De verklaring voor de mislukte 50-meterrace van Ranomi Kromowidjojo – en daarmee voor haar mislukte Olympische Spelen – is niet zo moeilijk te vinden.
Analist Sander Schreven klapt zijn laptop open, laat wat grafiekjes en tabellen zien. Patrick Pearson, Kromowidjojo’s coach, weet al wat er gaat komen.
Deze grafiek.
‘Je ziet hier dus dat Ranomi in een veel te hoge slagfrequentie zwom,’ zegt Pearson.
In de Olympische finale van Londen in 2012 begon ze met een frequentie van 62,5 slagen per minuut, die ze vrij stabiel hield. Haar frequentie in Rio: 64,4 slagen per minuut. Voor een buitenstaander zijn het marginale verschillen; kenners zien een kloof.
‘64,4. 4, 5 procent meer dan de bedoeling,’ zegt Pearson. ‘Dat is… enorm.’
Als je goed kijkt naar de video van de race, kun je het zien. Vijftien meter voor de finish ligt ze nog eerste. ‘Ze is dan vier honderdste van een seconde sneller dan tijdens het EK [van mei, waar ze goed zwom, MdH],’ volgens Pearson.
Maar de reden van haar voorsprong is de reden waarom ze die daarna verspeelt: ze is al opgebrand.
Een 50-metersprint lijkt niet veel meer dan blind rammen – niet veel meer dan ‘gas op die lolly,’ zoals Kromowidjojo het zelf ooit zei. Maar net als op de 100 meter hardlopen moet je je krachten verdelen.
Dat ging in Rio mis, en goed mis ook – bijna-met-het-blote-oog-zichtbaar mis.
Op tien meter voor de finish zakt het tempo in. Ze ligt nog voor op de latere winnares Pernille Blume, maar haar slagen worden snel korter, de frequentie lager. In het water voelde Kromowidjojo dat niet. ‘Op de 50 meter voel je niet dat je kapotgaat. Dat is zo subtiel, dat weet je pas achteraf.’
De spreadsheets vertellen het verhaal. De puf is weg, de puf ligt achter haar, inefficiënt verspeeld in de vorige veertig meters. Het aantikken – vier jaar geleden in Londen nog slecht – is nu goed. Toch is ze slechts zesde in 24,19.
Kromowidjojo: ‘Als ik de tijd zie, weet ik of ik goed heb gezwommen. Niet goed dus. Maar waarom, dat niet. En toen, op dat moment, wilde ik het ook niet weten.’
Dat ontdekte ze pas later in Eindhoven, aan de hand van de video en de grafiek waar haar coach en analist nu in stilte naar kijken. Het cijfer staat in een bescheiden Excelvakje, maar gevoelsmatig springt het voor Pearson en Schreven in rode knipperende koeienletters van het scherm: 64,38 slagen per minuut.
‘Ranomi heeft zich toch laten opfokken,’ zegt Pearson. ‘Als ze dat niet doet, dan wint ze de race.’
Een race die nauwelijks te trainen is
De slagfrequentie verklaart het verlies. Maar wat verklaart de hoge frequentie?
Ten eerste, zegt Schreven, is het vreselijk moeilijk om die ene race goed te zwemmen. Een Olympische race is anders dan vrijwel elke andere race. Dat komt omdat je zelf anders bent dan anders - fysiek gezien. Je bent optimaal uitgerust – ‘getaperd’ in jargon. Die superfitheid stelt je in staat anders te zwemmen dan tijdens andere wedstrijden. Het idee is dat de slaglengte gelijk blijft, maar dat de frequentie hoger ligt. Dat leidt tot meer snelheid.
Het lastige is alleen dat je niet precies weet hoe die hogere frequentie voelt. Je zwemt immers hooguit een keer per jaar op die ultiem uitgeruste manier – op een WK of tijdens de Olympische Spelen. Dat maakt het moeilijk. Tegelijkertijd is dat allemaal bekend. Kromowidjojo, Pearson, Schreven – elke zwemmer weet dat het zo werkt.
‘Als ik deze grafiek zie, dan springen de tranen in m’n ogen’
Schreven trekt het zich aan. Drie slagen per minuut meer dan de bedoeling, dat is veel. ‘Schijnbaar zijn we niet in staat geweest haar zo voor te bereiden dat ze het kon.’ (‘Als ik deze grafiek zie,’ zegt Schreven later, ‘dan springen de tranen in m’n ogen.’)
Pearson weet niet wat ze meer hadden kunnen doen. ‘In Vichy en in Londen [het EK zwemmen in mei] ging het wel goed. Daar zwom ze vlak, precies volgens het plan. Toen kreeg ik het gevoel: we zijn er klaar voor.’
