Sinds acht jaar probeer ik in de marge van mijn literaire activiteiten te ijveren voor nieuwe vormen van democratie. Het is een rare hobby, ik kan er ook niets aan doen. In 2011 was er de toen België anderhalf jaar zonder regering zat. Twee jaar later verscheen mijn essay dat eerst verguisd en dan alom vertaald werd. Een rare hobby, ik zei het al.

Maar gisteren was een grote dag.

Het ging nochtans om een van de kleinste deelstaten van Europa.

De Duitstalige Gemeenschap van België, in het oosten van het land, telt slechts 76.000 zielen. Maar ze hebben een eigen parlement (25 leden), een eigen regering (4 ministers), een eigen hoofdstad (Eupen) en een eigen openbare omroep (de BRF, de Belgischer Rundfunk). En bovendien:

Gisteravond heeft dat parlement unaniem besloten om gelote burgers voortaan permanent te betrekken bij de politiek. Voilà, niet meer en niet minder.

Daarmee schrijft Ostbelgien, zoals het gebied ook genoemd wordt, geschiedenis: nergens ter wereld zullen gewone burgers zo consequent gehoord worden op deelstaatniveau. De facto krijgt het hiermee een gelote Senaat, al heet het in de praktijk gewoon ‘der permanente Bürgerdialog’.

De burgers van Ostbelgien krijgen de bevoegdheid om zelf thema’s op de politieke agenda te zetten, eigen oplossingen voor te stellen en de opvolging van deze aanbevelingen door het parlement en regering te controleren. Politici zullen op hun beurt lastige dossiers kunnen voorleggen aan onafhankelijke burgerpanels.

Voor mij extra bijzonder: ik was volop betrokken bij de ontwikkeling van het model.

Een wereldwijde trend

Sinds de G1000 van 2011 is het idee van een gelote vaste burgerassemblee steeds meer in zwang gekomen als remedie voor een tanend vertrouwen in de partijpolitiek. Steden als Gdansk en Madrid betrekken nu al gelote burgers ononderbroken bij het beleid (de van Gdansk Paweł Adamowicz was er groot voorstander van). Ierland gebruikte reeds burgerpanels bestaande uit een honderdtal burgers voor enkele belangrijke grondwetswijzigingen, onder andere met betrekking tot het homohuwelijk en abortus. De beslissingen van die burgergroep werden in beide gevallen ook door een nationaal referendum bekrachtigd.

Duitstalig België experimenteerde in de herfst van 2017 met een De resultaten waren zo bemoedigend dat verschillende politieke partijen burgerinspraak nu duurzaam wil verankeren.

Verschillende politieke partijen willen burgerinspraak duurzaam verankeren

Op hun vraag brachten de Belgische politicoloog Yves Dejaeghere en ikzelf deze zomer in Eupen een team van veertien internationale experts samen. Prof. David Farrell, architect van de Ierse burgerpanels, was een van hen, naast dr. Marcin Gerwin, die de processen in Gdansk realiseerde. Claudia Chwalisz, een Canadees-Poolse onderzoekster die bij de OESO werkt, versterkte onze rangen, naast Luca Belgiorno-Nettis, oprichter van de toonaangevende

We vulden ons team aan met lokale expertise: Kathrin Stangherlin, een juriste en grondwetspecialiste uit Duitstalig België. En Christophe Niessen, een jonge promovendus in de politieke wetenschappen, die afkomstig is uit de regio.

Een vaste burgerraad en regelmatige burgerpanels

Niemand van ons had een plan in gedachten. Niemand van ons had dit ooit gedaan, zomaar eventjes een moderne Senaat bedenken. Maar we discussieerden, puzzelden en zaten lange tijden met de handen in het haar.

Sommigen vonden dat we het ene na het andere ‘burgerpanel’ moesten organiseren: gewoon vijftig burgers drie weekenden samenbrengen over een periode van drie maanden. Voordeel: die formule werkt, dat weten we sinds de burgerdialoog over kinderopvang. Bovendien Nadeel: als de mensen naar huis zijn is er geen follow-up. En het blijven de politici die de agenda bepalen.

Anderen, onder wie ikzelf, pleitten voor een echte permanente Senaat: niet enkele burgers die een paar weekendjes samenzitten, maar iets ‘dauerhaft’, iets duurzaams. Een ploeg van 24 die minstens anderhalf jaar zetelt. Voordeel: zij kunnen de agenda bepalen, niet de politici. En doordat ze blijven zitten, kunnen ze de opvolging in het parlement wegen.

Nadeel, zo begreep ik: heel fijn voor die 24, maar voor de andere burgers verandert er niets. Met dit tempo zouden er na tien jaar een tweehonderdtal burgers die fameuze nieuwe democratie hebben leren kennen. En bovendien: zouden ze in die achttien maanden zichzelf niet beginnen te dragen als politici?

En toen kwam de doorbraak: we combineren gewoon de twee. We installeren een permanente Burgerraad (Bürgerrat) die de vragen stelt en de antwoorden opvolgt, maar het beantwoorden van die vragen zelf laten we over aan een reeks van burgerpanels (Bürgersammlungen). En ineens viel alles op zijn plek.

Een bi-representatief model

De volksvertegenwoordiging is een cartografie van de samenleving, een vereenvoudigde weergave van een complexe realiteit. Die moet zo rijk mogelijk zijn: stafkaart en luchtfoto vullen elkaar aan.

