Waarom veranderen bedrijven met een lange staat van dienst toch zo moeizaam van koers? Ook al ziet iedereen in dat het nodig is?
Neem Shell. In 1991 erkende het oliebedrijf al in een zelfgemaakte documentaire dat het verbranden van olie negatieve gevolgen heeft voor het klimaat. Maar tot op de dag van vandaag investeert het bedrijf in méér olie.
Bij veel autofabrikanten zie je iets vergelijkbaars. Het besef dat er een technologie moet komen die ervoor zorgt dat we op energie uit zon en wind kunnen rijden leeft al decennia. Maar zelf het voortouw nemen en verandering afdwingen, moet een nieuwkomer van buiten doen.
Zelf heb ik meegemaakt hoe ingewikkeld bedrijfsverandering is. Bij de krant NRC Handelsblad was de goede wil volop aanwezig. In 2006 lanceerde de redactie een nieuwe krant voor een ander soort lezers: nrc.next (waar ik begon) en in 2010 kreeg de website nrc.nl voor het eerst een serieuze redactie.
De twee initiatieven golden als laboratorium van de toekomst, want die lag, zo snapte iedereen, bij jongere en digitalere abonnees. Tegelijkertijd hoorde ik hoe nrc.next en nrc.nl parasieten werden genoemd. Een bedreiging namelijk voor het belangrijkste verdienmodel: de avondkrant NRC Handelsblad.
Want je gaat toch geen gratis nieuws op internet zetten en ‘s ochtends scoops weggeven, als je die ‘s avonds nog wilt verkopen op papier waar meer voor wordt betaald?
Sinds ik dat heb meegemaakt, ben ik gefascineerd door de vraag: kunnen gevestigde instituten radicaal veranderen?
Een radicale koerswijziging, is het mogelijk?
Ja.
Vorige maand ontdekte ik een groot bedrijf dat het roer om kon gooien. Er was een extreem heftige crisis voor nodig. Maar toen heeft het bedrijf een totale transformatie ondergaan en is het heel goed geworden in waar het ooit heel slecht in was: verantwoordelijk ondernemen.
Ik heb het over Umicore, waar ik op reportage ging voor een verhaal over batterijenrecycling.
Umicore is een multinational met circa 10.000 werknemers die materialen voor technologieën als batterijen, zonnepanelen en autokatalysators inkoopt, recyclet en verkoopt.
Umicore is voortgekomen uit een mijnbouwbedrijf met een compleet tegenovergestelde geschiedenis
Toen ik diens recyclingsinstallatie bezocht, wist ik nog niet dat het bedrijf al sinds 1999 als een van de duurzaamste ter wereld geldt. In 2013 werd Umicore zelfs uitgeroepen tot het duurzaamste bedrijf ter wereld en dit jaar werd het verkozen tot een van de bedrijven die fundamentele mensenrechten, arbeidsrechten en het streven naar diversiteit het beste naleven.
Nu zijn dit soort verkiezingen altijd van beperkte waarde, maar wat ik daarna leerde over het bedrijf, gaf me het idee dat ze die niet zomaar wonnen.
Wat ik toen ik er kwam ook nog niet wist: Umicore is voortgekomen uit (onder andere) een mijnbouwbedrijf met een compleet tegenovergestelde geschiedenis. Union Minière du Haut Katanga won vanaf 1906 uranium, koper, kobalt en andere metalen in de zuidelijke Congolese provincie Katanga en veroorzaakte daarbij grote schade aan mens en milieu.
Het verhaal van hoe Union Minière in Umicore veranderde (de naamswijziging vond plaats in 2001), is zo bijzonder dat er meerdere studies aan zijn gewijd.
Ik las die studies, las over de geschiedenis, nam jaarrapporten en -verslagen van beide bedrijven door en stelde na mijn bezoek nog een berg vragen aan Umicore om te kijken: welke lessen vallen hieruit te trekken?
Eerst de geschiedenis: 322 gestorven mijnwerkers in een halfjaar
Union Minière was één van drie grote mijnbouwbedrijven in Congo die in 1906 gelijktijdig werden opgericht. Congo, tegenwoordig de Democratische Republiek Congo, was toen nog een Belgische kolonie.
