Toen ik dit krantenbericht uit 1930 over een dodelijk verkeersongeval las, dacht ik eerst: wat waren journalisten een stel barbaren destijds.
Dat schrijf je toch niet zo op?
‘Op 21 Oct. 1930 stond het jongmensch H. Vijgen uit Heerlen aldaar op een voetpad aan den openbare weg van Heerlen naar Schaesberg te praten. Hij stond dicht bij de boomen, toen daar de handelsreiziger J. J. S. uit Beek bij Sittard per auto voorbij kwam. Hij reed te dicht naar rechts, waardoor hij den jongen Vijgen te pletter reed. De ongelukkige kwam tegen een boom terecht en was op slag dood. Zijn hersenen en haren kleefden aan den boom en de ingewanden puilden hem uit het lichaam. Een gedeelte van zijn schedel werd door de omstanders op den grond gevonden, in krantenpapier gewikkeld en aan de politie overgegeven.’
Of zoals Quest-redacteur Mark Traa, die het bericht op Twitter deelde, schreef: ‘Vroeger was men een tikje minder terughoudend met de gruwelijke details.’
Een paar maanden geleden begonnen wij (planoloog Marco te Brömmelstroet en journalist Thalia Verkade, penvoerder van dit verhaal) de ongevallenberichtgeving van nu te bestuderen. En inmiddels denk ik: is wat we nu doen, niet op een andere manier onmenselijk?
In dit verhaal neem ik je mee op taalreis door onze huidige ongevallenberichtgeving, vol auto’s die zelf lijken te handelen, met hun bestuurders als machteloze passagiers en foto’s erbij waarop je alleen nog maar voertuigen ziet.
Dit is geen aanklacht tegen de makers van ongevallenberichten.
Ik sprak ze voor dit verhaal: het zijn professionals, die verkeersongevallen belangrijk genoeg vinden om erover te publiceren en de dilemma’s eromheen bespreken op hun redacties.
Maar volgens mij zijn het vocabulaire en de beeldtaal van de ongevallenberichten met ons allemaal op de loop gegaan. De mens is eruit verdwenen.
Het busje ging de lucht in
We beginnen met dit ongevallenberichtje van RTV Utrecht.
‘Een bestelbusje is vanavond omgeslagen na een botsing bij afrit Hoograven van de A12 in Utrecht.
Het ongeval gebeurde rond 20.45 uur op het begin van de Laagravenseweg richting Nieuwegein. Het busje kwam bij het verlaten van de rotonde in botsing met een personenauto. Daardoor reed het Renault-busje tegen de metalen vangrail, ging de lucht in en kwam op zijn kant terecht.’
Afgelopen maanden kwam ik honderden van dit soort berichtjes tegen, waarin een schets wordt gegeven van de voertuigbewegingen en de situatie nadat alles tot stilstand is gekomen.
‘Het busje kwam in botsing met een personenauto.’
‘Het busje reed tegen de vangrail.’
‘Het busje ging de lucht in.’
‘Het is bijna grappig, alsof het om een bezeten en zelfrijdend busje gaat’, schreef Olivier Beens, die dit bericht deelde op Twitter.
Waar zijn de mensen?
Dat er mensen betrokken waren bij dit ongeluk, wordt niet eerder zichtbaar dan in de vijfde zin van het bericht.
Het klinkt alsof alle inzittenden passagier waren van een op hol geslagen busje.
‘In totaal waren er vier personen betrokken bij het ongeval. Ambulancepersoneel heeft de inzittenden nagekeken, maar niemand raakte ernstig gewond.’
Terwijl er ook twee bestuurders moeten zijn geweest.
Dit bericht is eerder regel dan uitzondering. Als iemand uit 2050 terug in de archieven van 2019 zou duiken, zou hij of zij kunnen concluderen dat onze auto’s niet langer door mensen worden bestuurd:
- ‘Tankwagen Rotterdam sleept personenauto mee: één dode’;
- ‘Splinternieuwe rotonde omgeploegd door auto in Soest’;
- ‘Auto ramt “botsabsorber” op A2 bij Breukelen’;
- ‘Auto in de sloot, vermoedelijk drank in het spel’.
Je ziet auto, je zegt auto
Wat als we de mens terug zouden plaatsen in deze berichten? Dan zou je misschien zoiets lezen:
- ‘Chauffeur tankwagen Rotterdam sleept personenauto mee: inzittende sterft’;
- ‘Autobestuurder maakt splinternieuwe rotonde in Soest kapot’;
- ‘Chauffeur ramt “botsabsorber” op A2 bij Breukelen’;
- ‘Automobilist rijdt auto in de sloot, hij had vermoedelijk gedronken’.
Nu heb ik zelf best lang gedacht: dit is een beetje geneuzel, dat over die auto.
