Het leek me een kwestie van tijd voordat wetenschappers de journalistiek zouden overnemen.
Generaliserend: wetenschappers weten veel (op hun vakgebied), wetenschappers kunnen goed informatie verzamelen, wetenschappers weten informatie op waarde te schatten, wetenschappers zijn niet snel onder de indruk. Oftewel: wetenschappers kunnen allerlei grotemensendingen die bruikbaar zijn in de journalistiek.
Eén ding kunnen ze niet: schrijven (ik generaliseer nog steeds). Maar dat lijkt me te verhelpen. En misschien is het wel niet hun fout. Misschien zijn wetenschappers alleen gebonden aan de kennelijke afspraak dat ze hun inzichten zo verwoorden dat niemand – op een klein clubje directe collega’s na – begrijpt wat ze te zeggen hebben.
Kortom: wetenschappers hebben diepgang die alleen maar een beetje toegankelijk moet worden gemaakt, et voilà: geweldige journalistiek. Tot zover mijn theorietje. De praktijk leert dat die overname er niet is gekomen.
Misschien omdat helder schrijven lastiger is dan gedacht. Misschien omdat je in de journalistiek niet lang kunt wikken en wegen, maar keuzes moet maken (bijvoorbeeld om een boekrecensie zo navelstaarderig te beginnen als dit stuk). En – fluister het – misschien omdat journalistiek wel helemaal niet zo’n aantrekkelijk beroep is voor mensen met grotemensenvaardigheden.
Waarom deze wetenschapper geen tijd had
Toch zijn ze er wel – de journalistieke wetenschappers. Neem Jurgen van Teeffelen. Van Teeffelen (50) is een gepromoveerd medisch bioloog die vier jaar geleden besloot om sportwetenschapsjournalist te worden. (Hij was zo’n wetenschapper die niets begreep van de afspraak van zijn vakgenoten om onleesbaar te schrijven.)
Al gauw viel hij me op: zo schreef Van Teeffelen over doping, zonder te dramatiseren, opiniëren of vervelen. We hebben een keer koffie gedronken, om te kijken of hij en ik samen wat voor De Correspondent zouden kunnen doen. Uiteindelijk kwam het niet van een samenwerking. Hij had het te druk met andere dingen.
Niet veel later werd me duidelijk wat die andere dingen waren: Van Teeffelen was een boek aan het schrijven.
Het doel: in een uur 54 kilometer en 526 meter fietsen
Van Teeffelen ging een relatief onbekende wielrenner, Dion Beukeboom, en een bewegingswetenschapper, Jim van den Berg, volgen in hun poging om het werelduurrecord van Tour de France-winnaar Sir Bradley Wiggins te verbeteren: in een uur verder dan 54 kilometer en 526 meter fietsen. Diverse beroemde renners – van Eddy Merckx tot Miguel Indurain – hebben zich sinds het begin van de twintigste eeuw gewaagd aan ‘het uur’, maar nooit kwam iemand verder dan Wiggins in 2015.
Gebruikmakend van de laatste wetenschappelijke inzichten meenden Beukeboom en Van den Berg een goede kans te maken op het record – ook al was Beukeboom maar een amateur. Je had geen beroemde wielrenner nodig voor dat record, meende (en meent) wetenschapper Van den Berg. Hij bekeek dat record als een ingenieur: het was een kwestie van de grootste motor pakken en die afstellen tot de ultieme hardfietsmachine.
Hij bekeek dat record als een ingenieur: het was een kwestie van de grootste motor pakken en die afstellen tot de ultieme hardfietsmachine
Beukeboom was die motor. Harder trappen dan hij kunnen maar weinig renners. Dat Beukeboom nooit profwielrenner was geworden, lag aan de andere dingen: hij was tactisch niet geweldig, hij was te onzelfzuchtig, hij was te groot en te zwaar om hard bergen op te kunnen fietsen en was te veel een twijfelaar.
Allemaal zaken die niet of nauwelijks van invloed zijn bij het werelduurrecord: er is geen tegenstander, geen tactiek, zijn grote lichaam was eerder een voor- dan een nadeel. Het is ‘een uur lomp rammen’, zoals Beukeboom het zelf zei. Al zou het rammen bepaald niet lomp zijn: over veel aspecten van dat uur had Van den Berg goed nagedacht.
