Herinneringscentrum Kamp Westerbork organiseerde een ‘bijzondere burenavond.’ Omwonenden werden in het herinneringscentrum bijgepraat over de noodzakelijke nieuwbouw van het herinneringscentrum – er komen veel meer bezoekers dan bij de bouw in 1983 was gedacht – en de projecten op het twee kilometer verderop gelegen kampterrein. Er waren ongeveer vijftig buren.

Onderzoeker José Martin zette Marijke en Karel, twee van de vele vrijwilligers uit de buurt, in het zonnetje. Marijke voerde al twaalf jaar gegevens van voormalig kampbewoners in op de computer. ‘Saai werk, maar het geeft onnoemelijk veel bevrediging.’ Marijke kon nog steeds kippenvel op haar armen krijgen als ze terugdacht aan de dag dat ze een man een bijbel met de namen van zijn weggevoerde ouders kon terugbezorgen.

Karel werkte een jaar als tuinman op Westerbork. Hij had zich wat in de geschiedenis verdiept om dagjesmensen met vragen zo goed mogelijk te bedienen. ‘Want je bent hier nooit alleen. Er passeert van alles, van fietsers en wandelaars tot huifkarren.’

‘Hoe zou u gehandeld hebben? Je weet het niet’

Vraag van José: ‘Wat voor weer tuiniert het prettigst? Met een zonnetje?’

Karel: ‘Nou nee, bewolkt natuurlijk.’

Historicus Bas Kortholt vertelde over de relatie tussen het kamp en de omwonenden in oorlogstijd. Er waren ‘goeden’ die Joden hielpen ontsnappen en onderduiken, maar er waren ook NSB’ers.

Er was ook een boer die op een dag kampcommandant Albert Konrad Gemmeker van de fiets zag vallen. Hij kon niet meer zelfstandig overeind komen. De boer hielp de commandant, maar weigerde na afloop diens uitgestoken hand.

‘Zeg het maar,’ zei Bas. ‘Hoe zou u gehandeld hebben? Je weet het niet.’

Later die avond zou hij zeggen dat hij zelf waarschijnlijk tot de grote groep wegkijkers had behoord.

Het kamp: ‘Terug naar de authentieke staat’

Directeur Dirk Mulder kwam naar voren. De manier van spreken verraadde een onderwijsachtergrond. Hij zei dat tot de bijzondere burenavond was besloten omdat het op 15 juli precies 75 jaar geleden was dat het eerste transport vanuit Westerbork vertrok. Uiteindelijk zouden er bijna 107.000 mensen met 97 transporten vanuit Kamp Westerbork worden gedeporteerd. Slechts 5.000 gedeporteerden overleefden de oorlog.

Hij begon aan een lang verhaal over de relatie van het kamp met de gemeente, over hoe het kamp probeerde met alle belanghebbenden – Staatsbosbeheer, de gemeente, omwonenden - rekening te houden en zei heel goed te beseffen dat het kamp nog steeds een grote impact op de omgeving heeft.

De toegang werd verplaatst en er was eigenlijk een bredere toegangsweg nodig om de groeiende bezoekersstromen te kunnen verwerken, maar dat zou volgens tegenstanders het typisch Drentse karakter – bomen aan beide kanten van de weg – aantasten.

Hij vertelde ook dat het denken over de inrichting van het voormalig kampterrein was veranderd. In 1971 werden alle barakken nog afgebroken, maar de laatste jaren is er een tendens om zoveel mogelijk in authentieke staat terug te brengen. De houten woning van de kampcommandant was ternauwernood behouden gebleven. Er was na het overlijden van de laatste bewoonster een glazen stolp overheen gezet.

Dirk: ‘Bij het eerste overleg met de raad van advies over het gebouw was de tendens nog om het gebouw te slopen. Voorzitter van die raad was toen Ed van Thijn, de voormalig burgemeester van Amsterdam. Hij had als kind zelf twee keer in Westerbork gezeten en zei: ‘Als er geen barakken meer staan, dan toch ook niet de woning van een SS’er. De bulldozer ertegenaan!’ Ik heb dat advies in een la laten verdwijnen. Nu is de tijdgeest weer anders. De jongere generatie is visueel ingesteld.’

De omgeving: ‘De verschrikkelijke stank van de bussen’

Nadat zijn betoog een halfuur was uitgelopen, was het tijd voor vragen uit de zaal.

Mevrouw Titia Kooistra, die aan de rand van het kampterrein woont, stak haar vinger op en begon over ‘de verschrikkelijke stank van de vele dieselbussen’ die haar woning passeerden.

‘Ik hou dadelijk onder de overkapping nog een toespraak. Daar zit voldoende in’

Ze zwaaide, terwijl ze sprak met haar rechterhand voor haar gezicht om aan te geven hoe erg of ze de walm vond. Dirk, bij wie van het gezicht was af te lezen wat of hij van dit soort vragen vond, schetste een toekomst van zelfrijdende elektrische karretjes of misschien wel houten fietsen, die door Staatsbosbeheer zouden kunnen worden geproduceerd van afvalhout, maar dat zou dan wel weer gevolgen hebben voor het fietsnetwerk.

In de pauze werd Dirk aangesproken door Rosa Timmer van het Dagblad van het Noorden, die een plekje op de voorpagina had gereserveerd. ‘Maar dan moet je wel met wat komen...’