Als ik zelf praat over auto’s op straat, dan verwijs ik steevast naar het voertuig: er kwam een auto voorbij. Praat ik over fietsers, dan praat ik over de mens op de fiets: de fietser. Ik zeg niet: ‘Er kwam een fiets voorbij’. Dat klinkt gek. ‘Er kwam een automobilist voorbij’ klinkt ook gek.
Het niet praten over automobilisten heeft gevolgen voor hoe we de werkelijkheid begrijpen en proberen te veranderen
Een auto is nu eenmaal veel zichtbaarder dan de mens erin. En mocht iemand in een auto je aanrijden, dan is het de auto die ervoor zorgt dat je verwondingen oploopt. Was die persoon niet met de auto geweest, dan was je ook niet zo beschadigd geraakt.
Dus is het niet onlogisch dat degenen die in een auto zitten, ‘auto’s’ worden in een bericht, en degenen die niet in een auto zitten, ‘mensen’ zijn.
Maar hoe je het ziet wordt bepaald door hoe je het noemt, en dat bepaalt vervolgens weer de werkelijkheid.
Maaltijden die fietsers doden
Ik keer terug naar de 15-jarige jongen op de fiets die in januari van dit jaar werd doodgereden door iemand met een auto in Utrecht.
We leerden uit het nieuws van alles over zijn oversteekgedrag (tussen twee geparkeerde auto’s door), zijn baantje (hij was maaltijdbezorger), zijn leeftijd (hij was vijftien).
Het leidde tot gesprekken over dat deze jongen wel haast zou hebben gehad (vanwege dat baantje), daarom niet goed zou hebben uitgekeken, et cetera.
We leerden niets over de bestuurder van de auto, wat zijn beroep was, waar hij naar onderweg was, of hoe hard hij had gereden.
Het bericht riep daardoor ook geen gedachten op over de gevolgen van deze aanrijding voor deze man: of dat nou juridische of psychologische gevolgen zijn, of dat nou vragen zijn over schuld of vragen over hoe erg het voor hem was om dit mee te maken.
Hij deed er gewoon niet toe.
Dit alles wekte de indruk dat het fenomeen maaltijd bezorgen in plaats van autoverkeer deze jongen zijn leven had gekost. En dat was dus ook de conclusie die de vakbond FNV vervolgens trok: een maaltijd bezorgen is te gevaarlijk voor 15-jarigen.
Dus als we niet oppassen, bepalen we zo meteen met zijn allen dat tieners dit baantje niet meer mogen hebben.
De jongen in kwestie heette trouwens Ruiz, en hij was gefascineerd door dolfijnen: het AD publiceerde een liefdevol verhaal waarin hij als mens centraal stond.
Ze zag iemand over het hoofd en kwam met de schrik vrij
Een ongevallenbericht anno 2019 leest eigenlijk net als het weerbericht:
- mensen verliezen geregeld ‘de macht over het stuur’ (‘vandaag overwegend bewolkt’);
- ‘zien iemand over het hoofd’ (‘hier en daar laat de zon zich zien’);
- ze worden geschept (‘forse windstoten’);
- en worden voortdurend ‘met onbekende verwondingen naar het ziekenhuis afgevoerd’ (‘in het noorden neemt de wind verder toe’);
- en ook komen ze vaak ‘met de schrik vrij’ (‘morgen opklaringen’ ).
Behalve standaardzinnetjes zijn dit eufemismes: taal om de werkelijkheid wat minder hard aan te laten komen.
- Je ziet iemand over het hoofd betekent in de harde werkelijkheid van een verkeersongeval: je rijdt iemand aan of wordt aangereden.
- Je bent geschept: je was met de fiets of te voet, en ligt nu op straat nadat iemand met een groter voertuig je zo hard heeft geraakt dat je in de lucht bent gevlogen.
- Je komt met de schrik vrij: je hebt net iemand aangereden of bent net aangereden, of in elk geval in een botsing beland.
En die onbekende verwondingen? Dat kan alles zijn – van een schaafwond tot permanent hersenletsel. Het is misschien niet zozeer een eufemisme, als wel vaagtaal.
Vergelijk deze uitdrukkingen met de verwoording van het ongeluk uit 1930. Het is alsof we toen veel scherper konden zien.
Hij verloor de macht over het stuur
De macht over het stuur verliezen is echt een mysterieus zinnetje. Probeer je maar eens voor te stellen wat dat nou precies betekent.
Niet gelukt? Hier wat meer context.
In de derde week van januari verzamelden we op De Correspondent zo veel mogelijk berichten over ongelukken in Nederlandse media. En al deze bestuurders verloren in die week de macht over hun stuur:
- Een chauffeur werd onwel, verloor de macht over het stuur en reed op twee geparkeerde auto’s in.
- Een chauffeur verloor de macht over het stuur en reed met zijn auto de sloot in.
