Lang voordat de aarde aan Trump toebehoorde, voordat er ook maar één aap rondliep, ja zelfs lang voor de dino’s – en net ietsjes na de kwallen – had de aarde een wonderlijke, weke en geheel onverwachte heer en meester. Onze thuisplaneet was volledig in de armen van een schepsel dat wat mij betreft met terugwerkende kracht alle innovatie- en design-awards sinds het Cambrium nog mag komen ophalen: de inktvis.
We kennen de inktvis al als briljant acteur, met opwindende eigenschappen; een extreem flexibel lichaam dat zeeën doorkruist met straalaandrijving, tentakels die ruiken en proeven, een huid die ‘kijkt’ en in no-time platvis nabootst of koraal, meerdere harten, meerdere breinen, met een centraal brein in donutvorm omdat daar ook z’n eten doorheen moet; en waarin – dat meest geliefde kenmerk – een haast buitenaardse intelligentie huist.
Zo portretteerde BBC’s Blue Planet II laatst nog een inktvis die een pyjamahaai van zich af vecht door haar armen in zijn kieuwen te proppen. De haai stikt en laat los. De inktvis schiet weg en vermomt zich door – zuignappen naar buiten – in een hoopje schelp te rollen. Verward druipt de haai af.
Dus hoe leuk, terecht en logisch ook, denk je misschien, dat de inktvis eens de wereld domineerde. Want dat deed hij. Totaal. Maar de schaal waarop de inktvis dit deed, hoe lang hij er al is, de grote aantallen waarin hij er is en in hoe ongelofelijk veel verschijningsvormen – daarbij valt veel ander leven in het niet.
En daar we bij De Correspondent zo houden van ‘verzwegen geschiedenis’ dacht ik: die verloren heerschappij der inktvissen, daar hoor je nou écht helemaal niemand over. In boeken over de prehistorie is inktvis vaak slechts een voetnoot bij de dino’s. Want toen het leven aan land kroop werd het pas écht interessant...
Onzin natuurlijk.
Van één voet naar vele armen
Maar eerst nog even dit: wat ís een inktvis? Onder de klasse inktvissen of ‘Cephalopoda’ vallen de octopussen, zeekatten, nautilussen, pijl-, dwerg-, en vampierinktvissen. Een beetje zoals muizen, mensen en walvissen allemaal zoogdieren of ‘Mammalia’ zijn. Cephalopoda zijn minstens zo divers.
Voor de inktvis al die diversiteit belichaamde, was het niet meer dan een zeeslak. Hoe dan? Neem de tuinslak. Zijn hoofd heeft vier tentakels. Twee hebben ogen en twee zijn chemosensorisch: ze snuiven en proeven. Maar de slak heeft ook een voet waar hij op glijdt. En het is die voet die evolueerde tot de vele armen van een inktvis.
Eén grote slakvoet vertakte naar vele voeten. Vandaar de klassenaam ‘cephalo-poda’, Grieks voor kop-potigen; voeten aan een hoofd.
Daarnaast zat de inktvis in den beginne dus in een schelp. Die spiraalschelpen die je wel kent van esoterische boekcovers en de betere badmat? Dat zijn ammonieten: een subklasse prehistorische inktvis en favoriet ‘gidsfossiel’. Geologen danken er hun eerste geologische tijdschaal aan.
Want de klasse inktvis overleefde álle vijf de grote massa-extinctiegolven. Dat is vrij uniek. Veel grote fossielgroepen hebben geen levende vertegenwoordigers meer. Van een ander groot gidsfossiel, de trilobiet, is niks meer over. Dino’s? We hebben alleen de vogels nog.
En momenteel slaat de inktvis zich bijzonder goed door een zesde uitsterfgolf. Klimaatverandering kent winnaars en verliezers en inktvissen zijn al zestig jaar enorm aan het winnen – waarover later meer.
Laten we om het inktvisrijk goed in perspectief te kunnen plaatsen, beginnen bij het begin.
Rechtschelpige inktvisglorie
De aarde ontstond 4,6 miljard jaar terug en het eerste ‘leven’ ontstond een miljard jaar later. Dat leven zou drie miljard jaar eencellig blijven, maar zo’n 900 à 700 miljoen jaar geleden veranderde er iets. Enkele eencelligen ontdekten de meerwaarde van samenclusteren en taakverdeling en zo ontstond op een zeker moment het eerste echte dier.
Dat eerste dier was een spons of een ribkwal; daar is onder biologen alweer tien jaar discussie over. Hoe dan ook, door dat samenballen der cellen verschenen allerlei vreemde, schijfachtige wezens ten tonele – het ‘Ediacarisch biota’ voor intimi – in wat een zeer vreedzame periode moet zijn geweest. Paleontologen spreken wel van het ‘Hof van Ediacarium’. Want roofdieren bestonden nog niet, niemand at elkaar op.