David Van Reybrouck, die voor zijn boek Congo uitgebreid de bedrijfsgeschiedenis van Union Minière onderzocht en ooggetuigen sprak, beschrijft als volgt hoe de eerste generatie Congolese arbeiders rond de mijnen van Union Minière werd behandeld. Schrik niet:
‘Bij de mijn van Kambove moesten de kampbewoners soms letterlijk door de drek waden. Drinkwater was er schaars. De mijn met zijn stoommachines en boorinstallaties slokte zelf het meeste water op. Tijdens het droogseizoen dronken arbeiders uit stilstaande plassen of modderige stroompjes. Ziektes bleven niet uit. [...] In 1916 stierven er op die drie plekken binnen zes maanden 322 arbeiders, op een totaal van vijfduizend. Bovendien kregen veel mijnwerkers door het zware werk in de stoffige mijnen te kampen met longontsteking en tuberculose. Een kwart tot een derde van hen werd ziek, maar de gezondheidszorg bleef minimaal.’
Vanaf de jaren twintig verbeterde de situatie. Mijnwerkers mochten vrouw en kinderen meenemen, kregen inentingen, er kwamen scholen en ziekenhuizen. Maar het doel was niet zozeer het verlichten van de mijnwerkers, schrijft Van Reybrouck:
‘Ja, het bedrijf bouwde schooltjes, hospitalen en ontspanningsclubs voor de arbeidersgezinnen. Ja, er kwam het begin van een pensioenstelsel op het eind van de jaren dertig. En ja, de mijnwerker was van de wieg tot het graf omgeven door de zorgen van het bedrijf, meer dan bij welk mijnbouwbedrijf in Centraal-Afrika ook. Maar het lijdt geen twijfel dat de paternalistische welwillendheid van de onderneming meer voortkwam uit overwegingen van efficiency dan van filantropie. Men kweekte er volmaakte arbeiders: gelukkig en gezeggelijk. Meer dan een werkgever was Union Minière een staat in de staat, af en toe zelfs met totalitaire trekken. Elk facet van het leven in het arbeiderskamp stond onder toezicht van de blanke kampchef. Hij hield van elke werker en zijn familie een fiche bij [...]’
Ronduit gênant (nu in ieder geval) is de ingebakken apartheid. Van Reybrouck laat twee leden van Cercle de Panda, de vrijetijdsclub van Union Minière, aan het woord:
‘Iedereen mocht lid worden van de cercle,’ herinnerden Frans en Marja zich, ‘maar het lidmaatschap was zo duur dat geen enkele zwarte zich dat kon permitteren. Blanken feitelijk ook niet, maar het werd door Union Minière automatisch teruggestort op onze bankrekening in België. Niet te geloven, hè?’
Nog meer geschiedenis: zware politieke bemoeienis en doen alsof je neus bloedt
Union Minière was intussen een belangrijke leverancier van grondstoffen voor wapens die in de beide wereldoorlogen werden gebruikt. De atoombommen die in 1945 op Japan vielen, waren gemaakt met uranium dat werd gewonnen door Union Minière uit de Congolese mijn Shinkolobwe. En granaten vormden een belangrijke bestemming van het koper dat Union Minière in Congo dolf.
Na 1960 wilden rebellen in Katanga zich afscheiden van de nieuwe republiek. Union Minière was daar groot voorstander van - dan hadden ze geen last meer van de regering in Kinshasa. Het bedrijf steunde de politicus die de afscheidingspoging leidde financieel en mogelijk zelfs militair .
[Hier stond een fragment van de BBC dat is verwijderd vanwege een slimme debunk van Correspondentlid Jan Derk. Voor Meer daarover in deze notitie: BBC-satire van een halve eeuw oud, door de BBC aangezien voor echt?]
2017: ‘schone’ grondstoffen klaarmaken, recyclen en inzetten op schone mobiliteit
We gaan naar 2017. Umicore delft zelf geen grondstoffen meer. Alle dochterbedrijven die zich bezighielden met directe mijnbouw gingen de afgelopen decennia in de verkoop. Vorig jaar werd ook de zinkwinning - ooit een van de belangrijkste onderdelen - verkocht.
De reden: Umicore volgt een compleet nieuwe strategie. Die is voor de komende jaren gedefinieerd aan de hand van drie heldere ‘megatrends’:
- toenemende grondstoffenschaarste;
- de steeds strengere regels voor broeikasgasemissies;
- en de elektrificatie van de auto.
In de praktijk betekent dit dat Umicore zich bezighoudt met het inkopen, recyclen en ‘klaarmaken’ van grondstoffen in vormen die nodig zijn voor duurzame technologie als katalysators, zonnepanelen en batterijen.
Het bedrijf haalt nu 62 procent van zijn inkomsten uit schone mobiliteit en recyclage. De rest komt onder meer uit de verkoop van grondstoffen voor andere toepassingen. Zo verkoopt Umicore de grondstof germanium, die wordt gebruikt in zonnepanelen, maar ook in nachtzichtcamera’s.