In een bi-representatief model, zoals in Duitstalig België nu ingevoerd gaat worden, is sprake van een volksvertegenwoordiging die zowel door stemming als door loting tot stand wordt gebracht. Beide hebben immers hun kwaliteiten: de deskundigheid van beroepspolitici en de vrijheid van burgers die niet herkozen hoeven te worden.

Burgers ontdekken met loting de complexiteit van politiek

Het wederzijdse wantrouwen tussen bestuurders en bestuurden neemt af, wanneer de rollen niet meer duidelijk gescheiden zijn. Burgers die via loting toegang krijgen tot het bestuurlijke niveau ontdekken de complexiteit van politiek handelen.

Maar ook politici ontdekken een aspect van de burgerbevolking dat ze doorgaans onderschatten: haar vermogen tot rationele, constructieve besluitvorming. Misschien zal dit tweevoudige stelsel na verloop van tijd plaats moeten maken voor een volledig geloot systeem, democratie is tenslotte nooit af.

Loting versus verkiezing

Het gebruik van het lot is geen wondermiddel, geen perfect recept, net zomin als verkiezingen dat ooit waren, maar het kan wel een aantal problemen van het huidige systeem verhelpen.

1. Het is belangrijk om te beseffen dat de redenen die men vandaag aanvoert tegen gelote burgers vaak identiek zijn aan de redenen die men destijds aanvoerde tegen het verlenen van stemrecht aan boeren, arbeiders of vrouwen. Ook toen opperden tegenstanders dat de democratie nu echt wel zou sneuvelen.

2. Een gekozen volksvertegenwoordiging heeft ongetwijfeld meer technische competenties in huis dan een gelote. Anderzijds is iedereen de expert van zijn eigen leven. Wat heb je aan een parlement vol hoogopgeleide juristen als nog maar weinigen van hen de prijs van het brood kennen? Met loting krijg je een betere dwarsdoorsnede van de samenleving aan de knoppen.

3. Ook gekozenen zijn niet altijd even competent. Waarom hebben ze anders medewerkers, onderzoekers en studiediensten tot hun beschikking? Waarom kunnen bewindslui soms van de ene op de andere dag van post veranderen? Toch enkel en alleen omdat ze omringd worden door een professionele staf die technische expertise aanreikt?

4. Een gelote volksvertegenwoordiging staat er niet alleen voor: ze kan experts uitnodigen, op gespreksleiders rekenen en burgers bevragen. Bovendien krijgt ze tijd om zich in te werken en een administratie om documentatie voor te bereiden.

5. Omdat gelote burgers zich niet hoeven bezig te houden met partijwerking, campagne voeren en media-optredens beschikken ze over meer tijd dan hun gekozen collega’s in de andere wetgevende Kamer. Ze kunnen zich fulltime wijden aan het legislatieve werk: dossierkennis opdoen, experts horen, onderling beraadslagen.

6. Ieder draagt bij naar zijn talenten en ambities. Wie zichzelf in staat acht tot zwaar bestuurlijk werk kan zich voor loting aanmelden voor een mandaat van anderhalf jaar. Wie het liever rustig aan doet, ziet wel of hij ooit wordt opgeroepen voor één of enkele dagen om over wetsvoorstellen te stemmen. Dat is zoals gaan stemmen, ook als je de politiek niet dagelijks volgt.

7. Gelote burgerjury’s in de rechtspraak bewijzen dat mensen hun taak doorgaans zeer ernstig nemen. Als we het erover eens zijn dat twaalf mensen in eer en geweten kunnen beslissen over vrijheid of onvrijheid van een medeburger, dan mogen we erop vertrouwen dat een veelvoud van hen op verantwoorde wijze het belang van de gemeenschap wil en kan dienen.

8. Alle experimenten met burgerfora tonen aan hoe toegewijd en constructief gelote deelnemers zich gedragen en hoe verfijnd hun aanbevelingen dikwijls zijn. Betekent dat dat er nooit zwaktes mogelijk zijn? Natuurlijk niet, maar zwaktes zijn er ook met gekozen volksvertegenwoordigers. Ook hun wetten vertonen, op zijn zachtst gezegd, weleens gebreken.

9. Waarom aanvaarden we dat lobby’s, denktanks en allerhande belangengroepen invloed mogen uitoefenen op het beleid, en aarzelen we om gewone burgers, om wie het toch gaat, zelf ook zeggenschap te geven?

10. Een Kamer met gelote burgers zou bovendien niet de enige zijn. In deze fase van de democratie zou wetgeving juist ontstaan door het samenspel tussen de gekozen en de gelote volksvertegenwoordiging. Malloten aan de macht? Zo men wil, maar dan toch niet als alleenheersers.

Samenwerken als innovatief model

Terug naar de moderne Senaat.

Waarom wilde ik klakkeloos een Senaat kopiëren, vroeg ik me achteraf af? Dat is net zoals de eerste auto-ontwerpen: dat waren ook gewoon replica’s van een koets, maar dan zonder paarden. Een gelote Kamer moet meer zijn dan een Senaat zonder verkiezingen.

Samenwerken en overleggen met anderen, mensen die het nochtans ook niet helemaal van tevoren wisten, het bewees eens te meer hoever je daarmee komt. Het resultaat was geen lauw compromis, maar een werkelijk innovatief model. Dat er nu komt.

Delen van dit verhaal zijn eerder gepubliceerd in