Toen kwam zo’n 542 miljoen jaar geleden de Cambrische explosie op gang en was het gedaan met de rust.
Was er aan land nog niks te beleven – op de oceaanbodem ging het los. Allerlei complexe ongewervelden zagen het licht en zij aten alles. Een grote wapenwedloop barstte los die nooit meer is opgehouden.
Aldus begonnen voorouders van de inktvis – vroege weekdieren – ter bescherming van het vege lijf bunkers van calcium te bouwen: de schelp. Schelpen werden almaar sterker, hun bewoners almaar groter en plots deden enkele weekdieren iets, wat het begin van 400 miljoen jaar inktvisglorie zou inluiden.
En gek genoeg is dat niets uit die lijst bizarre vindingen waar de inktvis nu om bekend staat. Geen inkt spuiten, geen 3D-camouflage of onwaarschijnlijk ontsnappingsvernuft. Het was iets veel basalers dan dat, iets wat wij hem pas era’s later na zouden doen (en net als toen zou dat enorme gevolgen hebben).
De inktvis steeg op.
Het moment dat de inktvis inktvis werd en niet meer een suffe slak was, slijmend over de zeebodem, was het moment dat de inktvis drijfvermogen ontwikkelde. Hij bouwde schotjes in zijn schelp waardoor afgesloten kamers ontstonden. En die vulde hij met gas.
Bij gebrek aan drijvende concurrentie floreerden inktvissen tot ware giganten
Zat het verdere leven nog face down te wroeten in het zand, met behulp van zijn drijvende schelp begon de inktvis aan het exploreren van die grote oceaan in drie dimensies. En zo werd hij, tweehonderdvijftig miljoen jaar voor de eerste dino, heer en meester van de aarde.
Bij gebrek aan drijvende concurrentie floreerden inktvissen tot ware giganten. Hoe groot de inktvis ook werd, het extra gewicht van zijn meegroeiende schelp werd automatisch gecompenseerd door meer gaskamers.
De schelp groeide recht omhoog – of recht naar achteren – en was vaak tussen de dertig centimeter en twee meter lang. Maar van de inktvissoort Endoceras giganteum zijn ook wel gefossiliseerde schelpen gevonden van negen meter.
Deze recht-geschelpte inktvissen vulden elke niche. Ze waren superroofdier, superaaseter en superplankton. Ook James Brown had maar tot één conclusie kunnen komen: This is a squid’s world.
Het grote inktvis-charmeoffensief
Denken we aan prehistorische werelddominantie, dan denken we aan dino’s. Maar er zijn evenzoveel als geen betere verhalen te vertellen over honderden miljoenen jaren inktvis. Eigenlijk ontbreekt het de inktvis maar aan één ding: goede PR.
De fascinatie met dino’s zit inmiddels zo diep dat we vergeten zijn dat dit een relatief recent fenomeen is. Tot halverwege de twintigste eeuw vonden we – in navolging van de dinowetenschappers zelf – dino’s behoorlijk onboeiend. Het waren simpele, logge, uit de kluiten gewassen reptielen. Sponzen te land.
Maar toen ontdekte paleontoloog John Ostrom eind jaren zestig de dino Deinonychus – of ‘verschrikkelijke klauw’ – en beschreef deze als snel, actief en energiek; in schril contrast met het dinobeeld van toen.
Tot halverwege de twintigste eeuw vonden we dino’s behoorlijk onboeiend
En Ostrom had een student: Robert Bakker, even energiek als de verschikkelijke klauw en eveneens begaafd spreker en kunstenaar. Bakker vertelde iedereen die het horen wilde over zijn beeld van alle dino’s als complexe, sociale en warmbloedige wezens en schreef en illustreerde daar zelf de populaire dinoboeken bij.
Gewapend met tekst en beeld werd Bakker in de jaren zeventig en tachtig zo dé voorvechter van de dinorenaissance. En al snel explodeerden dino’s in ons bewustzijn met filmhits als Platvoet en zijn vriendjes (1988) of Jurassic Park (1993).
Inmiddels is geen kindertijd compleet zonder dinofase. Er zijn strips over de Triceratops, dichtbundels over de Ichthyosaurus – niet voor niks is de T. rex genaamd ‘Trix’ van Naturalis sinds half 2017 op tour door Europa.
‘Maar... je kunt minstens zo veel toffe dingen schrijven over de Orthocerida en de Eutrephoceras!’ Enter inktvisbioloog Danna Staaf, de Robert Bakker der koppotigen. Wat haar betreft is de tijd nu rijp voor een inktvisrenaissance.