- Een chauffeur verloor de macht over het stuur en reed met haar auto tegen een lantaarnpaal.
- Een chauffeur verloor de macht over het stuur van een Mercedes-AMG GT 63 S 4MATIC+ die slechts vijf dagen oud was.
Eerst dacht ik: het zinnetje lijkt iets te verklaren, maar betekent in werkelijkheid helemaal niks. Als je het weglaat, ontbreekt er namelijk geen informatie:
- Een chauffeur werd onwel en reed op twee geparkeerde auto’s in.
- Een chauffeur reed met zijn auto de sloot in.
- Een chauffeur reed met haar auto tegen een lantaarnpaal.
- En een chauffeur reed een gloednieuwe, peperdure Mercedes in de prak.
Maar toen besefte ik: het zinnetje doet toch iets.
De woorden ‘verloor de macht over het stuur’ doen hetzelfde als het zinnetje waarmee de Amerikaanse vicepresident Dick Cheney uitlegde hoe hij een kameraad met wie hij was gaan jagen in zijn gezicht, nek en borst had geschoten.
Cheney zei niet: ‘Ik heb Harry neergeschoten.’ Hij zei: ‘Nu ja, uiteindelijk ben ik degene die de trekker overhaalde die de kogel loste die Harry raakte’
Cheney zei niet: ‘Ik heb Harry neergeschoten.’ Hij zei: ‘Nu ja, uiteindelijk ben ik degene die de trekker overhaalde die de kogel loste die Harry raakte.’ Cheney plaatste zichzelf op afstand van zijn handeling, door er een paar technische stapjes tussen te zetten.
Het zinnetje ‘verloor de macht over het stuur’ creëert op eenzelfde manier afstand tussen degene die handelt en de gevolgen van die handeling – maar dan ook nog in een passieve formulering.
‘De macht over het stuur verliezen’ is een verwoording die bijdraagt aan het gevoel dat auto’s de controle over de mensen hebben genomen: als je ze niet in je macht hebt, dan gaan ze er met je vandoor!
Jongetje aangereden
Ik werd nieuwsgierig: hoe komen deze berichten eigenlijk tot stand? Ik nam contact op met de Gelderlander over onderstaand bericht vol rampspoed voor een gezin uit Wageningen. Dat begint zo:
'Hulpdiensten, waaronder een mobiel medisch team per traumaheli, zijn dinsdag aan het einde van de middag massaal uitgerukt voor een verkeersongeval in Wageningen, waarbij een jongetje (7) is aangereden.
Het ongeluk gebeurde rond 17.30 in de namiddag op de parallelweg van de Ritzema Bosweg. Door de klap is de fiets van het slachtoffertje in tweeën geklapt.’
Wat me verbaasde, was dat niet alleen een bestuurder geheel afwezig is, maar dat het lijkt alsof er zelfs geen voertuig in het spel is. Alsof we slachtoffers zijn van een onzichtbaar noodlot. Een jongetje werd aangereden.
Je ziet dat vaker.
- ‘Scooter aangereden op Oranje Nassauplein Breda’;
- ‘Fietser overleden voor politiebureau Apeldoorn’.
Alsof automobilisten lucht zijn.
De foto is het frame van het bericht
Ik vroeg de redactie van de Gelderlander waarom er niet in hun bericht stond dat iemand met een auto het jongetje had aangereden.
Journalist Job van der Meer, die verantwoordelijk is voor de online redactie, legde uit:
‘Wij zijn vaak afhankelijk van 112-fotografen voor dit soort berichten. Die zijn vaak niet journalistiek onderlegd, daarom zijn we voorzichtig met de info die zij geven. In het geval van het jonge fietsertje is er op de foto’s geen auto te zien. En politie wil lang niet altijd wat zeggen en is na kantooruren voor dit soort incidenten niet bereikbaar. Dus vermelden we soms info die we niet kunnen verifiëren niet.’
Van der Meer vond het in dit geval ook een vergissing. De redactie paste het bericht aan. Dus nu staat er: ‘een jongetje (7) is aangereden door een auto’.
Ik ben benieuwd of de redactie nog een stap verder wil gaan – en ook de mens in die auto wil benoemen, puur omwille van de herbemenselijking van de ongevallenberichtgeving.
Geen mensen op de foto, geen mensen in het bericht
Job van der Meer deed me ook iets cruciaals begrijpen: foto’s van ongevallen zijn leidend voor ongevallenberichten, en op foto’s van ongevallen staan bijna nooit mensen herkenbaar in beeld. En dat heeft weer als direct gevolg dat je weinig over ze leest. En het lijkt alsof er geen menselijk leed te betreuren valt.
Volgende vraag: waarom staan er op de foto’s geen mensen?
Antwoord: vanwege een combinatie van respect voor betrokkenen en voor privacyregels.
