De voorbije maanden, sinds de lancering van De Correspondent, werkte ik aan een reeks bijdragen over democratische vernieuwing, gebaseerd op mijn recente boek Tegen verkiezingen. We waren bijna aan de finale toe, toen ik vier weken geleden tijdens een korte fietsvakantie op Fuerteventura (Canarische Eilanden) een zware val maakte en een rib, een sleutelbeen en fietshelm brak. Dat laatste was een groot geluk, anders was ik correspondent Hiernamaals geworden. Vooralsnog bericht ik u verder uit het ondermaanse.

Maar waar waren we gebleven?

Ik betoogde het volgende.

1) Dat ons representatieve stelsel aan leed (het vertrouwen, het draagvlak en de daadkracht kalven in sneltempo af; burgers wantrouwen politici, politici wantrouwen burgers, de toestand wordt stilaan dramatisch).

2) Dat het Democratisch Vermoeidheidssyndroom niet aan de politici lag (contra de populisten), niet aan de democratie an sich (contra de technocraten), niet aan de parlementaire democratie (contra Occupy en andere anti-parlementaire stromingen), maar aan iets heel anders,

3) Dat we onze democratie kapot aan het maken zijn indien we haar beperken tot verkiezingen. Ik toonde aan hoe in de loop van tweehonderd jaar  stilaan verziekingen werden.

4) Ik ging op zoek naar voor de Franse revolutie. In het oude Athene, in het Firenze van de renaissance en op diverse plekken in Europa gold loting als een veel democratischer procedure dan verkiezingen (waarvoor ik bevestiging vond bij Aristoteles, Montesquieu en Rousseau). 

5) Ik leerde hoe de Amerikaanse en Franse revoluties verkiezingen niet invoerden om de democratie mogelijk te maken, maar juist tegen te houden. De revoluties vervingen geen aristocratie door een democratie, maar een erfelijke aristocratie door een

6) Ik toonde aan hoe het oude idee van loting vandaag in een nieuwe vorm terugkeert: met random gekozen burgerpanels. We stonden stil bij het belangrijkste bezwaar tegen loting: de vermeende incompetentie van lotelingen.

7) In mijn laatste bijdrage voor mijn valpartij toonde ik hoe landen als op zoek gingen naar nieuwe vormen van burgerinspraak, los van verkiezingen. Ook al vonden ze plaats op grote schaal en gingen ze over wezenlijke onderwerpen, gewone media berichtten er maar zelden over. Daardoor is heel veel kennis en ervaring niet doorgedrongen tot een breder publiek.

De columns gaven aanleiding tot veel geanimeerde discussies. Lezers droegen nieuw materiaal aan, verwezen naar sites die ik niet kende, daagden me uit met tegenargumenten en gingen onderling met elkaar in debat. Ik zag sceptici enthousiast worden en enthousiastelingen kritisch. Er ontstond iets als een community. Het verlangen groeide zelfs om eens een avond in Amsterdam te organiseren: ik spring er graag voor in de trein. Toen ik in mijn ziekenhuisbed in Brussel lag, bedacht ik me nog hoe wonderlijk deze nieuwe site en deze nieuwe tijden zijn.

Genoeg gemijmer. Ter afsluiting van de reeks wil ik na dit lange en pijnlijke intermezzo graag nog twee bijdragen aan u voorleggen:

1. Wat als we een parlement nu eens zouden loten? (deze week)

2. Is een moderne democratie denkbeeldig zonder verkiezingen at all? (volgende week)

Te vroeg gelijk hebben 

Democratie beweegt zich met verschillende snelheden voort: terwijl politici huiverachtig zijn, media argwanend en burgers onwetend over nieuwe vormen van burgerinspraak, razen academici en activisten al naar volgende horizonten.

Hun taak is, zoals de Belgische filosoof Philippe Van Parijs onlangs zei, ‘te vroeg gelijk te hebben.’ Toen John Stuart Mill halverwege de negentiende eeuw betoogde dat vrouwen stemrecht verdienden, verklaarden zijn tijdgenoten hem ook voor gek. 