Voor wie de filmpjes van BBC-inktvissen niet genoeg zijn, kwamen de laatste jaren geweldige populair wetenschappelijke inktvisboeken uit als Kraken (2011), The Soul of an Octopus (2015), Other Minds: The Octopus, the Sea, and the Deep Origins of Consciousness (2016) plus het zeer vermakelijke boek Squid Empire (2017) van Staaf zelf.
Staaf: ‘Wat het Jura en het Krijt zo spannend maakt, is dat dino’s heersten in alle niches. Je had kleine ei-stelende dino’s, immense blaadjesetende langnekdino’s, vliegende reptielen, zwemmende mosasaurussen.’
‘Maar nog veel meer miljoenen jaren daarvoor én daarna was er alom inktvis. Ze waren niet altijd top dog, maar net als de dino wel overal, van alles aan het doen, in hele rare vormen. Stel je voor, die antieke inktviszee!’
Voor zolang het Ordovicium-Siluur duurde dan.
De val van het inktvisrijk
Want aan elke alleenheerschappij komt een einde. Ook het inktvisimperium viel, door de opkomst van vissen met schelpbrekende kaken. Het roofdier werd prooi en het tijdperk der vissen brak aan: het Devoon.
Maar niet getreurd, daar werd de inktvis alleen maar interessanter van. Aan aartsvijand vis dankt de inktvis zijn enorme diversiteit aan gedaantes en talenten nu.
Sinds de val der inktvissen zijn vis en inktvis in een honderden miljoenen jaren durende dans van co-evolutie verwikkeld. Steeds als de vis de inktvis in een hoekje drijft, slaat de inktvis terug. Vissen ontwikkelden kaken, inktvissen kregen snavels. Vissen gingen sneller zwemmen, de inktvis paste zijn schelpontwerp aan voor meer snelheid.
Door de vis evolueerde die rechtgeschelpte inktvis in drie onderklassen inktvis: de ammonieten, de nautiloidea en de coleiodea. De nautiloidea maar vooral de ammonieten, draaiden om sneller en sterker te worden almaar vreemdere knotjes van hun oorspronkelijk rechte schelp.
Daarbij lardeerden ammonieten die schelpen met ingewikkelde lijnen, ribbels en stekels – als een egel. De uitzinnigste schelpvondsten schopten het enkele era’s later tot koffietafelboek: Heteromorph, The Rarest Fossil Ammonites: Nature at its Most Bizarre (2014).
Maar helaas weten we amper hoe het inktvisje er zélf uit zag.
Kijk naar een dinoskelet en je hebt een aardig idee van hoe het dier in elkaar zat en vooruit kwam. Dinobotten hebben een directe relatie met de spieren die daaromheen zaten en zo ook met de dinogestalte zelf.
Dat geldt niet voor de ammoniet. Schelpen hebben wel littekens waar eens spieren zaten, maar verder zegt een schelp niks. Lang associeerden wetenschappers de gekke spiraalschelpen dan ook niet met de inktvis die er eens in leefde. En hoewel dat wel veranderd is, is er nog altijd geen ammonietfossiel gevonden waarin ook de zachte lichaamsdelen bewaard bleven – of een goede afdruk daarvan.
Het wachten is op die ene vondst. Dan kunnen we het fossiel te lijf met allerhande MRI-scans, röntgenstraling en 3D-modelleertechnieken. Kijken wat het at. Op wie het leek.
De ammonieten stierven uit, waarschijnlijk geveld door dezelfde asteroïde als de dino’s. En van de nautiloidea – de enige inktvis die nu nog in een schelp woont – zwemmen vandaag de dag alleen enkele nautilussen rond, die ook aan het uitsterven zijn. Maar dat is niet omdat ze te ouderwets zouden zijn voor de moderne zee.
‘Heeft de nautilus álles overleefd, evolueert er ineens een naakte aap die hem massaal uit de diepzee vist!’ Nautilusexpert Auke-Florian Hiemstra van Naturalis, doelt op ons. De nautilusschelp was altijd al een favoriet object in de kunstwereld, maar belandde recentelijk zelfs in de schappen van Amerikaanse supermarkten als Walmart. ‘Stel je voor, diepzeeinktvissen bij de Albert Heijn! We doen nu ons best om de nautilus op de IUCN rode lijst van bedreigde soorten te krijgen.’
Want de nautilus wordt óók nog eens gegeten. En wel door die derde onderklasse inktvis: de coleiodea.
‘Heeft de nautilus álles overleefd, evolueert er ineens een naakte aap die hem masaal uit de diepzee vist!’
Tot de coleiodea behoren alle soorten waar we gebruikelijk aan denken als we denken aan de inktvis, zoals octopussen, zeekatten, pijl-, dwerg-, en vampierinktvissen. Zij bleken in hun race tegen de vis het meest vindingrijk. Anders dan de ammoniet en nautilus internaliseerden zij hun schelp voor meer snelheid, of ze dumpten die schelp gewoon. ‘Toen ze de schelp intern groeiden wérden inktvissen qua ontwerp gewoon vissen,’ zegt Staaf. ‘Ongewervelde vissen.’
