Ajax twee keer ingemaakt door Red Bull Salzburg – getraind door de Duitse auto-ingenieur Roger Schmidt. Schmidt hanteerde een ongebruikelijke, agressieve, snelle tactiek. Hoogst interessante materie. Maar een serieus debat? Het kwam hier niet van de grond.
‘Niet te lang bij stilstaan,’ gaf Ajax-trainer Frank de Boer als commentaar.
4. Rekruteer een uitlegbeer
Als een Duits elftal in de donkere jaren rond de eeuwwisseling een wedstrijd verloor, bestond de kritiek in de media steevast uit drie elementen: dat de spelers niet genoeg hadden gehold, dat ze niet de juiste mentaliteit hadden, en dat ze een ‘natuurlijke leider’ misten.
‘Beloof je dat de spelers de volgende keer wel hun konten openrijten?,’ vroeg een presentator na afloop van weer een beschamend resultaat aan de toenmalig bondscoach, Rudi Völler. (Konten openrijten betekent in het Duits ‘hard rennen’.)
‘Dit is wat destijds doorging voor analyse,’ schrijft Honigstein. ‘Niet alleen het voetbal van de nationale ploeg zat vast in het verleden. Het publieke debat erover ook.’
Klinkt dat bekend?
In Duitsland is dit inmiddels compleet anders. In 2005 begon de ZDF, aangestoken door de vernieuwingsdrift van Jürgen Klinsmann, met iets nieuws. De omroep zette Jürgen Klopp - de jonge charismatische trainer van Mainz, intussen trainer van Liverpool - aan het werk als tv-analist. Met een soort digitaal schoolbord legde hij de tactiek van ploegen kraakhelder uit. Een jaar later, tijdens het WK in eigen land, deed hij het weer.
Miljoenen Duitse televisiekijkers werden die zomer collectief verliefd op ‘televisiebondscoach’ Klopp, de Taktik-Erklärbär, zoals Escher het noemt – een knuffelbare ‘uitlegbeer’. Klopp bewees dat inhoudelijke analyses van het voetbal niet saai zijn - hij gaf de kijker als het ware een nieuwe bril om het WK te bekijken. Inmiddels hebben meer omroepen en kranten uitlegberen, die vooraf en in de rust ruim de tijd krijgen het spel uit te leggen aan de kijkers.
Een Nederlandse variant van Klopp? Het vereist wat moed bij SBS, RTL of de NOS, en een welbespraakte jonge coach, die serieuze tijd en middelen krijgt. Probeer het eens met Alex Pastoor, Ernest Faber, of Erik ten Hag.
Nu nog de wil om te veranderen
Het Duitse voetbalsucces is het gevolg van een serie maatregelen die tussen 1998 en 2004 zijn genomen. Een-op-een kopieerbaar zijn ze niet. Dat komt omdat de Nederlandse situatie anders is dan de Duitse, maar het ook omdat veel veranderingen in Duitsland per toeval tot stand kwamen.
De crisis is er wel, de wil om er iets mee te doen lijkt er minder te zijn
Een laatste les is wel over te nemen. Toen de gelegenheid zich aandiende - met de verprutste EK’s van 2000 en 2004 - veranderde het Duitse voetbal zich. Never waste a good crisis.
Doen ‘wij’ dat ook? De crisis is er wel - de gênante verprutsing van de makkelijkste EK-kwalificatie ooit. De wil om er iets mee te doen lijkt er minder te zijn. Oké, de KNVB heeft recent een rapport uitgebracht over de toekomst van het Nederlandse voetbal - een stap in de goede richting. Maar dat rapport was al maanden eerder besteld, en echte reuring wil er niet over losbarsten.
Veelzeggender was de berusting na de uitschakeling voor het EK. Een medewerker van een grote Duitse ploeg die ik sprak, was in de Amsterdam Arena toen Nederland de kwalificatie voor het EK verspeelde.
‘Ik dacht: nu gaat het stadion in de fik,’ zegt de medewerker, die graag anoniem wil blijven. ‘De hel breekt los. Dat zou in Duitsland tenminste wel gebeuren. Maar het was een en al gelatenheid. Aan de spelers lag het niet, de coach mocht blijven zitten, de directie van de bond ook. In Duitsland zouden er zeker koppen rollen. Zo’n nederlaag is een uitstekende kans om verandering teweeg te brengen.’
Meer lezen?
Dit is de reden waarom het Nederlandse voetbal zo weinig voorstelt (en Oranje zo slecht speelt) De mislukte kwalificatie voor het EK voetbal is deels een kwestie van pech. Maar de data wijzen ook op een structureel probleem van het Nederlandse voetbal. En dat probleem heet: ongevaarlijk balbezit. Een analyse. Hoe een van Europa’s grootste voetbalrevolutionairen het Duitse voetbal veranderde Het Duitse voetbal is het afgelopen decennium ingrijpend veranderd. Onervaren coaches met opwindende ideeën zetten die vernieuwing in gang. De motor daarachter: Christian Heidel, directeur van het bescheiden FSV Mainz 05. Ik zocht hem op en stuitte op een modern Duits voetbalsprookje.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!