Toen John Stuart Mill halverwege de 19e eeuw betoogde dat vrouwen stemrecht verdienden, verklaarden zijn tijdgenoten hem voor gek 

Wetend dat hoongelach en meewarigheid hun deel zouden zijn, hebben diverse auteurs er de voorbije decennia voor gepleit om loting institutioneel en constitutioneel te verankeren in de democratie. Zij vonden dat het niet bij eenmalige projecten mocht blijven; gelote burgers dienden structureel deel uit te maken van de staat.

Hoe dat moest, was onderwerp van gesprek. De meeste denkers stelden voor om een van de wetgevende organen door loting te laten samenstellen. Inmiddels liggen er meer dan twintig van zulke op tafel. 

Stuk voor stuk vonden de auteurs dat een willekeurig samengesteld parlement de democratie legitiemer en efficiënter kan maken. Legitiemer, want het herstelt het ideaal van de gelijke verdeling van politieke kansen. En efficiënter, want die nieuwe, gelote volksvertegenwoordiging zou zich niet verliezen in partijpolitiek getouwtrek, electorale spelletjes, mediatieke veldslagen en legislatief gemarchandeer. Ze zou zich enkel over het algemeen belang kunnen buigen. Ik bespreek de vijf belangrijkste voorstellen.

Loot toch gewoon het Amerikaanse parlement

In 1985 opperden de Amerikaanse auteurs Ernest Callenbach en Michael Phillips om het House of Representatives in de VS om te vormen tot een Representative House. De 435 volksvertegenwoordigers zouden niet langer gekozen maar worden.

De auteurs waren nochtans geen fantasten. Ernest Callenbach was de jaren daarvoor beroemd geworden met zijn boek Ecotopia, waarvan 1 miljoen exemplaren werden verkocht. Veel van zijn gedurfde inzichten van toen zijn nu gemeengoed. Michael Phillips was een bankier die werken publiceerde als The Seven Laws of Money and Honest Business. In de jaren zestig was hij het brein achter MasterCard. 

Het huidige, louter electorale systeem was in hun ogen niet representatief en te corruptiegevoelig. De macht van het grote geld woog te zwaar. Loting kon dat verhelpen.

Willekeurige burgers zouden uit de bestaande lijsten voor juryrechtspraak getrokken worden (die zijn namelijk inclusiever dan de kieslijsten in de VS) om voor drie jaar als parlementslid te fungeren. De bezoldiging zou navenant zijn, want het moest zeker zijn dat armen mee wilden doen, rijken hun werk zouden onderbreken en mensen met een drukke baan tijd konden vrijmaken. Om continuïteit te garanderen zou niet het hele Huis op dezelfde dag aftreden, maar in delen, namelijk jaarlijks één derde. De bevoegdheden moesten in hun ogen niet afwijken van die van het huidige Huis: wetten voorstellen aan de Senaat en wetsvoorstellen van de Senaat beoordelen. 

Opvallend is dat Callenbach en Phillips niet pleitten voor de volledige afschaffing van verkiezingen. Ze vonden het juist zinnig om tegenover een Senaat met gekozen burgers een Huis te plaatsen met enkel gelote burgers. Representatie moest zowel electoraal als tot stand komen. ‘We geloven dat het idee van een directe representatie niet wereldvreemd is. Zodra het alom begrepen is, zal het even eerlijk en rechtvaardig, even krachtig en aantrekkelijk zijn als de uitbreiding van het stemrecht ooit is geweest.’

 

The House of Lords 

De suggestie van Callenbach en Phillips werd de afgelopen jaren door diverse auteurs verfijnd. Ook voor het Verenigd Koninkrijk kwamen er voorstellen.

