Wie doet er mee, vroeg ik jullie in september. Wie doet er mee met mijn onderzoek naar de kwetsbaarste laag van de beroepsbevolking?

Ik doelde op mensen die betaald werk doen en net wel of net niet kunnen rondkomen. Je vindt ze in alle sectoren, in alle leeftijden, in alle delen van het land. Het zijn mensen met onzekere banen, zzp’ers die geen loon naar werken krijgen en kleine ondernemers onder druk.

Ik noemde ze alledaagse helden. Ze doen er alles aan het hoofd boven water te houden, hoe lastig dat vaak ook is.

Bijna tweehonderd mensen reageerden op mijn oproep om bij te dragen aan mijn onderzoek. Ik stuurde ze een handleiding hoe ze in gesprek konden gaan met een alledaagse held om daar eventueel verslag van te doen.

De enthousiaste reacties overtroffen al mijn verwachtingen. Tot midden januari ontving ik 84 verhalen. Ik verwacht er de komende maand nog zeker twintig.

Sommige inzendingen zijn complete boekwerken. Andere bijdragen zijn ultrakort. Uit die veelheid heb ik zes verhalen gekozen, soms alleen fragmenten.

Ze zijn niet representatief voor de groep van ‘arme werkenden’ en ‘onzekere werkenden’ waartoe inmiddels een op de zeven Nederlanders behoort. Ze geven wel een beeld van de wijdverbreidheid en de diversiteit van deze groep.

Je kunt de verhalen achter elkaar lezen of meteen doorklikken naar de bijdrage die je het meeste aanspreekt in dit rijtje.

Een molenaarsvrouw die snakt naar wind mee

De coupeuse die niet met Primark kan concurreren

De vrouw met twee banen én te weinig schulden

De oud-schooldirecteur die postbode werd

De trotse decorbouwer die geen pensioen opbouwt

De kattenoppas die altijd pijn heeft

Een molenaarsvrouw die snakt naar wind mee

Karlijn Kraan (50) uit Koedijk is geen lid van De Correspondent. Ze schrijft dat ze zich dat niet kan permitteren. Via Facebook las ze een van mijn artikelen over hardwerkende mensen die toch niet kunnen rondkomen. Dat moedigde haar aan tot het schrijven van haar eigen verhaal.

‘In 2009 zijn wij als echtpaar begonnen op een nieuw gebouwde molen in Koedijk met het malen van biologisch graan, het runnen van een biologische buurtwinkel en een biologische koffieschenkerij. Na drie jaar is onze dochter bij ons in het bedrijf gekomen om biologische taarten en koekjes te bakken.’

‘Wij hadden als eerste bedrijf in Nederland drie verschillende biologische certificaten en daar werkten we hard voor. Klinkt allemaal als een droom die uitkomt toch? Als we op de molen aan het werk zijn, het waait goed en de oven ruikt lekker, dan is dat ook zo.’

‘Elk jaar is het financieel weer net goed gekomen. We leven alle drie financieel op het minimumniveau en kunnen dankzij de steun van vrijwilligers en familie af en toe een weekje op vakantie om even bij te komen van alle stress.’

‘Gelukkig hebben we een fijn team van mensen die om allerlei redenen graag een paar uurtjes per week bij ons op de molen bezig zijn.’

‘Nu is er wél smurfenijs en cola light te koop, dat is best moeilijk om te zien’

‘Ons grootste probleem is dat iedereen het prachtig vindt wat wij doen, maar er niet aan denkt dat de molen alleen kan blijven draaien als het meel goed verkocht wordt.’

‘Elke keer als we iets hebben opgezet om meer omzet te creëren, gebeurt er op een ander terrein iets waardoor we weer omzet kwijtraken.’

‘Anderhalf jaar geleden zijn we gestopt met de biologische horeca omdat we te weinig gasten kregen. Inmiddels zit er gangbare horeca in dezelfde ruimte, die wel cola light schenkt en blauw smurfenijs verkoopt. Nu komt er meer publiek. Dat is best moeilijk om te zien.’