‘Ja, ja,’ zei Dirk terwijl hij een shagje rolde, ‘ik hou dadelijk onder de overkapping nog een toespraak. Daar zit voldoende in.’

De ambtswoning: ‘Een locatietheater’

Per bus ging het naar het kampterrein. De gesprekken onderweg gingen vooral over de aardappeloogst. Ook in de bus: een buurtbewoner die de oorlog nog had meegemaakt.

Zijn ouders huurden voor vijftig cent per dag Joodse werkkrachten van het kamp.

‘Die kwamen niets tekort, mijn moeder kookte heerlijk voor ze. We deden wat we konden.’

Onder de overkapping bij de ambtswoning was het warm. Dirk begon opnieuw aan een toespraak, die nog eens een halfuur duurde. Hij pareerde de kritiek dat Westerbork een toeristische attractie zou worden met de mededeling dat nieuwbouw noodzakelijk was om alle schoolklassen en belangstellenden te bedienen en dat die mensen het liefst zoveel mogelijk wilden zien.


‘Wij zijn niet uit op hogere bezoekersaantallen, we zijn geen Hilversum waar alles om de kijkcijfers draait. Deze glazen overkapping is er ook niet omdat we er hier een soort Disneyland van willen maken. Als wij alle bezoekers door de kampcommandantwoning zouden laten lopen - dat zijn er twee- tot driehonderdduizend per jaar -, dan zou het gebouw binnen vijf jaar instorten.’

Daarna kondigde hij de komst van ‘een locatietheater’ aan. Hij dacht in eerste instantie aan tien voorstellingen met een educatief karakter rond de kampcommandantwoning.

De rondleiding: ‘Gebeurt er hier ook eens wat’

Na de rondleiding over het kampterrein, waarbij historicus Guido Abuijs vooral inging op de relatie tussen het kamp en de omwonenden – ‘Er bestaat al 75 jaar een relatie tussen bakker Fledderus uit Hooghalen en het kamp. Vroeger bracht hij brood, nu vooral taart.’ –, ging het per bus weer terug naar het herinneringscentrum, waar Staatsbosbeheer met een kraampje stond om de geïnteresseerden in de flora en fauna te bedienen.

Titia Kooistra klaagde nog een keer over de toegenomen hoeveelheid autobussen.

‘Het begon met één paars busje,’ zei ze, ‘maar daarna kwamen de bussen. Wij tellen er soms wel tien per dag. Het zijn afgekeurde diesels, denk ik.’ Ze had er ‘een dubbel gevoel’ bij.

Aan de ene kant begreep en voelde ze nut en noodzaak van de plek, daarvan was ze ook op de hoogte toen ze er twaalf jaar geleden kwam wonen, aan de andere kant was ze wel voor bescherming van het woongenot. ‘Behalve dat er hier natuurlijk verschrikkelijke dingen zijn gebeurd, is het hier natuurlijk ook prachtig. Kijk om je heen. Zo rustig, zo mooi, dat wil je natuurlijk ook behouden.’

Wat haar ook stoorde was dat ze als meest nabije buurvrouw via-via van de bijzondere burenavond had moeten horen. ‘Het was aangekondigd in De Gezinsbode, nou die wordt uitgerekend bij ons niet bezorgd. Niet netjes.’

Directeur Dirk draaide nog maar eens een shagje, haalde een hand door zijn grijze krullen en zei: ‘Ach dat zijn allemaal pietluttigheden. Het heeft ook in alle andere kranten gestaan die wel bij mevrouw bezorgd worden. Je wordt weleens gek van waar je als directeur allemaal tegenaan loopt.’

Hij begon over een vorig gemeentebestuur dat bij het weer opbouwen van een authentieke barak begon over een niet-aangevraagde bouwvergunning. ‘Een bouwvergunning… Voor iets wat er zeventig jaar eerder al stond! ‘Ja,’ zeiden de toenmalige bestuurders, ‘maar zo’n vergunning vervalt na tien jaar.’ Gelukkig zit er nu een heel goed gemeentebestuur.’

De meeste buren en omwonenden waren onder de indruk van de rondleiding.

‘Ja, toch wel interessant hoor.’

‘Ze kunnen het mooi brengen.’

‘Leuk, dat er een theater komt. Gebeurt er hier ook nog eens wat.’

In het herinneringscentrum was er koffie en frisdrank toe en gingen Dirk en zijn medewerkers uitgebreid in op alle vragen. Met ons liep hij door de tentoonstellingsruimte om het systeemplafond aan te wijzen.

Ook onder het systeemplafond:

Zo kun je burgers ook betrekken bij de besluitvorming: met stickers Het systeemplafond is Nederland in een notendop: saai, efficiënt en gemakkelijk om dingen in te verbergen. Vandaag zijn we in Hardenberg, waar ambtenaren zeven maanden aan een concept voor meer betrokkenheid hebben gewerkt. ‘Wat leuk is, is het bijbehorende stickervel.’ Lees de reportage hier terug Verbondenheid in dit dorp: een website waar je je pasfoto kunt uploaden Het systeemplafond is Nederland in een notendop: saai, efficiënt en gemakkelijk om dingen in te verbergen. Vandaag zijn we in Badhoevedorp, waar een website de inwoners dichter bij elkaar moet brengen. Lees de reportage hier terug