Anthony Barnett en Peter Carty vonden dat de House of Lords, de enige senaat in het Westen waarvan het lidmaatschap voor sommige leden nog steeds erfelijk is, maar eens gedemocratiseerd moest worden. Barnett is de oprichter van de website en schrijft geregeld voor The Guardian; Carty schrijft voor diverse Britse kwaliteitsbladen (The Guardian, The Independent, The Independent on Sunday, Financial Times, et cetera).

Anders dan hun Amerikaanse collega’s willen zij niet het parlement, maar de laten samenstellen. Bij hen gaat het dus om de Eerste Kamer, niet om de Tweede. Zij vinden evenmin dat zo’n geloot lichaam het recht moet hebben om wetten te initiëren; toezicht op de wetgeving die van het House of Commons komt, moet volstaan. Het nieuwe, gelote House of Lords, dat zij herdopen tot het House of Peers (gelijkwaardigen), moet dan controleren of de wetsvoorstellen helder, doeltreffend en grondwettelijk zijn.

Natuurlijk beseften ze dat het een radicaal plan was, maar een democratie heeft nu eenmaal vergezichten nodig. ‘Men zegt wel eens dat het leven van elke belangrijke gedachte drie fasen kent. Eerst wordt ze genegeerd. Dan wordt ze belachelijk gemaakt. Vervolgens wordt ze algemeen aanvaarde

The House of Commons

Keith Sutherland, een onderzoeker verbonden aan de universiteit van Exeter die zich als conservatief afficheert, vond dat het net andersom moest. Het House of Lords blijft het House of Lords, maar het moet worden omgevormd tot een geloot lichaam, het parlement dus, net zoals in het Amerikaanse voorstel.

Ook hij vindt dat een ruime vergoeding van belang is en volgt zijn Britse collega’s in het voorstel om geen initiatiefrecht te verlenen aan de gelote kamer. Wel vraagt hij zich af of er geen minimale voorwaarden gesteld moeten worden aan leeftijd, scholing en competentie.

Als conservatief oppert hij dan weer de suggestie om enkel te loten uit mensen die boven de veertig zijn: de noden van jongere bevolkingslagen krijgen volgens hem al genoeg aandacht in massamedia, partijpolitiek en marketing. Wat men er ook van vindt, de boodschap was duidelijk: ‘Loting is een onmisbare component van eender welke beleidsvorm die zichzelf democratisch wil noemen.’

Een derde kamer voor Frankrijk, een tweede parlement voor Europa

In Frankrijk stelde politiek wetenschapper voor om niet de Assemblée of de Sénat te vervangen door een gelote kamer, maar het systeem te verrijken met een nieuwe kamer. Die ‘Derde Kamer’ zou geloot worden onder vrijwillige kandidaten. Ook hij wijst op het belang van fatsoenlijke bezoldiging en informatieverstrekking.

Gelote volksvertegenwoordigers zouden zich moeten kunnen laten bijstaan door medewerkers, zoals dat ook nu al het geval is met gekozen députés. Hij spreekt zich niet uit over wie welk recht moet hebben, maar stelt voor dat de Derde Kamer zich bezighoudt met thema’s die langetermijnplanning vergen (ecologie, sociale zaken, kieswet, grondwet). Dat is immers de dimensie die er in het huidige model al te vaak bij inschiet.

Ook de Duitse hoogleraar Hubertus tot voor kort voorzitter van de Deutsche Vereinigung für Politische Wissenschaft, pleitte ervoor om een extra kamer in het leven te roepen, niet op het nationale, maar op het supranationale niveau. Er moet komen, zegt hij, ditmaal met gelote burgers. Hij noemt dit het House of Lots.

De tweehonderd deelnemers zouden geloot moeten worden onder de totale volwassen bevolking van de Europese Unie, evenredig verdeeld over de lidstaten, voor een termijn van tweeënhalf jaar. Deelname zou verplicht zijn, tenzij men ernstig verhinderd is.