‘We malen echt mooi meel, maken daar diverse mixen van en proberen klanten zoveel mogelijk te vertellen wat ze er allemaal van kunnen maken. We leveren producten die aansluiten bij diëten als suikervrij en veganistisch eten.’

‘We leveren ook aan diverse winkels en horecagelegenheden. We staan op markten en hebben sinds kort ook een foodcar. We doen er echt alles aan om levensvatbaar te blijven.

‘Maar de Nederlandse consument blijft beslissen met zijn portemonnee. Alles draait om zo goedkoop mogelijk, anders gaat de klant naar de concurrent. Ook binnen de biologische sector is inmiddels een prijzenslag aan de gang.’

‘Ondanks ons lage inkomen hebben we geen recht op ondersteuning vanuit de bijstand, omdat de regels voor ondernemers nog strenger zijn dan voor anderen.’

‘Nu de Unesco het ambacht van molenaar tot het immaterieel cultureel erfgoed heeft uitgeroepen, vind ik dat er een permanente financiële ondersteuning voor beroepsmolenaars moet komen. Niet alleen praten over het belang van het behouden van het beroep maar concreet wat doen.’

De coupeuse die niet met Primark kan concurreren

Chayenne Schiepers (24) uit Utrecht studeert Humanistiek. Via een studiegenoot kwam ze in gesprek met Mieke, een 55-jarige alleenstaande moeder uit Arnhem. Haar 20-jarige dochter woont nog thuis. Dit is het verhaal over Mieke.

‘Mieke is coupeuse. Ze krijgt een uitkering maar ze heeft haar beroep daarnaast altijd uitgeoefend. Voor twee vaste opdrachtgevers heeft ze langere tijd gewerkt: voor een theatervormgeefster en voor een bruidscouturewinkel. Dat gebeurde op freelancebasis. Soms had ze veel opdrachten, soms weinig. Inkomsten waren onregelmatig.

‘Sinds 2012 is Mieke zzp’er. Via de Sociale Dienst kwam ze in een traject terecht. Van iedereen met een uitkering en een diploma werd verwacht dat ze als zelfstandig ondernemer aan de slag konden gaan.’

‘Van 2009 tot en met 2011 kreeg ze begeleiding, zoals om te leren ‘hoe men zich diende te profileren.’ Maar Mieke vond het moeilijk als ondernemer aan de slag te gaan, zeker in een tijd dat de modewereld nog niet hersteld was van de crisis. Ondernemers durven op mensen af te stappen, zegt ze, en standvastig te zijn. Dat kan zij niet goed.’

‘Ze vertelt dat veel klanten haar prijzen vergelijken met die van de Primark of H&M. Ze realiseren zich niet dat zij elk kledingstuk met de hand maakt vanaf het sjabloon tot aan de laatste knoop en dat daar veel tijd in zit.’

‘Ze houdt er nu al weinig aan over maar als ze de prijs nog verder verlaagt, werkt ze bijna voor niks. Ze wordt er ‘klein van’, zegt ze, als ze voor al haar tijd en moeite om ‘iets goeds en moois neer te zetten’ geen waardering krijgt. Maar het naaien ‘van begin tot eind’ vindt ze nog altijd leuk.

Sinds mei vorig jaar leeft Mieke weer van een bijstandsuitkering. Om daar recht op te krijgen, moest ze eerst een deel van haar spaarrekening opmaken.

‘Het geld wat ze verdient als zzp’er, wordt op haar uitkering gekort. Daar heeft ze geen probleem mee. Ze werkt zolang er werk is. De hele dag stilzitten is niks voor haar.’

‘Voor haar gevoel is ze nooit iets tekortgekomen. Ze is nooit ‘hebberig geweest naar meer.’ ‘Je kunt ook blij zijn met minder.’

De vrouw met twee banen én te weinig schulden

Denise is boekhouder annex belastingadviseur in Noord-Brabant. ‘Een groot deel van mijn klantenkring bestaat uit alledaagse helden,’ schrijft ze. Ze stuurde me drie verslagen op basis van gesprekken met klanten.

