De Gouden Eeuw staat bekend als dé bloeiperiode van Nederland. Maar wist je dat de Republiek der Verenigde Nederlanden in grofweg diezelfde periode verantwoordelijk was voor 5 procent van alle handel in slaafgemaakten naar de Amerika’s?
Sterker nog: wist je dat Nederland tussen 1650 en 1675 de grootste handelaar in slaafgemaakten tussen West-Afrika en Zuid-Amerikaanse plantages was?
Tegenwoordig herinneren we ons in Nederland de zeventiende eeuw maar zelden als een periode van koloniale expansie. De aandacht gaat liever uit naar schilders, bestuurders en enkele zeehelden.
Als we het wel over de trans-Atlantische slavernij hebben, vertellen we onszelf graag dat Nederland hooguit de grootste van de kleintjes was, in een misdaad waarin iedereen deelde. De Britten, Fransen, Spanjaarden en niet te vergeten de tussenhandelaren en koninkrijken op de West-Afrikaanse kust speelden een veel grotere rol.
Dat verhaal is misschien geruststellend. Er is niets uniek gewelddadigs of racistisch aan wat onze voorgangers overzee uitspookten, denk je dan.
Internationaal denken historici daar toch een beetje anders over. De Nederlanders van de Gouden Eeuw waren niet alleen gewiekste tussenhandelaren, maar ze waren ook ontzagwekkend efficiënt als het ging om het organiseren van geweld overzee en het ronselen van (al dan niet vrije) werkkrachten. Historici spreken daarom zowel van een ‘Dutch primacy in world trade’ als van een ‘Dutch moment’ in de geschiedenis van het Atlantisch gebied. En dat zijn geen complimenten.
De verovering van overzeese gebieden in het Atlantisch gebied was een fundamenteel onderdeel van de internationale politiek van de Republiek. Het ‘Dutch moment’ was er een van handel, geweld en van slavernij. En doordat de West-Indische Compagnie (WIC) zich inliet met het verschepen van slaafgemaakten van West-Afrika naar plantages in ‘Brasiel,’ heeft Nederland een grote rol gespeeld in de vorming van wat nu Brazilië heet.
Wat Nederland in Brazilië deed
Het is misschien wel de onbekendste kolonie van Nederland: Brazilië. Nederland veroverde er de eerste plantagegebieden tijdens de slotakte van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Na een eerste aanval in 1624 drongen tussen 1630 en 1654 de troepen van de WIC diep door in de Portugese overzeese delen van het Habsburgse rijk. Dit rijk bestond uit zowel Spanje als Portugal, die destijds samen de Iberische Unie vormden. Portugese forten op de Afrikaanse kust en plantagegebieden in Brazilië werden door Nederlanders veroverd.
En daar werd zeker niet alleen gevochten en geplunderd. De forten in Afrika werden door de WIC gebruikt om mensen in te kopen om deze vervolgens op plantages in Brazilië te werk te stellen voor onder meer suikerproductie.
De Nederlandse activiteiten in Brazilië waren niet altijd zo onbekend. Sterker nog, in die tijd waren ze het gesprek van de dag. ‘Brazilië’ was zelfs ‘een van de meestbesproken nieuwsonderwerpen van de Nederlandse Gouden Eeuw.’
Brazilië sprak destijds erg tot de verbeelding van de zeventiende-eeuwse Nederlanders. Lang voor de eerste aanval waren boeken beschikbaar geweest die repten over het land met exotische dieren en zo mogelijk nog exotischere mensen, en nu was het in handen van de heldhaftige republiek, zo dacht men.
De eerste ronde: Nederland verplaatste zijn oorlog met Spanje naar de Amerika’s
De eerste aanval op Brazilië in 1624 was onderdeel van de Nederlandse oorlogsstrategie tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het plan was niet mals geweest. De WIC stelde ‘dat men de koning van Spanje […] van zijn jaarlijkse inkomsten behoorde af te snijden.’ Daarnaast was het plan om het strijdtoneel tussen de lage landen en Spanje te verplaatsen naar het wereldtoneel.
Het was op hun beurt de Spanjaarden niet ontgaan dat de opstandige Nederlandse provincies het op hun overzeese rijk hadden voorzien. De aanval van de Nederlanders in de Braziliaanse Allerheiligenbaai in 1624 provoceerde dan ook een grootscheepse Spaanse reddingsactie. Spanje stuurde 56 schepen en ruim twaalfduizend manschappen de oceaan over. Geen enkele trans-Atlantische troepenverplaatsing was groter geweest dan wat er op gang kwam om Brazilië voor de Habsburgers te behouden. Het is dan ook niet helemaal verwonderlijk dat Nederland snel de eerste veroveringen kwijtraakte.
Dat we dit uit ons collectieve geheugen hebben gewist, komt misschien wel door de nederlaag die snel op het eerste succes volgde. Maar dan nog is het niet terecht dat ‘Brazilië’ een verzwegen geschiedenis is geworden.