Ongevallenfotograaf Jasper van Reenen van 112 Hollands Midden, die samenwerkt met een clubje fotografen om zo veel mogelijk ongevallen in deze regio in beeld te krijgen, vertelt: ‘Privacyregels bepalen dat slachtoffers niet in beeld gebracht mogen worden. Zelfs als je omstander bent en je staat op de foto, kan een fotograaf daar tegenwoordig al een probleem mee krijgen.’
Van Reenen noemt als specifieke regel de AVG die sinds vorig jaar geldt. Dus vandaar dat je ambulancepersoneel, voor zover het nog op de foto staat, altijd op de rug gefotografeerd ziet. En je nog veel vaker alleen maar een ambulance ziet staan.
Om dezelfde reden lees je nog maar zelden iets over de aard van de verwondingen, zegt Van Reenen. ‘Ambulancepersoneel en politie mogen niet vertellen in welke staat de gewonden zijn. Als je ergens slachtoffer van bent, heb je ineens een heleboel privacy.’
Anno 2019 proberen fotografen dus uit alle macht alleen het blik en wellicht nog een onbemande ambulance erop te krijgen. Hierdoor kunnen de redacteuren bij de kranten steeds minder observeren en schrijven over de gevolgen voor de mensen. En dan is er nog de vraag of het een beetje fotogeniek is, voordat een fotograaf uitrukt. Van Reenen:
‘Als er een fietser is aangetikt en je komt daar aan en je ziet een auto zonder schade en een fiets staan op een standaard, en een ambulance… Ja… Hoe graag wil jij dat zien?’
Wat overblijft: de file
Behalve blikschade is tijdverlies leidend voor de bepaling of een ongeval ernstig genoeg is om erover te schrijven.
Kort door de bocht: een jongetje van 7 dat van zijn fietsje is gereden, veroorzaakt geen file, dus daar gaat geen verslaggever heen.
Dus lezen ongevallenberichten vaak als een service voor de automobilist, die zo hoort van verkeersinfarcten, lange of flinke files.
In de treurigste nieuwsberichten die we vonden, gaat het medeleven meer uit naar voertuigen dan naar mensen. Zoals in dit bericht uit het Leidsch Dagblad:
‘Een voetganger is zondagochtend gewond geraakt nadat ze werd aangereden door een auto op de Nassaustraat in Lisse. De voetganger stak over op een plek zonder zebrapad, de auto kon niet meer op tijd remmen en schepte het slachtoffer.
Het slachtoffer raakte gewond en werd, per ambulance, naar het ziekenhuis gebracht. De auto liep door het ongeluk schade op. Zo zat er een dikke barst in de voorruit.’
Arme auto. En dan was er ook nog eens verkeershinder.
‘Door het ongeluk is de gehele Nassaustraat enige tijd afgesloten in beide richtingen.'
Jongmensch Vijgen
Op 21 Oct. 1930 stond het jongmensch H. Vijgen uit Heerlen aldaar op een voetpad aan den openbare weg van Heerlen naar Schaesberg te praten...
Het berichtje uit 1930 komt me inmiddels bijna prettig over. Zo menselijk. Zo direct. Zo goed uitgezocht.
Waar mensen toen over moesten lezen: it’s not pretty.
Maar we kunnen ons in elk geval iets van een voorstelling maken van hoe erg het is geweest voor de betrokkenen: de nabestaanden, de getuigen, voor de agent of arts die die hersens opgerold in krantenpapier daarna moest openvouwen. Of weggooien.
Want het is alleen maar blik.
Tenzij het dus niet alleen maar blik is.
Dank!
Aan alle mensen die de afgelopen maanden hebben bijgedragen met ongevallenberichten en observaties op De Correspondent, hetongeluk.nl en Twitter: heel veel dank voor deze input, waar dit verhaal op is gebaseerd.
We gaan door met hetongeluk.nl: lees er meer over in deze nieuwsbrief.
Meer van De Correspondent?
Aanbevelingen voor het schrijven over verkeersongevallen In het buitenland is meer dan bij ons aandacht voor de taal in ongevallenberichtgeving: er bestaan allerhande richtlijnen en aanbevelingen voor. Honderden doden, duizenden gewonden, tienduizenden trauma’s: verkeersleed is akelig dichtbij Hoeveel mensen ken jij die in een verkeersongeval het leven lieten of iemand verloren? Misschien schrik je van het aantal. Misschien denk je: gelukkig zijn het er niet zo veel. Maar vrijwel zeker beschouw je hun verhalen als losstaande gebeurtenissen. Dit verhaal is een poging om daarmee te breken. Want het leed is structureel. Luisteren: Hoe de mens een batterij werd We lezen voor uit ons boek Dit was het nieuws niet. Vandaag: We 'tanken bij', 'laden ons op'; en 'krijgen energie'. Maar waar streven we naar als we onszelf als batterij zien?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!