‘Het viel me op dat de meesten wel een eigen huis hebben,’ schrijft ze. ‘Veel mensen zullen dan zeggen dat die klanten niet arm zijn. Dat zijn ze wel. Sommigen zijn zo arm dat ze niet eens inkomstenbelasting betalen. Ze kunnen niet eens gebruikmaken van de hypotheekrenteaftrek.’

Dit is het verhaal van een van haar klanten. Ik noem haar Margot.

‘Ze is alleenstaand. Tien jaar geleden was ze nog in loondienst als grafisch vormgever. Ze nam ontslag omdat de werkdruk te hoog was en ging verder als zzp’er.’

‘Daarnaast werkt ze nu als postsorteerder en als schoonmaakster bij een groot schoonmaakbedrijf. Ze heeft een koopwoning en een hypotheek. Zij is COPD-patiënt.’

In 2012 was haar belastbaar inkomen €12.469,-. In de jaren daarna was het veel minder. In 2016 weer iets beter, maar nog steeds maar €9.268,-.

‘Eigenlijk is haar inkomen te laag om van rond te komen. Ze houdt geen geld over om haar woning te onderhouden of eens iets leuks te doen. Mensen hebben er geen idee van hoe moeilijk zij het heeft.’

‘Van haar eigenwaarde is weinig over. Het werk dat zij nu doet is repetitief en saai. Ze leert niets nieuws. Daardoor voelt het alsof ze stilstaat en ‘dommer’ wordt.’

‘Werkgevers en instanties tonen over het algemeen weinig respect. Hoe sommige teamleiders bij beide bedrijven waarvoor zij werkt, omgaan met hun personeel is vaak vernederend.’

‘Haar grootste angst is de uitzichtloosheid, dat het de rest van haar leven zo door zal gaan’

‘Instanties volgen alleen maar de protocollen en schepen haar daarmee af.’

‘Iedere dag maakt ze zich zorgen of ze de rekeningen kan betalen. Ook voelt ze zich schuldig tegenover haar moeder die Alzheimer heeft en in een tehuis woont. Ze kan haar niet vaak genoeg bezoeken door werk en zorgen.’

‘Haar grootste angst is de uitzichtloosheid, dat het de rest van haar leven zo door zal gaan.’

‘Ze vindt dat het lijkt of instituten zoals gemeentelijke instellingen niet op de hoogte zijn van de werkelijkheid. Alles is volgens haar gericht op werklozen en bijstandsgerechtigden. Ze heeft al vaker aan de bel getrokken bij de gemeente om financiële steun.’

‘Zo’n 300 euro per maand zou al lucht geven. Maar ze kreeg te horen dat ze niet genoeg schulden heeft. En dat ze dus niets voor haar kunnen betekenen. Ze vindt dat instanties er beter aan doen preventief op te treden en mensen uit de schulden te houden.’

‘Wat heeft ze nodig? Een beter betaalde baan bij één werkgever voor 32 uur. Begrip voor haar situatie. Daadkracht, van haarzelf en van anderen. Ruimte, zowel financieel als in tijd. Iemand die haar de juiste richting wijst en begeleidt.’

De oud-schooldirecteur die postbode werd

Sandra van der Vlis (55) uit Den Haag heeft grote bewondering voor mensen die niet opgeven, ook als hun situatie uitzichtloos lijkt. Zelf geeft ze ook niet gauw op. Ze werkte tot de laatste parlementsverkiezingen als persoonlijk medewerker bij een van de fracties in de Tweede Kamer.

‘Daar waar ik dacht zo weer een volgende baan in te schuiven, is dit de afgelopen maanden nog niet gelukt,’ schrijft ze. ‘Misschien loop ik over een poosje ook met post… Lekker buiten, veel bewegen. Maar als ik denk aan de financiële consequenties, krijg ik wel buikpijn.’

Intussen is ze toch weer aan het werk.

Zij stuurde me twee bijdragen. Waaronder dit verhaal over Ingrid.

‘Ik knijp mijn ogen dicht: is het echt Ingrid Bes? De vroegere directeur van Montessorischool Waalsdorp, de basisschool in Den Haag waar onze kinderen naartoe gingen?

