Hoofdstuk 12

Albert keek de engel met tranen in de ogen aan. Buiten dwarrelden grote vlokken sneeuw naar beneden. Even leek de engel te twijfelen, maar toen legde hij zijn arm om de schouder van Albert. Die snikte onbedaarlijk. Dit was de zwaarste avond van zijn leven.

‘Wat wil je van me? Wat moet ik doen? Waarom gebeurt dit allemaal?’

De engel glimlachte ongemakkelijk.

‘We zijn bijna klaar. Ik heb nog één vraagje voor je: heb je iets geleerd, Albert?’

‘Of ik iets geleerd heb?,’ brulde Albert door zijn tranen, ‘natuurlijk heb ik iets geleerd! Dat Onno mij zo zou verraden, dat doet al onbeschrijflijk veel pijn. Ik dacht dat het goed was tussen ons. Ik dacht dat hij van me hield!’

Albert keek door het raam. De vallende sneeuw stelde hem een beetje gerust.

‘Maar het is nog veel erger dan dat. Heel Nederland bemoeide zich met mij. Met mijn leven. Ze bespraken mijn liefdesleven bij Pauw & Witteman. Pauw & Witteman! Waar halen ze het lef vandaan om zich met mij te bemoeien?’

De engel trok één wenkbrauw op, leek iets te willen zeggen, maar Albert was hem, druk armgebarend, voor.

‘En ik weet wel dat dat hypocriet van me is. Natuurlijk. Maar dat maakt niet dat het minder pijn doet. Ik snap nu pas echt hoe Georgina zich voelde en Sylvie en al die andere mensen die we met Boulevard hebben behandeld. Relaties die we kapot hebben gemaakt. Ik heb altijd geroepen dat ze zich zo aanstelden, dat hoge bomen veel wind vangen. O god, ik heb zulke onzin uitgekraamd.’

Ergens op de achtergrond sloeg een klok twaalf maal. Het was nu officieel Eerste Kerstdag.

‘O, had ik maar de kans om mijn fouten recht te zetten. Lieve engel, ik zie het nu helderder dan ooit. Ik zou ieders privacy respecteren. Ik zou niet meedoen aan de rare BN’ercultus die we in Nederland hebben. Ik zou het volk niet langer bevestigen in haar nare verlangen naar een volksgericht. Ik zou - wat zou ik doen? Ik zou tijd vrijmaken voor Onno. Ik heb Onno zo verwaarloosd. Ik zou ambassadeur vóór de privacy worden. Ik zou stoppen met musicals maken. Ik zou gesubsidieerd theater gaan maken. Ik zou alles anders doen. Had ik die kans maar!’

De engel omhelsde Albert opnieuw. De warmte troostte Albert. Het deed hem denken aan vroeger. Aan de warme omhelzingen die Onno hem gaf toen ze elkaar net kenden. Even sloot Albert zijn ogen. Even was alles goed.

Toen hij zijn ogen weer opende, was de engel verdwenen. Sterker nog: alles was verdwenen. De huiskamer waar ze in stonden was vervangen door een kantoor. Een ruimte die Albert nog kende. Van vroeger. 

Het was weer 2001. Tegenover hem zat Beau van Erven Dorens met een brede glimlach op zijn gezicht. Op tafel lag het contract dat Albert twaalf jaar geleden al eens getekend had.

‘Nou,’ zei Beau opgewekt. ‘Doe je mee?’

Albert glimlachte. Dit keer zou hij het goed doen.