Ook voor hem geldt dat de financiële en organisatorische voorwaarden van dien aard moeten zijn dat afhaken geen optie is. Anders dan de Britse auteurs vindt hij dat het gelote parlement van de EU juist wel een initiatiefrecht moet hebben, naast een adviesrecht en zelfs een vetorecht. Dit zijn verregaande maatregelen, maar Buchstein is van mening dat ‘eine deliberative Entscheidungsdruck’ nodig is om het democratische tekort van Europa tegenwicht te bieden. Enkel met zo’n deliberatieve druk kan de Unie hopen op efficiënte en transparante besluitvorming. 

De gemene deler

Wat valt op als we deze verschillende voorstellen naast elkaar leggen?

Ten eerste, dat ze niet afkomstig zijn van malloten die even een maf ideetje lanceren, maar van mensen die veel te verliezen hebben als ze zich belachelijk maken.

Ten tweede, dat het telkens om zeer grote gehelen gaat: Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de VS of de EU. De tijd is voorbij dat loting alleen geschikt leek voor stadstaten (Athene, Firenze) en dwergstaatjes (San Marino).

Ten derde, dat er ondanks aanzienlijke meningsverschillen, consensus bestaat over de termijn (het best enkele jaren) en de vergoeding (het best fors).

Ten vierde, dat de ongelijk verdeelde competenties van burgers moeten worden ondervangen door vorming en door steun van experts, zoals nu ook al gebeurt in parlementen.

Ten vijfde, dat het gelote lichaam nooit los van een gekozen lichaam wordt gezien, maar er complementair aan is. Verkiezingen en loting gaan samen.

Welke bevoegdheden krijgt het gelote assemblee?

De belangrijkste vraag echter betreft de bevoegdheden van zo’n gelote assemblee. Sommige auteurs pleiten voor een minimalistische invulling, anderen voor maximale bevoegdheden. Omdat er veel verwarring bestaat over het eventuele takenpakket, wil ik het wat systematischer aanpakken. Over welke rechten zou het precies zou gaan? Ik onderscheid acht stappen:

1. het recht om te adviseren: de gelote kamer geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de verkozen kamer(s) en de regering

2. het recht om te interpelleren: de gelote assemblee kan een lid van de regering om toelichting verzoeken

3. het recht om te prioriteren: de gelote kamer legt prioriteiten in de wetgevende agenda van de andere, verkozen kamer(s).

4. het recht om te agenderen: de gelote assemblee kan een onderwerp op de agenda van de verkozen kamer(s) plaatsen

5. het recht om te initiëren: de gelote kamer kan een wetsvoorstel schrijven dat dan naar de verkozen kamer(s) gaat

6. het recht om te amenderen: de gelote kamer kan een wetsvoorstel van de verkozen kamer(s) bijsturen

7. het vetorecht: de gelote kamer kan een wet van de verkozen kamer blokkeren

8. het alleenrecht: de gelote assemblee kan wetten opstellen zonder inbreng van de andere kamers.

Als we deze lijst doorlopen, valt op dat de macht van de gelote assemblee groeit met elke stap. Juist daarom lijkt het mij dat recht 7 en 8 geen reden van bestaan hebben. Het alleenrecht past niet in een bicameraal stelsel: we gaan de gelotenen des volks geen almacht schenken. Het vetorecht, daarentegen, kan een democratie versterken, maar ook verstikken. Het kan als een zwaard van Damocles boven elke besluitvorming bengelen. Democratie is dialoog, vetorecht stilte. Niet doen dus, denk ik. 

De andere rechten zijn een stuk milder. De eerste twee betreffen tamelijk ‘brave’ rechten: een gelote kamer die vrijblijvend advies kan geven en af en toe een kritische vraag mag stellen, bij wijze van democratisch toezicht op de uitvoerende macht, lijkt toch wel het minimum minimorum.

Recht 3 is al een stuk spannender: de gelote assemblee kan nog niet zelf een punt op de agenda plaatsen, maar kan wel accenten leggen in de bestaande agenda van het parlement. Dat is gunstig, want de zorgen die de burgerbevolking ervaart komen niet altijd overeen met de zorgen van de politieke partijen. Sommige fracties zullen koste wat kost dat ene punt op de agenda willen zetten omdat ze er tijdens de kiescampagne veel tamtam rond hebben gemaakt.

