Waar koop ik eerlijke en duurzame kleding? En: hoe weet ik of iets verantwoord is geproduceerd? Als correspondent Kleding hoor ik deze vragen vaak – op verjaardagsfeestjes, onder artikelen en bij het koffiezetapparaat op de redactie.
Logisch ook. Loop een willekeurige kledingwinkel binnen in een Nederlandse winkelstraat, en de kans is klein dat je informatie vindt over de arbeidsomstandigheden of de milieu-impact van een kledingstuk. Zelfs de winkelmedewerker kijkt je glazig aan als je ernaar vraagt. En van het label aan de binnenkant van het T-shirt word je ook niks wijzer.
Als consument tast je volledig in het duister.
Een keurmerk waarmee je in één oogopslag ziet hoe een kledingstuk is gemaakt, klinkt dan ook geweldig. Als het aan D66 ligt komt er een Europees keurmerk voor kleding. De kans is echter klein dat zo’n label er snel komt, als het er überhaupt ooit gaat komen. En dan is het ook nog maar de vraag welke garanties het biedt.
Gelukkig kun je ook zonder zo’n keurmerk bewustere keuzes maken als je nieuwe kleren koopt. In deze explainer laat ik zien wat een kledinglabel je wel en niet vertelt, welke keurmerken betrouwbaar zijn en welke stoffen je beter kunt vermijden.
Tip 1: Kijk van welk materiaal het kledingstuk is gemaakt
Modebedrijven zijn verplicht om in hun kleding te vermelden uit welke materialen het product bestaat. Zo staat er bij een spijkerbroek vaak iets als 87 procent katoen en 13 procent elastaan, of in het geval van een T-shirt, 80 procent katoen en 20 procent polyester.
Daar moet ik meteen bij opmerken dat deze informatie lang niet altijd klopt. Zo komt het nogal eens voor dat er meer, minder of zelfs helemaal geen spoor van een bepaald soort materiaal in een kledingstuk verwerkt zit, terwijl dit wel op het label staat aangegeven. Op welke schaal deze ‘misleiding’ plaatsvindt, wordt momenteel onderzocht.
Dus laten we er voor nu maar even van uitgaan dat de informatie klopt. Waar kun je dan op letten?
Dierlijke materialen, zoals wol, bont, leer of zijde
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: als je zeker wilt weten dat je kleren niet voor dierenleed hebben gezorgd, kan je dierlijke producten beter vermijden. Want als íets lastig te achterhalen is, is het wel hoe de schapen voor je wollen wintertrui zijn behandeld of hoe de koeien voor jouw leren schoenen aan hun eind zijn gekomen.
Ik kwam er zelf op de harde manier achter. Zo kocht ik vijf jaar geleden bij H&M twee warme, zachte vestjes. Heerlijk. Totdat ik in het label keek en zag dat er angorawol in verwerkt was. Wol van konijnen die op afschuwelijke wijze in China worden leeggeplukt, zo had ik kort daarvoor in een filmpje van dierenrechtenorganisatie PETA gezien.
En het is zeker niet het enige voorbeeld van dierenleed in de kledingindustrie. Van rupsen die levend worden gekookt (zijde) tot nertsen die jarenlang in minikooitjes worden gehouden (bont).
Leer, wol en zijde behoren tot de meest milieuvervuilende stoffen
Nu is de vraag bij dit soort praktijken: in hoeverre zijn deze misstanden de uitzondering of de regel? De filmpjes en ‘onderzoekspraktijken’ van dierenrechtenorganisaties zijn namelijk niet altijd solide.
Wat je wel kunt doen: het bedrijf zelf vragen waar de wol of het leer vandaan komt. Of kijken of ze zijn aangesloten bij Animal Welfare Approved of Responsible Wool Standard. Deze twee internationale organisaties controleren op dierenwelzijn.
In het geval van dons (waarvoor ganzen en eenden soms op verschrikkelijke wijze worden leeggeplukt) zijn er ook twee standaarden waar je op kunt letten: de Global Traceable Down Standard (GTDS) en de Responsible Down Standard (RDS). Aan beide keurmerken zitten voor- en nadelen, zo is te lezen in dit artikel in Trouw.