Maar kennelijk toch niet klaar genoeg.
‘Ik weet hoe het moet, in theorie,’ zegt Kromowidjojo. ‘Maar ik ben toch te hard afgegaan. Ik wilde zó graag. Hard starten, maar niet als een kip zonder kop. Voor je gevoel op 98 procent beginnen, zodat je wat overhoudt. Dat moet je ook durven. Je moet durven inhouden.’
Maar dat exacte gevoel, op 98 procent van je getaperde kracht, dat kon ze niet vinden. Ze ging eroverheen. Waarom? ‘De spanning van de Olympische Spelen,’ denkt Kromowidjojo.
Pearson denkt dat ze zich misschien wat te veel heeft afgezonderd, in de laatste dagen. Ze was de laatste zwemster, de rest van de ploeg was klaar, en ze wilde haar concentratie behouden. ‘Misschien trok ze zichzelf wat te veel terug.’
Kromowidjojo zelf ziet daar geen alternatief voor. Aan de voorbereiding lag het niet, zegt ze. Niet aan de training, niet aan de situatie in Rio. ‘Ik zou het niet anders doen. Het lukte gewoon niet.’
Een goede maar geen bijzondere start
Zoveel andere dingen gingen immers wel goed – althans, relatief goed.
Het starten, keren, en finishen - de zogenoemde skills - gingen beter dan vier jaar geleden in Londen. Maar ook in Rio haalde Kromowidjojo niet de perfectie die ze nastreefde. Met name de starts hadden beter gekund.
Op het WK van vorig jaar had ze op de 50 meter een start - de eerste 15 meter - van 5,88 seconden. In Rio was minimaal zoiets de bedoeling. Op de 100 meter was de doelstelling 6,00. Dat leek haalbaar: haar starttechniek is de afgelopen jaren verder geperfectioneerd, de uitvoering was maandenlang vrij stabiel.
Behalve in Rio - toen het erom ging.
In de finale van de 50 meter perste ze er een 5,96 uit - goed, maar niet bijzonder. In de finale van de 100 meter startte ze in 6,11 - een tiende minder dan ‘begroot.’ Met name die laatste start had beter gekund.
‘Pakt ze die tiende wel,’ zegt Pearson, ‘dan heeft ze brons.’
Een rugblessure die geen excuus mag zijn (maar er wel was)
Waarom ze de juiste frequentie niet haalde, is ietwat mysterieus. Voor de starts is de verklaring eenvoudiger: Kromowidjojo was geblesseerd.
‘Ranomi ging half juli bij de krachttraining door haar rug,’ zegt Pearson. ‘En hard ook. Ze had in de weken voor Rio veel pijn. Feitelijk heeft ze nu een hernia.’
(Update: na publicatie liet Patrick Pearson me telefonisch weten dat hij het verkeerd had gezegd. De diagnose hernia was nog niet definitief gesteld. Volgende week krijgt Kromowidjojo een MRI-scan om de precieze diagnose te stellen.)
Dat is nieuwe informatie. Dat er iets was met haar rug, was bekend. Dat het zó ernstig was niet. Toevallig was ik aanwezig bij de trainingssessie waar Kromowidjojo geblesseerd raakte. Dat was op woensdagmiddag 12 juli. Vlak voordat ze haar krachttraining zou beginnen, sprak ik nog met haar. ‘Het is vooral zaak geen gekke bewegingen te maken,’ zei ze destijds nog.
Enkele minuten later ging het fout, tijdens een sprongoefening. Pearson vertelde me dat, maar hij zei erbij dat het geen groot probleem was. De dag erna zei Kromowidjojo hetzelfde tegen de Volkskrant, die er een nieuwsbericht van maakte.
Strekking: er was iets, maar het was niet ernstig. Maar dat was het wel.
‘Ranomi kon een paar dagen amper lopen. Daarna werd het schuifelen’
Pearson: ‘Ranomi kon een paar dagen amper lopen. Daarna werd het schuifelen. Dat trok uiteindelijk bij, en op het laatste trainingskamp in Sardinië kon ze wel starts maken. Maar we hebben vier weken geen krachttraining kunnen doen voor de benen. Dat merk je wel in de explosiviteit. Die neemt daardoor af.’
En dat zie je terug in haar starts. Als je de blessure in ogenschouw neemt is een start van 5,96 juist goed. Maar het was niet zo snel als gehoopt.
Waarom ze de blessure al die tijd verzwegen?
‘In de topsport toon je geen zwakte,’ zegt Pearson. ‘Niet alleen omdat anders alle vragen alleen nog maar daarover gaan, maar ook omdat het je tegenstanders een boost kan geven.’