Zit er dan geen addertje onder het gras? Doet Umicore niet nog aan wapens - bijvoorbeeld wapens die zijn uitgerust met nachtzichtcamera’s?
Woordvoerder Marjolein Scheers: ‘Het is voor ons bijna onmogelijk om te zorgen dat we alle eindbestemmingen kennen, maar we verkopen niet aan wapenfabrikanten of bedrijven die producten maken met dodelijke impact. Dus we leveren wel voor militaire satellietprogramma’s, maar niet voor wapens.’ En nieuwe zakenpartners worden van tevoren gescreend.
Valt er iets van de veranderingen bij dit bedrijf te leren? De transformatie in vier fases.
Fase 1. Noodzaak tot transformatie
Het eerste is dit: als het niet hoeft, gebeurt het waarschijnlijk niet.
De belangrijkste reden voor Union Minière om te veranderen is dezelfde geweest als voor oliemaatschappijen, benzineautofabrikanten en papieren kranten nu: bittere noodzaak. Op een gegeven moment wordt een crisis simpelweg te groot.
Voor het Belgische bedrijf begon de echte crisis in 1966, toen president Mobutu Sese Seko van Congo de mijnen van Union Minière nationaliseerde.
Als het niet hoeft, gebeurt het waarschijnlijk niet
In de jaren zeventig dwong Europese regelgeving het bedrijf vervolgens tot veel schonere productietechnieken in de eigen regio.
Verder is er de eeuwige conjunctuurgevoeligheid van grondstoffen: als je alleen daarin handelt, kun je maar weinig doen tegen crises en slapte op de wereldmarkt.
Union Minière móest dus wel veranderen.
Fase 2. Een nieuwe koers inzetten en die vasthouden, jaren- en jarenlang
Een collega die dit verhaal doorlas zei: hebben ze niet gewoon geluk gehad, met de pech die ze hebben gehad? Dat maakte de weg immers vrij om het roer om te gooien.
Mijn conclusie na lezing van de rapporten en analyses: je hebt ook mensen aan het roer nodig die dat om dúrven te gooien - en in de moeilijke jaren die daarop volgen - durven vol te houden.
Feitelijk ging het roer bij Union Minière pas in 1995 echt om. In dat jaar kwam er onder een nieuwe leiding een industrieel meerjarenplan met als doel: duurzame, toekomstbestendige bedrijfsvoering.
In de praktijk betekende dit vergaande herstructurering: er werd voor 23 miljard Belgische francs (570 miljoen euro) aan dochterbedrijven verkocht omdat ze niet meer bij de nieuwe koers pasten. Hieronder waren een kopermijn in Mexico, een Zweedse zinkgroeve en een bedrijf dat werktuigen van diamanten maakte.
Tegelijkertijd werden er grote investeringen gedaan in een nieuwe smeltinstallatie in Antwerpen, die zou uitgroeien tot een innovatieve herwinnings- en recycle-installatie voor producten waar mijnbouwbedrijven en andere recyclers zich geen raad mee weten.
Dat klinkt nu leuk, maar voor de aandeelhouders was het dat niet. Het bestuur schreef in 1999 in het jaarverslag: ‘De aandelenkoers is de laatste tien jaar onbevredigend geweest. Onze oprechte dank aan hen die het bedrijf steunden tijdens een periode waarin de moeilijkheden in verband met het ingrijpende interne herstructureringsprogramma werden verergerd door negatieve marktomstandigheden.’
Maar de aandeelhouders die bleven plakken of instapten zouden uiteindelijk worden beloond. Tien jaar later, in 2009, gold Umicore als het aandeel dat sinds 1999 het best had gepresteerd op de Belgische index Bel20.
Fase 3. Investeren in vernieuwing
In 2001 veranderde Union Minière definitief in Umicore. Daarmee wilde het bedrijf de wereld en de eigen werknemers laten zien dat het echt niet meer om mijnbouw ging.
Twee jaar later deed Umicore iets waarmee het bedrijf definitief van core business veranderde. Het kocht de Amerikaanse Precious Metals Group op - de grootste overname uit zijn geschiedenis. Daarmee werd Umicore ineens een van de allergrootsten in de wereld van edele metalen én in een nieuwe tak van sport: katalysators, de roetfilters op benzine- en dieselauto’s die de fijnstofuitstoot omlaagbrengen.
Umicore is volgens mij echt een uitzondering
Verder ontwikkelde het bedrijf steeds meer eigen technologieën om de recycling van zogeheten non-ferrometalen te verbeteren.