En dan is er nog de milieu-impact. Leer, wol en zijde behoren tot de meest milieuvervuilende stoffen. In het geval van leer en wol komt dit door de methaanuitstoot van de dieren, en door de manier waarop het ruwe materiaal bewerkt wordt. Om het rottingsproces van leer tegen te gaan en het materiaal flexibel te maken, wordt het bijvoorbeeld gelooid, waarbij veel schadelijke chemicaliën worden ingezet. Tegenwoordig zijn er ook behoorlijk wat bedrijven die hun leer op een plantaardige (lees: ecologische) manier laten looien, waarbij geen giftige stoffen worden gebruikt. Hier bestaat alleen geen apart keurmerk voor.
De productie van zijde is volgens Milieu Centraal zeer klimaatbelastend, onder meer vanwege het hoge energie- en watergebruik om het voedsel (moerbeiblaadjes) voor de rupsen te kweken.
Synthetische materialen (Man-made fibre)
Synthetische vezels hebben inmiddels het aandeel natuurlijke materialen in de textielindustrie overtroffen. Ongeveer 60 procent van al het textiel wordt tegenwoordig van synthetische vezels gemaakt, welke onder te verdelen zijn in twee soorten: op basis van natuurlijke materialen zoals hout en bamboe (viscose, rayon, lyocell, Tencel) of op basis van synthetische polymeren (polyester, acryl, nylon).
Groot nadeel van de materialen op basis van synthetische polymeren is dat deze gemaakt worden van olie en dat de stof door het wassen ervan bijdraagt aan de plastic soep in de oceanen. Dat laatste geldt ook voor gerecyclede plasticgarens, die wel een stuk duurzamer zijn, maar wel weer de kans hebben juist meer microvezeltjes los te laten.
Wat betreft de synthetische vezels op basis van natuurlijke materialen: hierbij kunnen de grondstoffen die worden gebruikt, en de manier waarop die worden verwerkt, nadelig zijn.
Om een idee te geven: bij viscose wordt cellulose uit hout of katoen behandeld met natriumhydroxide, en dan vermengd met koolstofdisulfide. De pulp die overblijft, wordt vervolgens in een spinneret geduwd, waardoor flinterdunne draden ontstaan. Die draden worden daarna in een bad met zwavelzuur gelegd zodat ze niet uit elkaar vallen.
De meeste viscose wordt gemaakt in India, China en Indonesië. In onderzoek naar de waterkwaliteit in de buurt van viscosefabrieken werd sterk bewijs gevonden dat producenten hun ongezuiverde afvalwater rechtstreeks in rivieren en meren loosden. In sommige gebieden die de onderzoekers bezochten, werd vermoed dat de celluloseproductie de oorzaak is van het toenemende aantal gevallen van kanker.
Een duurzaam alternatief voor viscose is lyocell, ook wel bekend onder de naam Tencel, dat door een bedrijf in Oostenrijk, Lenzing, wordt geproduceerd. Anders dan bij viscose, worden er geen giftige stoffen tijdens het productieproces gebruikt en wordt het afvalwater continu hergebruikt in een gesloten systeem. Bovendien is het basismateriaal – hout van de eucalyptusboom – afkomstig uit duurzaam beheerde (FSC-)bossen.
Plantaardige materialen
Van de plantaardige materialen is katoen veruit de populairste. En voor katoen geldt dat de milieu-impact vooral zit in waterverbruik en het gebruik van pesticiden tijdens de teelt. Zo is katoen een tropische plant en groeit het veelal in droge gebieden waardoor irrigatie nodig is. Op verschillende plekken op de wereld zorgt dit voor problemen. Het bijna opdrogen van het Aralmeer in Kazachstan/Oezbekistan is het ernstigste voorbeeld.
Alternatieven voor ‘gewoon’ katoen zijn gerecycled of biologisch verbouwd katoen. Andere opties zijn hennep, linnen of bamboe. Die laatste drie gewassen groeien met een stuk minder water en pesticiden.
Tip 2: Kijk waar het kledingstuk gemaakt is
Tijdens presentaties vraag ik mensen vaak naar hun kledinglabels te kijken. Als ik vervolgens vraag wie ‘made in Bangladesh’ draagt, zie ik voorzichtig een paar handen de lucht in gaan.