Het was – potentieel – een heroïsch verhaal van een nobody die een plek zou verwerven tussen de grote namen uit de wielergeschiedenis. Met in Van Teeffelen de perfecte chroniqueur: een man met liefde voor wielrennen, grip op de wetenschap achter de sport en een passie voor schrijven.
Een kakkerlak gaat harder als hij tegen een andere kakkerlak racet. Zo ook de mens
Het resultaat ligt inmiddels in de winkels: Het maakbare uur – Een zoektocht naar de ultieme wielerprestatie. Een geweldig idee, geweldig uitgevoerd, met maar één manco, waarop Van Teeffelen geen invloed had: Beukeboom heeft het werelduurrecord niet verbeterd.
Jammer voor de renner, maar ook voor Van Teeffelen, want het record had het boek de publicitaire duw gegeven die het verdient. Want als je Het maakbare uur leest, heb je nauwelijks last van die ontbrekende climax. Tot ver in het boek vergeet je dat het eindigt in een bewonderingswaardige teleurstelling.
Van Teeffelen wisselt ‘vlieg-op-de-muur’-verslagen van Beukebooms voorbereiding af met uitleg van de wetenschap achter alle denkbare variabelen die meespelen in Beukebooms recordpoging. Aerodynamica, psychologie, inspanningsfysiologie, spiersamenstelling, hoogtetraining, voeding en talentherkenning – het boek wemelt van de fascinerende feiten en inzichten.
Bijvoorbeeld: waarom mensen en dieren harder racen als ze tegenstanders hebben. Kakkerlakken bleken in diverse tests harder door buizen te kruipen als er andere kakkerlakken meededen. De verklaring? De aanwezigheid van anderen creëert een spanning die maakt ‘dat het lichaam op de automatische piloot overgaat. Dat heeft als voordeel dat het zich vooral zal richten op taken die het lichaam goed beheerst. Bij wielrenners fietsen dus. En minder op andere zaken, zoals pijn of vermoeidheid in het lichaam’, schrijft Van Teeffelen.
Daarnaast rekent Van Teeffelen af met enkele mythes. Bijvoorbeeld – in een nuttige uitleg van aerobe en anaerobe energieproductie – waarom atleten ‘kapotgaan’, ‘stuk zitten’, of ‘de man met de hamer tegenkomen’.
Het duiden van de wonderlijke gedragingen van een wielrenner
Behalve dat Van Teeffelen de theorie uitpluist, is hij er vaak bij in de praktijk, op plekken waar journalisten zelden komen: bij de recordpoging uiteraard, bij voorbereidingsraces, bij trainingen, bij Beukeboom thuis, en bij diverse tests. Bijvoorbeeld hoe Beukeboom in een Belgisch laboratorium (een ‘windtunnel’) zijn perfecte aerodynamische houding zoekt.
Alles zodat Beukeboom in het Mexicaanse Aguascalientes verder reikt dan Wiggins in juni 2015 in Londen kwam. Waarom Mexico? Een goede, gladde indoor-baan (‘velodroom’) op een hoogte waar de lucht ijl is en dus minder weerstand geeft. En waar het ook nog eens warm is, wat de luchtdruk nog verder verlaagt.
Voor een recordpoging van Thomas Dekker haalde Van Teeffelen een schoolklas binnen; alles voor de perfecte luchtvochtigheid
Je kunt de natuur ook nog een handje helpen: eerder begeleidde Van den Berg ex-toprenner Thomas Dekker bij zijn recordpoging. Ze haalden bij deze poging een hele schoolklas naar de velodroom, die simpelweg door aanwezig te zijn de luchtvochtigheid moest verhogen (wat ook een lagere luchtdichtheid veroorzaakt).
Voor Beukeboom huurt Van den Berg een Mexicaan in om enkele uren voor de recordpoging op een motor rondjes te rijden over het circuit, om een gunstige luchtcirculatie op gang te brengen.
De sportwetenschap weet vooral nog heel veel niet
Van Teeffelen laat enerzijds zien wat er zoal allemaal wetenschappelijk is uitgezocht over duursport (verrassend veel), anderzijds maakt hij duidelijk wat allemaal onbekend is (nog veel meer) en hoeveel afhangt van het individu.