Ik zie haar lopen in de winkelstraat in mijn wijk. In PostNL-outfit achter een postkar. ‘Een bijbaan,’ vertelt Ingrid. ‘Ik kreeg het advies om meer te bewegen en kon de verdienste best gebruiken. En ik ben graag buiten.’

‘Vijftien jaar geleden nam Ingrid afscheid als schooldirecteur en begon haar eigen praktijk als integratief kindertherapeut. Veel ouders wisten de weg naar haar te vinden. Maar de toestroom nam af nadat ze weigerde om aan een eis van de Koepel en Beroepsverenigingen te voldoen en het certificaat Psychosociale Medische Basiskennis te halen à 1.750 euro.’

‘Dat was een voorwaarde om in aanmerking te komen voor vergoeding van de zorgverzekeraar. Overbodig, vond Ingrid. Bovendien riskant omdat kindertherapeuten zich meer psycholoog kunnen gaan voelen, of zo benaderd worden.’

‘Nog steeds blijken veel ouders bereid en in staat de therapie te betalen. Het zijn er wel minder dan voorheen. Ingrid besloot van de nood een deugd te maken. Een paar ochtenden per week brengt ze nu post rond in mijn wijk.’

De trotse decorbouwer die geen pensioen opbouwt

Rik Jörissen (34 jaar) uit Utrecht stuurde deze mengeling van trots en twijfel.

‘Over het algemeen voel ik me niet zo betrokken bij discussies over het zzp-schap of de arbeidsmarkt. Waarom ik nu wel reageer? Omdat ik merkte dat je openingsartikel over alledaagse helden geen klaagzang of lofrede is. Het probeert eindelijk licht te werpen op een groep die al heel lang bestaat - en blijft groeien - maar waarover veel nog onduidelijk is.

Twaalf jaar geleden heb ik mijn hbo-opleiding Journalistiek afgerond, maar zowel de studie als de stages vond ik niet inspirerend. Via een goede vriend kwam ik terecht bij een kleine werkplaats waar een groepje zelfstandigen decors maakte voor festivals, musea en beurzen. Dat voelde als iets wat ‘echt’ was: niet iets verzinnen, maar iets maken. Je eigen koers varen. Niet bang voor onzekerheid en schijt aan een toekomst zonder verzekering en pensioen.

Inmiddels ben ik twaalf jaar verder en werk nog steeds met dezelfde club. We zijn gegroeid en sterker geworden. Ik heb mijn moeder kunnen overtuigen dat het geen bevlieging was.’

‘Vijf jaar geleden nam ik haar mee naar Lowlands om te laten zien dat ik met mijn collega’s verantwoordelijk was geweest voor de indrukwekkende decors die ‘s lands grootste festival rijk is. Ik zit al vier jaar in een succesvol broodfonds, opgezet door gelijkgestemden uit dezelfde wereld.’

‘Ik heb nooit spijt gehad dat ik niet de journalistiek ben ingegaan. Maar het lijkt wel of die secundaire arbeidsvoorwaarden nooit meer ter sprake zijn gekomen. Wij redden ons immers toch wel en zijn te trots om te piepen. Daar hebben we ook helemaal geen tijd voor, want er is altijd een volgende klus die je wilt aannemen, inmiddels moet aannemen, met al die concurrerende mede-avonturiers.’

‘En waar wij onze voet tussen de deur kregen door geen vast contract te eisen, doet de nieuwste lichting zzp’ers dat door een paar euro per uur minder te vragen. Voor mij tien anderen.’

‘Dus ik voel me misschien wel een van de kwetsbaren op de arbeidsmarkt. Want ik hou geen rooie cent over om te sparen voor mijn pensioen. Het beetje dat ik kan sparen, heb ik hard nodig als buffer om de periodes te overbruggen waarin de klussen niet goed betaald zijn of zelfs afwezig.’

‘Als ik heel ongelukkig een been breek, kan ik het met mijn à duizend euro per maand wel een jaartje uitzitten. Maar als mijn been niet goed geneest en ik niet meer voor honderd procent kan lopen, sjouwen en klimmen, ben ik mooi de lul. Als mijn rug of knieën het na dertig jaar zware arbeid begeven, ben ik mooi de lul.