De tweede ronde: Nederland ging zich met handel in slaafgemaakten bezighouden
De tweede ronde van Nederlandse veroveringen in Brazilië begon in 1630 en was succesvoller. Het grotere plan van de WIC was om zowel plantagegebieden alsook forten in Afrika te veroveren. De bedoeling: greep krijgen op de handel in slaafgemaakten en de suikerproductie.
Dat de WIC zich begon in te laten met slavernij is eigenlijk verbazingwekkend. Het was alsof in een volledig op groene energie gebaseerde economie een groep ondernemers plotseling met het voorstel komt om een kolencentrale te openen. Ga maar na: in de steden van de Republiek was al in de middeleeuwen de slavernij afgeschaft. Een stad als Amsterdam was er bijvoorbeeld bijzonder trots op dat er binnen haar grenzen geen slavernij was.
En in de Lage Landen beschouwde men het eigen grondgebied in die tijd niet alleen als slaafvrije zone, men zag zichzelf zelfs als antislavernij: een slaaf die bijvoorbeeld naar Antwerpen of Amsterdam vluchtte, mocht zich beschermd weten tegen uitlevering. Iedereen was binnen die muren vrij.
Het was een systeem dat door de Portugezen was opgezet, en nu door de WIC werd overgenomen
Slavernij was, kortom, een achterhaalde en barbaarse activiteit, vonden veel mensen in Nederland. Het houden van slaven en het tot slaaf maken van krijgsgevangen werd destijds meer geassocieerd met de Osmaanse koninkrijken, met name op de kust van Algerije en Marokko waar Europese zeelieden werden gegijzeld.
Dat Spanje en Portugal zich inlieten met het tot slaaf maken van de inheemse bevolking van Amerika werd gezien als een katholieke dwaling, en niet als een activiteit waarmee de Republiek zich wilde inlaten.
Toch ging de WIC er nu zelf toe over deals te sluiten met koningen en tussenhandelaren in West-Afrika om mensen te leveren. De dienaren van de WIC sloten deze gevangenen op in de Nederlandse forten om ze vervolgens op zeilschepen naar Brazilië te vervoeren.
Het was een systeem dat door de Portugezen was opgezet, en nu door de WIC werd overgenomen.
Het vervoer van de tot slaaf gemaakte Afrikanen ging onder erbarmelijke omstandigheden. Vastgeketend en opeengepakt zat men enkele maanden gevangen op weg naar een onbekende bestemming. Velen overleefden door uitputting en ziekten de reis niet. De bemanning paste wrede onderdrukkingsmethodes toe om de controle over de gevangenen te houden.
Hoe slavernij toch werd goedgepraat
Hoewel er altijd tegenstanders van de slavernij bleven bestaan, kozen de meeste bestuurders ervoor om de slavernij overzee te vergoelijken. Voorstanders gebruikten meestal twee argumenten.
Allereerst was slavernij volgens hen te verkiezen boven het doden van vijanden. Zo konden in een rechtvaardige oorlog rechtmatig slaven worden gemaakt. Dit argument verdween al snel naar de achtergrond, omdat dat niet was wat de WIC in Angola en Brazilië deed.
Het tweede argument werd dat Afrikanen de nazaten waren van Noahs vervloekte zoon Cham, wiens nazaten volgens de vloek gedoemd waren om ‘slaven van slaven’ te zijn. Deze lezing van het verhaal gaat er van uit dat Cham en zijn nakomelingen een donkere huidskleur hadden.
Het was een theologische innovatie die voorafgaand aan de bemoeienissen in de Atlantische wereld niet had bestaan, maar die nu als schaamlap voor een nog altijd verwerpelijk geachte activiteit werd gehangen.
Zo werd de WIC verantwoordelijk voor de helft van de slaventransporten
Brazilië bleef uiteindelijk niet lang in Nederlandse handen. De Portugezen vochten terug en heroverden de plantages en steden een voor een. Met de verovering van de stad Recife door de Portugezen eindigde in 1654 de Nederlandse aanwezigheid in Brazilië. De kolonie ging verloren. Dat betekende echter niet het einde van de Nederlandse invloed.
Wat de Nederlanders hadden geleerd in Brazilië pasten ze nu toe in de rest van de Atlantische wereld
Sterker nog: na de definitieve Nederlandse nederlaag in 1654 transformeerde het land van oorlogsmachine tot een succesvol tussenhandelaar in slaafgemaakten. De eerdere schroom was volledig verdwenen.
Wat ze hadden geleerd in Brazilië werd nu toegepast in de rest van de Atlantische wereld. Zo werden Nederlandse slavenschepen tussen 1650 en 1675 verantwoordelijk voor maar liefst de helft van alle slaventransporten over de Atlantische oceaan.