Neem het fenomeen hoogtestages: veel wielerploegen doen dat. Maar niet op de juiste manier: ze slapen laag en trainen hoog. Of ze slapen hoog en trainen nog hoger. Zinloos, concludeert Van Teeffelen. Hoogtestages werken eigenlijk alleen als je op hoogte slaapt en op zeeniveau traint – enkele uitstekende, dubbelblind uitgevoerde studies wijzen op een vrij sterk effect van die werkwijze.
Goed nieuws, we doen het, zou je denken. Maar: niet alle renners in de experimenten profiteerden van die werkwijze. Sommigen hadden er zelfs nadeel van. Waardoor Beukeboom en zijn helpers voor de keuze staan: doen of niet? Geloven of negeren?
Beukeboom is eerder van het type: geloven en doen. En dus slapen hij en zijn vriendin in de weken voor de dag van de recordpoging in een speciaal, warm, oncomfortabel tentje dat de lucht zuurstofarm maakt, alsof ze op hoogte slapen.
Dit stimuleert de aanmaak van hemoglobine die de opname van zuurstof vergroot. Maar misschien ook niet dus, want misschien is Beukeboom een non-responder. En dan zijn alle hoofdpijn en het slaaptekort voor niets en zelfs contraproductief geweest. Maar goed: dan kan hij zichzelf nooit verwijten er niet alles aan te hebben gedaan.
Topsport op zijn Euroshoppers
Een ander probleem: geldgebrek. Topsporters hebben dat eigenlijk altijd, al doen ze hun best dat te verhullen. Als Beukeboom vlak voor vertrek naar Mexico zijn race wil simuleren, zijn media uitgenodigd. Het hele team van zijn Vlasman-ploeg is opgetrommeld, en heeft voor de gelegenheid de officiële tenues aangedaan. Op de persconferentie en de televisiebeelden ziet het er geweldig uit.
‘Het was net echt allemaal’, schrijft Van Teeffelen droog en precies.
Althans: tv-echt. Het echte echte werk, het werk weg van de camera’s, het werk van 95 procent van de atleten, is veel goedkoper, geïmproviseerder, glitter–en–glamourlozer. Beukeboom moet van alles bij elkaar ritselen en regelen, soms op het laatste moment.
Die fake glitter en glamour, zoals je bij de Tour de France ziet, wekt de suggestie van macht en controle. Maar het is een illusie
Die fake glitter en glamour, zoals je bij de Tour de France ziet, met de grote luxe ploegenbussen, wekt de suggestie van macht en controle. Maar het is een illusie, schrijft Van Teeffelen. Neem de herhaaldelijke klacht van wielervolgers en -liefhebbers dat renners en ploegen niet meer aanvallend ‘koersen’, maar continu gefocust zijn op hun wattagemeters en rijden als robots op wielen. Dat is simpelweg niet waar, aldus diverse renners en coaches die Van Teeffelen spreekt.
Het is eerder het gevolg van het hogere niveau van de sport. De verschillen tussen renners worden kleiner, waardoor bizarre prestatieverschillen, en daarmee heroïsche overwinningen, nauwelijks mogelijk zijn. Met wattagemeters heeft dat niks te maken. Elke half-serieuze renner weet, ook zonder wattagemeter, of hij een bepaald tempo kan volhouden of niet.
En misschien is er nog wel wat anders: misschien is het wielrennen niet vervelender geworden, maar vervelen kijkers zich sneller.
1.769 meter te weinig
Op 22 augustus 2018 reikt Beukeboom uiteindelijk tot 52 kilometer en 757 meter. Alleszins een geweldige prestatie: de vijfde afstand onder de huidige spelregels die wielerbond UCI heeft opgesteld voor renners die het uurrecord willen aanvallen. Maar het doel is gemist; het maakbare uur is niet gemaakt.
De redenen? De baan was misschien wel niet goed. Beukeboom en Van den Berg komen ruim op tijd aan in Mexico, om de baan in erbarmelijk ruwe (= trage) staat aan te treffen. Tijd voor officieel onderhoud is er niet, en dus schuren de mannen van Beukebooms team de baan zelf, ’s avonds laat tot in de nacht, als de bewaking weg is.