Toch voel ik me wel een held. Omdat ik voor geluk kies boven zekerheid. Maar ik voel me ook kwetsbaar.’

De kattenoppas die altijd pijn heeft

Sandra Luisterburg (42) uit Bussum stuurde deze bijdrage.

‘Ik heb biologie gestudeerd en wilde liefst in de wetenschap werken. Tijdens het schrijven van mijn scriptie kreeg ik de diagnose fibromyalgie, een chronisch pijnsyndroom.

Als je ziek wordt, kom je in een parallelle wereld terecht waar andere natuurwetten lijken te gelden. Terwijl mijn studiegenoten goede banen kregen en gezinnen stichtten, hield ik me bezig met revalideren in de sportschool en probeerde met een bijna bovenmenselijk geduld mijn pijn te accepteren en mezelf opnieuw uit te vinden.’

‘Na een frustrerend re-integratietraject bleek ik te goed voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Maar ik kon ook geen werk vinden dat ik kon volhouden.’

‘Ik paste in geen enkel hokje, want ik was wel hoogopgeleid maar zocht een kleine deeltijdbaan. Ik kwam erachter dat het vaak ‘alles of niets’ was.’

‘Ik besloot in 2013 voor mezelf te beginnen als kattenoppas aan huis in Naarden-Bussum. Het was een pure gok. Ik had toevallig een website van een kattenoppas gezien en dacht: dat kan ik ook. Ik ben altijd een kattenmagneet geweest en ik had niets te verliezen.’

‘Het liep vanaf het begin goed, elk jaar kwamen er klanten bij. Dit jaar is mijn omzet ongeveer 7.000 euro bruto. Ik werk zeven dagen per week, gemiddeld twintig uur per week.’

‘Ik weet niet of meer werken fysiek wel mogelijk is. De zomervakantie is een gekkenhuis, met weken van vijftig tot zestig uur. Ik heb daarna echt een paar weken nodig om bij te komen.’

‘Ik voel me vaak heel heldhaftig als ik een slechte dag heb en met pijn in mijn lijf toch in weer en wind op de fiets zit om van huis naar huis te gaan om de dieren te verzorgen.’

‘Een auto is te duur en ik kan me niet ziek melden, want ik werk alleen, dus ook als ik ziek ben, werk ik. Maar ik bepaal wel zelf mijn werktijden en als het kan, ga ik pas na de middag op pad.’

‘Mijn werk is heel belangrijk voor me. Ik ben weer iemand. Ik verdien mijn eigen geld, en ik krijg veel waardering. Mijn vaste klanten zijn me heel dierbaar, en ik heb echt een band met mijn vaste oppaskatjes.’

‘Eigen baas zijn past bij me en ik zou niet meer anders willen. Maar als ik naar mijn bankrekening kijk, word ik weleens somber. Toch wil ik mijn tarieven niet verhogen, want ik wil voor iedereen betaalbaar zijn.’

‘Mijn man heeft een goede baan, dus samen zijn we echt niet arm. Dat we geen auto en kinderen hebben, helpt ook mee. Maar het verschil in inkomen verandert de machtsverhouding binnen je relatie.’

Noot:

Ik bedank alle lezers die het gesprek zijn aangegaan met een of meer alledaagse helden. Extra dank aan al die lezers die het verhaal van een alledaagse held op papier hebben gezet en mij dat hebben toegestuurd. Ik bedank de betrokken alledaagse helden die toestemming hebben gegeven voor publicatie van hun verhaal.

Lees ook:

Zo ploeteren Hillie en Stefan voort bij het verbouwen van onze biologische groenten Hillie en Stefan zijn geboren voor het boerenleven. Maar ze waren nog maar net gestart of ze kregen van de bank ‘een strop om de nek.’ Hoe redden deze kleine ondernemers zich? Lees het verhaal hier terug Als je een vlucht op Schiphol neemt, kijk dan eens naar deze onzekere werkenden Wist jij dat zeker een kwart van de 65.000 werknemers op Schiphol overbelast en onderbetaald is en geen vaste baan heeft? Lees het verhaal hier terug