Veel mensen gaan ervan uit dat ‘made in Bangladesh’, ‘made in China’ of ‘made in Cambodia’ per definitie slecht is. Niet zo vreemd; als we horen over vrouwen die worden misbruikt in kledingfabrieken of over ververijen die hun afvalwater in rivieren lozen, gaat het vaak om deze landen.
Een Correspondentlid vroeg: ‘Als er een factor 5 zit tussen het minimumloon in de sector in Bangladesh en een leefbaar loon, dan is een simpele tip toch om niets te kopen dat "made in Bangladesh" is?’
Op het eerste gezicht lijkt dat een logische gedachte. Maar in Bangladesh staan ook fabrieken die hun arbeiders wel een fatsoenlijk loon betalen. En ook bij ‘made in Europe’ kan het zijn dat een fabrieksarbeider voor een hongerloon heeft gewerkt in Italië of Oost-Europa. Al is de kans natuurlijk wel groter dat fabriekswerkers in Azië onderbetaald worden, dan in een land als Portugal of Spanje.
Bovendien kan ‘made in …’ misleidend zijn. Zo kan het goed zijn dat je spijkerbroek voor 95 procent in India is gemaakt, en de laatste 5 procent in Portugal, waarna het label ‘made in Portugal’ erop komt te staan.
Of zoals onderzoek van het Leiden Asia Center onlangs aantoonde: dat in kleding gemaakt in Noord-Korea (er is bijna geen land waar arbeiders minder rechten hebben), uiteindelijk het label ‘made in China’ kwam te staan.
Bovendien is het zo dat een kledingstuk vaak in veel meer landen is geweest. Toen ik voor De Correspondent de herkomst van een T-shirt uit mijn eigen kast probeerde te achterhalen, kwam ik er bijvoorbeeld achter dat het in een fabriek in Portugal was gemaakt, de draad in Indonesië was gesponnen en de grondstof (de houtpulp) uit Tsjechië of Oostenrijk kwam. En dan zat er ook nog katoen in verwerkt, waarschijnlijk uit India, China of Turkije.
Check bij een jas of broek uit Bangladesh of de fabriek is aangesloten bij het Bangladesh Veiligheidsakkoord
Van alleen het land van herkomst word je kortom niet veel wijzer. Het wordt pas interessant wanneer de naam van de fabriek op het label staat, of wanneer dit op de website wordt aangegeven bij het kledingitem, zoals H&M onlangs aankondigde te gaan doen. Andere merken die dit (al een tijd) doen zijn Filippa K, G-Star Raw en Kings of Indigo. Voor een uitgebreider overzicht kun je hier terecht.
Je weet dan nog niet hoe het precies zit met de arbeidsomstandigheden, maar je zou er in theorie wel achter kunnen komen. Door de fabriek te googelen en haar zelf te mailen of op te bellen. Of door experts als Schone Kleren Campagne en SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) te vragen of zij informatie hebben over de fabriek.
Check bij een jas of broek uit Bangladesh wél of de fabriek is aangesloten bij het Bangladesh Veiligheidsakkoord, zodat je in elk geval zeker bent dat je kleding niet uit een gebouw komt dat op instorten staat.
Tip 3: Check of er een keurmerk op het label zit
In de kledingwinkel kom je ze misschien niet zo vaak tegen: keurmerken. Maar ze bestaan wel. Al hebben sommige keurmerken veel weg van greenwashing – je denkt dat je heel verantwoord bezig bent, maar in werkelijkheid garanderen ze je niks.
Een van de meest voorkomende en betrouwbare is het GOTS-keurmerk (Global Organic Textile Standard). Dit label, verankerd in de Europese wetgeving, is voornamelijk gericht op het milieu, maar kijkt ook deels naar arbeidsomstandigheden en de kwaliteit van kleding.
Als je een T-shirt koopt met dit label, is minimaal 70 procent van de vezels afkomstig uit biologische landbouw, zijn geen schadelijke stoffen gebruikt in het productieproces en ook mogen kledingstukken met dit label niet te veel krimpen, verkleuren en slijten.