Het weer zit tegen – de luchtdruk is op 22 augustus hoger dan gehoopt en warm is het ook al niet. Dat kan een dag of een week later anders zijn. Maar uitstel is geen optie: van tevoren is juist gekozen voor een dag, om de concentratie gericht te houden, de zenuwen in bedwang, en het budget intact.
En Beukeboom zat niet goed op de fiets, als gevolg van een crash tijdens een baanwielrenwedstrijd in Dublin. Die wedstrijd was twee maanden voor de poging: niet ideaal in de voorbereiding, maar die hij desondanks wel nodig had om zijn bescheiden beurs van de Olympische bond NOC*NSF veilig te stellen.
Daar komt hij ten val, met schaafwonden, een peesblessure en een scheefstaand bekken als gevolg. ‘Het kan in ieder geval verklaren dat zijn zitvlak helemaal aan gort was na het uur fietsen, ondanks dat hij de goede zeem had gebruikt’, schrijft Van Teeffelen. ‘Wanneer je met een bil meer naast dan op het zadel zit, gaat het schuren.’
Een blauwdruk voor een nieuwe generatie sportjournalistieke boeken
Wielerromantici zijn misschien opgelucht dat Van den Berg en Beukeboom faalden, schrijft Van Teeffelen. Maar ze kunnen hun adem vermoedelijk weer gaan inhouden. Van den Berg ziet Wiggins’ record nog steeds als scherp maar uitermate breekbaar.
Mensen zien vooral de statuur van Wiggins en de geschiedenis van het werelduurrecord en laten zich daardoor imponeren
‘Alleen wordt er in een traditionele sport als wielrennen amper zo naar gekeken’, zegt Van den Berg, als hij met Van Teeffelen terugblikt op de mislukking. ‘Mensen zien vooral de statuur van Wiggins en de geschiedenis van het werelduurrecord en laten zich daardoor imponeren.’
Kortom: met wat meer geld, tijd en geluk (hij gaat het niet nog eens proberen) komt dat werelduurrecord er wel. Half april waagt de Belgische tijdrijder Victor Campenaerts een poging. De lat voor schrijvers van komende boeken over sport en wetenschap is door Jurgen van Teeffelen, zo’n zeldzame, helder schrijvende wetenschapper, weer wat hoger komen te liggen.
Meer lezen?
Waarom winnen Kenianen zo vaak de marathon? Een van mijn favoriete sportschrijvers is David Epstein. Epstein heeft de gave om complexe wetenschap achter sportprestaties helder en boeiend uit te leggen. Epstein beschrijft in The Sports Gene de maakbaarheid en onmaakbaarheid van sportprestaties, de verrassende en 'contraïntuitieve' rollen van nature en nurture. Weinig boeken hebben mijn blik op sport meer beïnvloed dan dit boek. Van Teeffelen kan zomaar de Nederlandse Epstein worden. Een toekomstige profvoetballer herkennen? Zelfs met al het geld van de wereld lukt het je niet Afgelopen jaar verscheen The Away Game, het boek van journalist Sebastian Abbot over de poging van Qatar om een leidend voetballand te worden. Hoofdmoot van die poging is het opzetten van het grootste en duurste talentopsporingsprogramma ooit: Football Dreams. Football Dreams beoogde talentvolle Afrikaanse jeugdspelers naar Qatar te halen, waar ze zouden dienen als trainingspartners voor Qatarese spelers. Qatar wil namelijk op het WK 2022 – dat het zelf organiseert – niet afgaan. Dat lijkt zowaar te lukken: recent won het land tot ieders verrassing de Azië Cup. Niettemin toont Abbot haarfijn aan hoe moeilijk het bleek om echt talent te scouten. Leestip voor na het WK: het eerste Nederlandse voetbalboek dat over voetbal gaat Afgelopen zomer besprak ik het boek 'De Val van Oranje' van Pieter Zwart, hoofdredacteur van Voetbal International. Een geweldig boek, dat ingaat op de essentie van het spel, zonder onleesbaar te worden. Inhoudelijk schrijven over sport, niet dramatiseren of overdrijven, en toch boeien: Zwart kan het.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!