Stel je voor dat een oliebedrijf deze stappen zou zetten. Dat Shell eerst alle olie- en gasinstallaties zou verkopen, dan zou overstappen op groene energie en daar dan allerlei innovaties in zou doen. Of dat NRC Handelsblad al het papier vaarwel zou zeggen en alleen nog online zou gaan werken. En dat die bedrijven ook nog eens financieel en maatschappelijk goed zouden presteren.
Het is wat we willen van oude reuzen, en wat zo zelden lukt. Umicore is volgens mij echt een uitzondering.
Fase 4. Zelf nieuwe dingen uitvinden
Toen ik er op reportage was, begreep ik dat nikkel, koper en kobalt bij Umicore nu voor meer dan 95 procent worden teruggewonnen.
Op mijn vraag of die hoge rendementen uniek zijn, zei Maarten Quix, de batterijenexpert die me rondleidde: ‘Het is moeilijk om voor andere marktspelers of verwerkers te spreken, maar het is wel zo dat onze hoge rendementen iets zijn wat we ‘geleerd’ hebben uit onze decennialange ervaring met recyclage van edele metalen.’
Intussen rijdt een van de twee NASA-voertuigen die in 2003 op Mars werden neergezet voor een geplande missie van negentig Marsdagen na veertien jaar nog steeds rond op energie die het via zonnepanelen verkrijgt uit germaniumsubstraten van Umicore.
Verloopt alles bij Umicore nu zonder problemen?
Zeker niet.
Ten eerste zijn er terugkerende Europese milieuproblemen. Zo werd in 2006 wetenschappelijk vastgesteld dat omwonenden van een Umicorevestiging waar cadmium werd geproduceerd, maar liefst vier keer zoveel kans hadden op longkanker.
Vervuiling rondom fabrieken is een terugkerend probleem. Zo wil je momenteel niet wonen in de Antwerpse wijk Hoboken, naast de fabriek van Umicore. Omwonenden hadden dit jaar last van verhoogde loodconcentraties, wat vooral bij kinderen ernstige gezondheidsrisico’s oplevert, zoals vermindering van de fijne motoriek en een negatieve impact op het IQ. Kinderen zoals Hannah (2), bij wie zeven keer de toegestane hoeveelheid lood werd gemeten.
Dan was er nog de website Apache, die begin dit jaar meldde dat er lood lekt in de Schelde uit resten metaal (‘slakken’) die Umicore verkocht aan bedrijven die de wanden van de rivier ermee verstevigen. Het artikel wekt de indruk dat Umicore nalatig heeft gehandeld.
Vervuiling rondom Umicorefabrieken is een terugkerend probleem
Maar dat verhaal blijkt anders in elkaar te zitten: minister Joke Schauvliege van Milieu, Natuur en Cultuur legde in februari uit dat er pas sinds 2015 strengere wetgeving voor oppervlaktewater is en dat de gebruikte loodslakken voldeden aan de norm die daarvoor gold. Of loodslakken in de toekomst nog gebruikt kunnen worden om rivierwanden en dijken te versterken moet nieuw onderzoek nu uitwijzen.
En er is er nog dit kritiekpunt: waar Umicore 174 miljoen euro uittrok om saneringswerkzaamheden uit te voeren op plekken waar het eerder milieuschade heeft veroorzaakt, stak het geen geld in herstel in Congo. Het richt daar nu geen schade meer aan, maar in de omgeving van de mijn waar het uranium en koper dolf, wil je ook niet wonen. Ook de kobaltwinning zal schade hebben opgeleverd - zoals die dat nu nog steeds doet.
Scheers zegt hierover: ‘We zijn toen [na Congo’s afhankelijkheid, TV] uitgewezen. Als bedrijf hebben we niet de kans gehad om aan remediation te doen.’
Het wetenschappelijk bureau van GroenLinks nam in een eerder bedrijfsprofiel de constatering op dat Umicore er bewust voor kiest om alleen te saneren op plekken waar het zelf nog actief is. Het is de vraag of afnemers van de grondstoffen van destijds hier niet ook schuld hebben - in mijn ogen moet de westerse wereld in brede zin verantwoordelijkheid nemen.
En waar komen de grondstoffen nu vandaan? Niemand hoeft het te zeggen
En tot slot nog dit probleem: Umicore mag dan wel veel recyclen, nog steeds komt bijna de helft van alle grondstoffen uit mijnen - en het bedrijf hoeft niet bekend te maken waar het grondstoffen inkoopt.
The Washington Post liet dit jaar in een uitgebreide serie over grondstoffen voor batterijen zien dat veel handel in de praktijk verloopt via een labyrint van tussenpersonen, waardoor misstanden aan de ‘bron’ niet makkelijk worden opgemerkt. Dit is een algemeen probleem, dat met internationale wetgeving moet worden opgelost.