Als het gaat om ecologische vereisten, heeft het GOTS-keurmerk een van de hoogste standaarden. En het label is strikt wat betreft het bewaken van de criteria, met aangekondigde en onaangekondigde controles. Het enige nadeel van het label is dat het niets over de arbeidsomstandigheden op de katoenvelden of in fabrieken zegt.
Een ander keurmerk dat je regelmatig in kledingwinkels, ook bij de grotere modeketens, tegenkomt is BCI. Het staat voor Better Cotton Initiative en is een internationaal label voor duurzame katoenproductie. Al is het de vraag wat er precies met ‘duurzaam’ bedoeld wordt. Zo stelt dit label, anders dan voor biologisch katoen, geen duidelijke eisen rondom het gebruik van pesticiden. Ook garandeert het geen minimuminkomen voor katoenboeren.
Katoen van verschillende boeren komt vaak op een grote berg terecht
Bovendien komt katoen van verschillende boeren vaak op een grote berg terecht, waarbij je niet zeker kunt weten of de gebruikte vezels inderdaad van BCI zijn. Dat houdt in dat wanneer je een kledingstuk koopt met het BCI-label, het goed kan zijn dat er geen ‘duurzamer’ katoen in verwerkt zit. Een beetje misleidend, niet?
Dan heb je nog Oeko-Tex Standard 100. Op websites van modebedrijven of op labeltjes kom je dit keurmerk soms tegen. Het controleert eindproducten op de aanwezigheid van schadelijke stoffen. Tijdens de productie van kleding worden nogal eens zeer giftige stoffen ingezet, bijvoorbeeld voor het verven, om de stof minder te laten kreuken, om zweet tegen te gaan of om het materiaal waterdicht te maken. De productcontroles worden uitgevoerd door laboratoria die aangesloten zijn bij Oeko-Tex en deels worden er bedrijfsaudits gedaan door onafhankelijke controleurs. Milieu Centraal beoordeelt de controlesterkte als ‘redelijk’.
Tot slot heb je nog het welbekende Fairtrade-keurmerk. In de kledingindustrie zijn er twee Fairtrade-keurmerken. Zo bestaat er Fairtrade Cotton, dat garandeert dat katoenboeren een eerlijke prijs krijgen voor hun gewas, en dat het aan bepaalde milieueisen voldoet. Zo is het gebruik van schadelijke pesticiden verboden. En dan is er nog de Fairtrade Textile Production Standard, dat naar de arbeidsomstandigheden in de rest van de keten kijkt en zorgt dat arbeiders een minimumloon verdienen en zich in vakbonden kunnen organiseren. Beide keurmerken vallen onder dezelfde organisatie.
Er bestaan er nog veel meer. Kijk eens op de website van Milieu Centraal, dat een handig overzicht maakte.
Tip 4: Ga na van welk merk/bedrijf het kledingstuk is
Als ik weer eens ‘H&M’ of ‘Primark’ laat vallen in een artikel, krijg ik weleens het verwijt dat ik een soort haatcampagne tegen deze bedrijven aan het voeren ben. Een beetje zoals Jelmer Mommers, correspondent Klimaat & Energie, ook wel eens beticht wordt van het voeren van een kruistocht tegen Shell.
Ik begrijp de reactie wel; een shirtje van Primark is niet per definitie slechter geproduceerd dan dat van een veel duurder merk als Hugo Boss of WE Fashion. In de kledingindustrie komt het vaak genoeg voor dat luxere merken van dezelfde fabrieken afnemen als prijsvechters.
Maar de lage prijzen van deze merken zijn om een aantal andere redenen wel problematisch: ze dragen bij aan de race to the bottom in de kledingketen, waarbij bedrijven om te kunnen blijven concurreren, steeds meer druk zetten op producenten. Door die bespottelijk goedkope prijzen hebben veel consumenten geen idee meer wat een kledingstuk nu werkelijk kost. En kleren hebben zo weinig waarde, waardoor we ze na een paar keer dragen weer wegdoen.
Hetzelfde geldt overigens voor bedrijven als Zara, die vooral op snelheid zitten. Omdat ze zo snel mogelijk de trui die Kim Kardashian gisteren op haar Instagram aan had willen kopiëren, zetten ze veel druk op fabrikanten.