Het signaal van de kiezer is diffuus geworden. Wat is de betekenis van die hoop gekleurde bolletjes? Stemde de burger op het nieuwe partijprogramma, het aura van de kandidaten of gewoon uit partijtrouw? Een gelote kamer die representatief is samengesteld kan dan het signaal van de kiezer inhoudelijker maken: ‘Dit achten wij van belang, dit kan nog even wachten, hiermee zouden wij beginnen.’ Omdat het om een goede dwarsdoorsnede van de bevolking gaat, weten de partijen dat hun eigen populariteit er adequaat in weerspiegeld is.

Recht 4 gaat nog een stapje verder. Hier kan het gelote parlement ook een nieuw onderwerp op de agenda plaatsen. Misschien hebben de politieke partijen tijdens de kiescampagne wel iets over het hoofd gezien? Misschien zijn er onderwerpen die electoraal slecht liggen maar toch erg van belang zijn? Met het recht om te agenderen kan de gelote volksvertegenwoordiging de gekozen kamer(s) vragen aandacht te besteden aan die vergeten punten. De Kamer is vervolgens verplicht hierop te reageren.

Recht 5 verleent de lotelingen nog wat meer macht: nu kan de gelote volksvertegenwoordiging ook een eigen wetsontwerp opstellen over een van die onderwerpen die haar van belang lijkt. Uiteraard gebeurt dit met de hulp van experts en technici, net zoals dat nu al het geval is. Het wetsontwerp gaat vervolgens ter amendering naar de verkozenen van het volk.

Recht 6 betreft het verkeer in de omgekeerde richting. Hier krijgt de gelote kamer het recht om wetsvoorstellen die uit het verkozen parlement afkomstig zijn te amenderen en terug te sturen. De verkozen volksvertegenwoordiging s niet bij machte om op een wet te stemmen. Of beter gezegd: een besluit heeft pas kracht van wet zodra het door de gelote en verkozen kamers goedgekeurd werd.

Ik denk dat de zes eerste rechten uit mijn lijst de moeite van het overwegen waard zijn. Desnoods opteert men voor een getrapte invoering. De eerste jaren van een gelote assemblee zouden de burgers dan mogen adviseren en interpelleren (Recht 1 en 2). In een volgende stap mogen ze ook prioriteren en agenderen (Recht 3 en 4). Ten slotte mogen ze initiëren en amenderen (Recht 5 en 6).

Als loting voldoende vertrouwen geniet, kan men ook de eerste vier rechten meteen toekennen. Dat zou mijn voorkeur genieten: het recht om de agenda mee op te stellen, zowel qua volgorde als inhoud, geldt hoe langer hoe meer als een basisrecht in een moderne democratie. Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie erkennen inmiddels dit recht in de vorm van burgerinitiatief of petitierecht.

  Het Democratisch Vermoedheidssyndroom Raar: naarmate de democratie tandelozer wordt, gedraagt ze zich steeds luidruchtiger. Hoe kan dat, vraag ik mij in deze eerste verkenning van de hedendaagse democratie af. Lees het stuk hier terug

  Hoe verkiezingen verziekingen werden In 2014 trekt heel Europa weer naar de stembus. Maar is dat nog steeds de feestdag van de democratie? De geschiedenis leert ons hoe de democratie stilaan een dictatuur van verkiezingen is geworden, schrijf ik in deze langere beschouwing over de hedendaagse democratie. Lees het stuk hier terug

  Democratische vernieuwing: het kan dus wel! In vier landen werd de afgelopen tien jaar flink geëxperimenteerd met democratische vernieuwing door middel van burgerparticipatie en loting: in Canada, IJsland, Ierland én Nederland. Helaas kregen de initiatieven nauwelijks media-aandacht. Daarom alsnog: een terugblik op geslaagde (en minder geslaagde) democratische experimenten. Lees het stuk hier terug