Deze transporten gingen niet langer naar Brazilië, maar in plaats daarvan naar Curaçao en vervolgens verder naar de Spaanse koloniën in Zuid- en Midden-Amerika. Ook leverde men aan de nieuwe suikerplantages op het Engelse Barbados. Nederlandse ondernemers en bestuurders maakten in een cruciale fase van de geschiedenis het Britse en Franse rijk verslaafd aan suiker, plantages en slavenarbeid.
Van Brazilië naar Suriname
Het verlies van Brazilië was in eerste instantie een traumatische gebeurtenis voor Nederland. Het maakte pijnlijk duidelijk hoe verdeeld de provincies in de Republiek der Verenigde Nederlanden onderling eigenlijk waren. De Zeeuwen wilden graag doorvechten, maar het berekenende Amsterdam kreeg haar zin. Het verlies werd genomen en de militaire versterking voor de door Portugezen belegerde WIC-troepen in Recife kwam er niet.
In Amsterdam wilde men zo snel mogelijk de schande van de nederlaag vergeten. Men ging zich bezighouden met een (niet lang daarna eveneens mislukte) kolonie in de Delaware en tussenhandel in de Atlantische wereld.
De Zeeuwen zinden nog wel op een revanche. Pleidooien voor een herovering waren tevergeefs, dus begon men te zoeken naar een ‘Tweede Brazilië.’
Eerst dachten Zeeuwse bestuurders dit op Tobago gevonden te hebben, maar in 1667 herkende men een Engelse kolonie aan de Surinamerivier als kanshebber. Toen de Zeeuwen van Holland geen steun kregen voor hun nieuwe koloniale plannen, veroverden de Zeeuwen op eigen houtje Suriname op de Engelsen.
Suriname werd daadwerkelijk een tweede Brazilië. Vluchtelingen uit Brazilië vonden er een veilig heenkomen om nieuwe plantages op te zetten. De handel in slaafgemaakten werd verder gereguleerd en algauw produceerde de kolonie miljoenen ponden suiker per jaar. De slavernij en suikerproductie werden op Braziliaanse leest geschoeid. Men kopieerde wat men in Brazilië had geleerd.
Waarom we deze geschiedenis niet mogen vergeten
De herinnering aan het Nederlandse slavernijverleden wordt gedragen door Afro-Nederlandse nazaten van slaafgemaakten uit Suriname, Curaçao en de kleinere eilanden. Brazilië is in die herinnering een verborgen verleden. Er herinnert in Nederland maar weinig nog aan de periode die aan de Surinaamse slavernij voorafging.
We hebben de Atlantische geschiedenis van Nederland nodig om ons beeld van de Gouden Eeuw compleet te maken. Het was niet alleen de glorietijd van dynamiek, immigratie, wetenschap, kunst en ondernemerschap. Men vormde zich toen ook een beeld van de wereld buiten Europa, en men leerde het geweld, uitbuiting en toenemende ongelijkheid te vergoelijken. Slavernijgeschiedenis en koloniale geschiedenis vormen geen aparte afdeling van ons verleden, maar zijn er onlosmakelijk onderdeel van.
De Braziliaanse episode verdient het om aan de vergetelheid te worden ontrukt. Brazilië heeft immers een nawerking gehad die niet te onderschatten is.
Nog belangrijker dan dat is de culturele erfenis. Er ontstond een typisch Europees exotisme waarin Braziliaanse natuur en kunstschatten een belangrijke rol spelen, en de associaties van wit met ‘vrij’ en zwart met ‘onvrij’ stammen uit deze tijd. Deze associaties waren in die tijd nog niet zo kwaadaardig als ze tijdens de Verlichting zouden worden, maar we moeten de oorsprong ervan wel naar deze geschiedenis herleiden.
Dit verhaal is geschreven voor de Maand van de Verzwegen Geschiedenis van De Correspondent en The Black Archives.
Met dank aan Correspondentlid en geschiedenisdocent Marijn Luijten voor het nalopen van de geschiedenisboeken.
Meer lezen?
Waarom we oktober uitroepen tot Maand van de Verzwegen Geschiedenis Wist je dat Brazilië een Nederlandse kolonie was? Om de geschiedenis van meer perspectieven te voorzien, publiceert De Correspondent verhalen die niet of nauwelijks in de schoolboeken staan. Want die geschiedenissen vormen hoe we nu samenleven. Geschiedenisboeken staan vol witte hoofdpersonen. Hier 12 zwarte sleutelfiguren Hoe kan het dat we zo weinig leren over zwarte personen in de geschiedenis van Nederland, Europa en de wereld? Maak kennis met twaalf zwarte, onbekende hoofdrolspelers in de geschiedenis. Welke verzwegen geschiedenis moet in elk schoolboek staan? De Correspondent organiseert met The Black Archives de Maand van de Verzwegen Geschiedenis. Welke verhalen zouden volgens jullie in de geschiedenisboeken moeten komen?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!