Wat ik hiermee wil zeggen, is dat het hele businessmodel van deze ketens die focussen op snelheid en prijs, per definitie niet duurzaam is. En voor mij een reden om er niet meer te kopen.
Als je wel bij de grotere ketens wil shoppen, kun je kijken welke score ze krijgen op de website Rank a Brand. Nog zo’n merkenvergelijkingssite is Good on You. Hier vind je nog veel meer kledingmerken en je kunt ook per categorie (zwemkleding, sportkleding, broeken, etc.) selecteren.
Laatste tip: kijk of een bedrijf is aangesloten bij de Fair Wear Foundation. Dit is een onafhankelijke instantie die controles uitvoert in de fabrieken van aangesloten bedrijven en hier openbaar verslag van doet. Als bedrijven geen progressie boeken, wordt hun samenwerking verbroken.
Tip 5: Controleer hoe het zit met de kwaliteit
Duurzaamheid gaat ook over de levensduur van een product. Je kan namelijk wel heel verantwoord voor een broek van gerecyclede materialen kiezen, als die vervolgens na twee maanden uit elkaar valt, ben je nog niet klimaatvriendelijk bezig.
De kwaliteit van kleding is tegenwoordig niet al te best, schreef ik eerder op De Correspondent. De opkomst van fast fashion, snelle en goedkope mode, heeft ertoe geleid dat er steeds minder moeite wordt gedaan om kledingstukken te maken die lang meegaan.
Het resultaat: spijkerbroeken waar na een jaar gaten in zitten, en T-shirts die na een paar wasbeurten een maat zijn gekrompen. Wat opviel in de onderzoeken die ik erover las: prijs zegt niks over kwaliteit. Zo kwam in sommige testen een T-shirt van vijf euro beter uit de test, dan een van twintig.
Maar hoe weet je nu of iets van goede of slechte kwaliteit is gemaakt? Er zijn verschillende componenten waar je naar kunt kijken, zoals de naden, de afwerking en de stof. De tips zette ik eerder al op een rijtje, en kun je hier terugvinden.
Het lastige is dat duurzame productie en kwaliteit niet altijd hand in hand gaan. Wol en leer behoren, zoals eerder genoemd, bijvoorbeeld wat betreft de productie tot de minst verantwoorde materiaalkeuzes. En toch kan een goede leren tas of een lekkere wollen trui soms jarenlang meegaan. Dat brengt mij tot de laatste, wellicht iets voor de hand liggende, tip: koop alleen iets nieuws als je het echt nodig hebt en draag het vervolgens helemaal ‘op’.
Tot zover mijn tips en tricks. Wie op simpeler, eenduidiger antwoorden had gehoopt, moet ik helaas teleurstellen. De kledingketen is nu eenmaal zo gefragmenteerd, ontransparant en moeilijk te doorgronden. Met deze explainer hoop ik in elk geval inzicht te hebben gegeven in waar je op kunt letten en naar kunt kijken. Maar 100 procent garantie dat je kleding niet bijdraagt aan uitbuiting of milieuvervuiling, bestaat niet.
Wil je nog meer praktische tips? Dan raad ik je de volgende boeken aan:
- Dit is een goede gids, voor een duurzame lifestyle van Marieke Eyskoot. In dit boek vind je lijsten met kledingmerken waar je duurzame en eerlijke kleding kan shoppen.
- Sustainable Fashion and Textiles van Kate Fletcher, voor wie meer wil weten over verschillende materiaalsoorten en de milieu-impact ervan.
Wil je je verdiepen?
Infographic: De impact van katoenteelt in één oogopslag Elke maand maakt ontwerper Leon de Korte een belangrijk inzicht van een correspondent in één oogopslag duidelijk. Vandaag: de invloed van katoenproductie op het Aralmeer. Elke was die je draait draagt bij aan de plasticsoep. Dit kunnen we eraan doen Van een wasmachinefilter tot kledingmateriaal van biologisch afbreekbaar plastic: allerlei partijen zoeken naar een oplossing om te voorkomen dat microvezels het milieu vervuilen.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!