‘Het deed pijn, ja. Ik heb er ook nu nog last van. Maar we wilden er toen geen thema van maken,’ zegt Kromowidjojo. ‘We wilden er niet mee bezig zijn, dat gaat dan ook tegen je werken. Als iedereen ermee bezig is, als media ernaar vragen. Je kunt er toch niks aan veranderen. En ik wil het nu ook niet als excuus aanvoeren. Maar het probleem was er wel.’
Een krankzinnige wereld
Het verschil tussen winst en verlies zat hem in honderdsten van een seconde. 9 honderdsten van een seconde van brons op de 100 meter, 12 honderdsten van een seconde van goud op de 50 meter. Smalle marges met serieuze gevolgen.
Als Schreven en Pearson de races met mij analyseren, weet Pearson net een uur dat hij min of meer zijn baan kwijt is. Marcel Wouda wordt vanaf 1 november hoofdcoach van het nationale trainingscentrum in Eindhoven - nu nog Pearsons functie. Wat Pearson gaat doen, is nog niet duidelijk.
De aanstelling van Wouda is een gevolg van het onderzoek dat de KNZB liet uitvoeren naar het ‘falen’ van de zwemploeg in Rio. Dat falen zit hem – in essentie – in diezelfde 9 en 12 honderdsten. Immers: Kromowidjojo was de enige echte kanshebber op goud (of zelfs een medaille) bij de langebaanploeg.
Als die honderdsten net wat anders waren gevallen, ziet de wereld er heel anders uit, zegt Pearson. ‘Dan was er geen onderzoek gekomen. Dan was Ranomi weer een heldin, en ik een goede coach. Wat een bizarre sport werk ik in, waar zo veel afhangt van zo weinig tijd. Twaalf honderdste! Weet je hoe kort dat is?’
Hij opent de stopwatch-app op zijn iPhone. ‘Ik deed dat met mijn vriendin: laat de tijd lopen tot 24 seconden en 7 honderdste [de winnende tijd in Rio, MdH]. Probeer hem op dat moment te stoppen. Je zit er bijna altijd meer dan 12 honderdste naast.’
En van die marge hangen dus structurele veranderingen in de zwembond af. ‘Terwijl ze het dus eerst wel goed deed, drie keer [het zwemmen met een stabiele frequentie, MdH].’
Oké - maar dat het op de 50 meter aankomt op enkele honderdsten, kan toch geen verrassing voor hem zijn. Hadden ze achteraf gezien iets anders moeten doen? Dat is de vraag, zegt Schreven. ‘We moeten daar heel hard over denken.’
Pearson weet het niet zo snel. Hij denkt dat het lag aan de enorme druk die bij de Olympische Spelen komt kijken. Maar ook dat weet je van tevoren. ‘Klopt. Maar dan nog is de vraag: hoe train je dat? Ik weet het niet. De druk van de Spelen is heel moeilijk te simuleren.’
Het zwemleventje blijft leuk
En Kromowidjojo? Die denkt er vrijwel hetzelfde over. De voorbereiding, herhaalt ze, is goed geweest. Om die reden vindt ze de conclusies van het onderzoek van de KNZB dan ook vreemd. Zoals dat de begeleidingsstaf - lees: Pearson - niet van ‘olympisch niveau’ zou zijn.
Een ‘vreemde conclusie,’ zegt ze. ‘En dat Martin Truijens [een andere zwemtrainer in Rio, MdH] op zijn derde Olympische Spelen het niveau nu opeens ook niet zou hebben, is ook vreemd. Ik denk dat het bestuur van de zwembond beter kritisch naar zichzelf had kunnen kijken.’
‘Vanbinnen brandt er nog steeds iets. Ik geniet van het trainen en pijn lijden’
Wouda is de nieuwe hoofdcoach in haar thuisbasis Eindhoven. Maar als het aan haar ligt, gaat ze door met Pearson als haar coach. ‘Patrick let op alle details. Hij is heel goed voorbereid, hij ziet dingen waar ik niet op let. Dat is prettig. Samen met Patrick gaat het gewoon goed. Ik wil graag met hem verder.’
Na de Spelen van Londen van 2012 twijfelde ze over stoppen. Maar omdat ze daar de perfecte race niet had gezwommen, ging ze door. Nu is het WK kortebaan van december het volgende doel. En daarna, dat weet ze niet.
‘Over de Spelen van Tokio heb ik nog geen besluit genomen. Maar ik sluit het niet uit. Het zwemleventje bevalt me nog steeds. Vanbinnen brandt er nog steeds iets. Ik geniet van het trainen en pijn lijden. En ik heb nog heel erg de drang de beste te willen zijn.’
Meer lezen?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!