Voor Umicore betekent het dat we vooral weten wat er wel goed gaat. Zoals: voorbeeldig gedrag bij de inkoop van kobalt in Congo. Umicore heeft daar als eerste bedrijf een publieke handleiding voor opgesteld en laat zich bij de inkoop ervan extern controleren.
Verder laat het jaarlijks onderzoek doen naar de duurzaamheid van het grondstoffeninkoopbeleid en staat het bedrijf op het lijstje van duurzame leveranciers van goud. En ook een rapport over platinamaterialen van The Centre for Research on Multinational Corporations (SOMO) waar Umicore aan meewerkte laat geen misstanden zien.
Er is dus geen directe reden voor wantrouwen, en voor kobalt speelt het bedrijf in elk geval een voortrekkersrol. Maar tot er wetgeving komt die bedrijven dwingt om de aanvoerketen transparant te maken, kunnen we simpelweg niet zeker weten of alles bij de leveranciers van Umicore netjes verloopt.
Wat dit verhaal leert
Op basis van de laatste paragraaf zou je een heel ander verhaal over Umicore kunnen schrijven. Een verhaal waarin de nadruk ligt op de risico’s van lokale vervuiling, op de verantwoordelijkheid voor en afbetaling van historische schuld of op het gebrek aan transparantie in de aanvoerketen.
Volgens mij is het ook heel goed dat die verhalen gemaakt worden.
Maar het verhaal van een bedrijf dat ooit grondstoffen voor atoombommen en granaten leverde, en daarna besloot in materialen voor batterijen, zonnepanelen en roetfilters te gaan die vervuiling op grote schaal tegengaan en tegenwoordig de helft van zijn grondstoffen niet als primaire delfstoffen uit mijnen haalt, dat is ook het vertellen waard.
Volgens mij leert de geschiedenis van hoe Union Minière veranderde in Umicore ons dit:
- Een extreem heftige crisis biedt de grootste kansen.
- Een bedrijf moet zijn core business compleet durven te laten varen als die niet meer van deze tijd is.
- Er is een scherpe en morele visie nodig over waar in de toekomst behoefte aan is.
- Een bedrijf moet transparant zijn over het verleden.
- Een bedrijf moet rücksichtslos onderdelen durven te verkopen, ook als die vroeger tot de kern behoorden.
- En de identiteit durven aan te nemen van nieuwe bedrijfsonderdelen die het koopt of ontplooit.
- Het bedrijf moet zich al die tijd niks durven aan te trekken van morrende aandeelhouders.
- Kortom: het moet gewoon écht willen veranderen.
Dit alles kost decennia. Maar dan kan een bedrijf dus gewoon een voortrekker worden, waar het eerder achterhaald en ouderwets was.
Mogen alle andere mammoeten die de weg naar de toekomst kwijt zijn hieraan een voorbeeld nemen.
Lees ook:
Het mysterie van de Verenigde Naties: deze zeven particulieren losten het bijna op Werd het hoofd van de Verenigde Naties in 1961 vermoord? Dat raadsel is nooit opgelost. Zeven particulieren zetten een speurtocht naar de waarheid in gang. En ze kwamen dicht bij het antwoord. De Amerikaanse geheime dienst NSA heeft het laatste puzzelstukje. Zo probeert deze Nederlandse start-up zijn nieuwe batterij in onze auto’s te krijgen Als je het nieuws mag geloven, wordt er elke maand wel een nieuwe revolutionaire batterijtechnologie uitgevonden. Aan de Nederlandse start-up LeydenJar Technologies vroeg ik: hoe zorg je ervoor dat jouw doorbraak daadwerkelijk in een mobieltje of elektrische auto terechtkomt? In Europa komt het wel goed met batterijenrecycling. Nu Afrika nog De mogelijkheden voor batterijenrecycling in Europa zijn geweldig, zo schreef ik onlangs. Daarna belde ik met Joost de Kluijver, die uitlegde wat het grote probleem is met batterijen in Afrika: ze kunnen het continent niet af, en lokaal recyclen gaat ook niet. Zijn bedrijf Closing the Loop zoekt naar een oplossing. Hoe de ‘grootste ramp sinds de Tweede Wereldoorlog’ voorspeld én genegeerd werd De hongersnood in Jemen, Somalië, Zuid-Soedan en Noordoost-Nigeria was voorspeld én had voorkomen kunnen worden. Toch is een hele generatie omgekomen van de honger. Ik ontdekte hoe dat kon toen ik er verhalen wilde maken.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!