In het genoom van de octopus gaat dus schuil hoe beesten die begonnen als feitelijk slakken, evolueerden tot praktisch vissen. Fascinerend.
De aanpasser wint
Nu zijn de coleiodea booming, schreef inktvisecoloog Zoe Doubleday in 2016 in het artikel ‘Global proliferation of cephalopods’ in Current Biology, aan de hand van zestig jaar inktvisvangstdata. En Doubleday is nét begonnen aan onderzoek naar de vraag: vanwaar die opmars? Niks staat nog vast, maar ze heeft wel wat hypotheses.
Ten eerste warmen de zeeën op en inktvissen houden van warm. Ook spinnen ze garen bij onze overbevissing, want dit vangt roofdieren en voedselconcurrenten van ze weg. ‘Maar bovenal zijn coleiodea gewoon the ultimate weedy species’, zegt Doubleday. ‘Ze floreren in een veranderende omgeving, net als onkruid.’ Net als kwallen.
Neem een tuin vol bomen, struiken en moeilijke bloempjes. Als je daar een gat in slaat wordt een kaal stuk aarde al snel opgevuld door eenjarige planten die snel groeien: onkruid. Maar langzaamaan neemt de oorspronkelijke begroeiing zo’n stuk aarde weer over en druipt het onkruid af.
In de oceanen creëren we die kale stukken grond nu opnieuw en opnieuw en opnieuw. Onkruidsoorten worden zo een steeds groter en steeds vaster onderdeel van die oceaantuin.
‘Daarbij kan inktvis zich razendsnel aanpassen aan nieuwe omstandigheden doordat hun generaties elkaar in rap tempo opvolgen’, zegt Doubleday. Waar de meeste nautilussen een jaar of twintig oud worden, leven de meeste coleiodea slechts een jaar of één à twee.
Dit staat onder inktvismensen bekend als de ‘live fast die young’-strategie. Doubleday: ‘Alleen héle grote inktvissen leven vijf jaar. En de enige plek waar je misschien een 100-jarige octopus kan vinden is in de diepzee. Niemand die het weet.’
Maar het indrukwekkendste aanpassingsvermogen van inktvissen is misschien wel hun enorme fenotypische plasticiteit.
Hun wat? Het vermogen om zelfs het vege lijf af te stemmen op wisselende omstandigheden. Doubleday: ‘Er is geen enkele relatie tussen de grootte van een inktvis en leeftijd. Je kunt twee maanden oud zijn en één kilo wegen, je kunt ook twee maanden oud zijn en twee kilo wegen.’
Daarbij kan een inktvis – zoals de humboldtinktvis – ‘besluiten’ eerder volwassen of geslachtsrijp te worden. Of juist ‘besluiten’ de voortplanting uit te stellen en eerst een jaartje door te groeien tot inktvisgigant. Een vreemd vermogen. ‘Alsof een mensenkind opeens vruchtbaar is met zes jaar oud in plaats van twaalf!’
Wie niet sterk is, moet slim zijn. ‘Het inktvisrijk mag dan gevallen zijn door de opkomst van gewervelden – juist de daarop volgende reactionaire evolutie produceerde een dier dat exceptioneel goed in staat is om milieutrauma te doorstaan, om te floreren in de oceanen van nu,’ betoogt Staaf.
Het was de schelploze inktvis die inkt uitvond, armen met zuignappen en tentakels met haken, een huid die structuur, patroon en kleur kan aanpassen in een oogwenk en ogen die zelfs nog beter zijn dan de onze – want ze hebben geen blinde vlek. De lijst is eindeloos.
Een beest met zo’n talent voor overleven en vernieuwing zit ook de komende 500 miljoen jaar nog wel goed. Ik ben benieuwd of wij dat redden.
Al kan ik me geen louterendere gedachte voorstellen: na ons, de inktvis.
Lees verder:
Deze papegaai zet je hele wereldbeeld op z’n kop ‘Soms kan één individu de wereld veranderen. Zelfs al is het een papegaai,’ aldus primatoloog Frans de Waal. Alex de grijze roodstaartpapegaai praatte, telde, verzon nieuwe woorden en commandeerde mensen graag alle kanten uit. Maak kennis met deze wijlen vogelgrootheid. Vijf manieren waarop de mens de kwal aan wereldheerschappij helpt Neemt het aantal kwallen wereldwijd toe of niet? En zo ja: waar precies? Waarom daar wel en elders niet? En hoe weet je of je hypotheses kloppen? Kwaltoename-expert Lucas Brotz legt uit.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!