Je hoeft je niet vast te ketenen aan een hijskraan: activisme is voor iedereen
Schrijver Eva Rovers (1978) wordt zich steeds bewuster van wat er mis is in de wereld en vraagt zich af: wat kunnen we daaraan doen? Haar nieuwe boek Practivisme is een handleiding voor opstand voor iedereen die de wereld wil veranderen.
Schrijver en cultuurhistoricus Eva Rovers (1978) was negen toen ze een Barbiepop in watten wikkelde en meenam naar school, om aandacht te vragen voor een onverdraaglijk onrecht: de zeehondenjacht.
Ze legde haar klasgenootjes uit hoe de stropers te werk gingen en illustreerde deze gruwel door met een honkbalknuppeltje in te slaan op de gewatteerde Barbie. De boodschap: in plaats van weerloze zeehondjes zouden mensen in bontjassen geknuppeld moeten worden.
Het was de eerste keer dat Rovers in opstand kwam.
Ze had gehoopt dat haar gehoor scanderend de straten op zou gaan, maar de klasgenootjes bleven zitten, geschrokken van het grimmige schouwspel. Agressie, leerde ze die dag, helpt niet om mensen van je punt te overtuigen, en een opstand heeft niet meteen resultaat.
Rovers is ondertussen nooit opgehouden om verontwaardigd te zijn over allerlei onrecht. Van sociale ongelijkheid tot klimaatverandering. Maar afgezien van een enkele demonstratie was veel opstand er niet meer bij. Daar had ze ook weinig tijd voor: ze is bekend geworden als de schrijfster van twee vuistdikke, zorgvuldige biografieën, die van Boudewijn Büch en die van Helene Kröller-Müller.
Hoewel de schrijfster vegetarisch eet, haar plastic recyclet en zo min mogelijk probeert te vliegen, bleef - zoals bij zoveel mensen - het gevoel knagen dat het niet genoeg is, dat ze eigenlijk meer zou willen doen.
Een praktische gids voor opstand
In het onlangs verschenen Practivisme, handboek voor heimelijke rebellen, laat ze de objectieve toon van haar biografieën varen en gaat ze op persoonlijke titel het vraagstuk te lijf dat haar al zo lang op de achtergrond bezighoudt: wat kunnen we doen?
Practivisme is een praktische gids voor opstand op allerlei manieren. Het boek draagt de boodschap uit dat iedereen een activist kan zijn; dat we als burgers meer macht hebben ten aanzien van overheden en grote bedrijven dan we denken.
Uit voorbeelden van recente protesten en burgerbewegingen, van Occupy en #BlackLivesMatter tot de gasoproer in Groningen, trekt Rovers lessen die kunnen helpen bij het organiseren van een succesvolle opstand.
Succesvolle opstanden bestaan bij de gratie van een goede organisatie en een duidelijk en weldoordacht plan
Want er zijn aspecten die steeds terugkeren bij zo’n geslaagd protest, zegt tijdens een lunch Rovers (die er, keurig gekapt en gekleed, in niets uitziet als een stereotype activist). ‘Voor een pamflet dat ik eerder schreef ben ik uitgebreid in de filosofische literatuur over opstand gedoken. Of je nu Hannah Arendt leest of Albert Camus of Herbert Marcuse, je ziet steeds dezelfde dingen terugkeren. En dat zag ik ook in de praktijkvoorbeelden die ik onderzocht voor Practivisme.’
‘Mensen denken bij opstand vaak meteen aan demonstraties op straat, maar dat is slechts een klein deel van het hele verhaal. Succesvolle opstanden bestaan bij de gratie van een goede organisatie en een duidelijk en weldoordacht plan. Een opstand is voor een groot deel mailen, bellen, mensen opzoeken, ruzie maken om onderling tot overeenstemming te komen. Zulke suffe, dagelijkse dingen worden vaak over het hoofd gezien, maar juist dat maakt een protest en een groep sterk.’
En de hechtheid van de groep is van het grootste belang, denkt Rovers. ‘Camus schrijft: opstand is altijd individueel en collectief tegelijkertijd. Het komt altijd voort uit een persoonlijke verontwaardiging. Je komt nooit alleen namens jezelf in opstand. Je vindt een waarde zo belangrijk dat je die voor iedereen wilt veilig stellen.’
Wat Camus ons leert over de mens in opstand
Camus’ tekst De mens in opstand uit 1951 is een belangrijke inspiratiebron voor je. In hoeverre is zo’n oud werk nu nog relevant?
‘Camus schreef zijn tekst in een tijd dat velen in de greep waren van een ideologie, in zijn eigen kringen met name het communisme. Hoewel het toen veel zichtbaarder was welke ideologie je aanhing - katholicisme, protestantisme, communisme - denk ik dat we nu nog steeds in zeer ideologische tijden leven.’
‘Dat de dominante ideologie vandaag onzichtbaar is geworden, maakt het des te gevaarlijker. Of je het nu consumentisme noemt, of neoliberalisme, heel veel mensen kennen die termen niet eens en zijn ervan overtuigd dat ze volledig vrij zijn om te denken en te doen wat ze willen. Maar dat is gewoon niet waar; je wordt constant gemanipuleerd om te handelen binnen het neoliberale dogma. Het is een eerste stap om dat te beseffen.’
In de jaren vijftig en zestig werd er nog veel meer gedebatteerd onder burgers, studenten en arbeiders
‘Het goede aan De mens in opstand vind ik dat Camus waarschuwt voor ideologie. Hij hield zijn tijdgenoten, die veel kritieklozer waren ten aanzien van het communisme, een spiegel voor. Zelf zegde hij zijn lidmaatschap van de communistische partij op en schreef dit boek met de boodschap aan zijn collega’s: jongens, word wakker, jullie zijn denkers, jullie zouden een open geest moeten hebben, maar jullie laten je verblinden.’
‘Een verschil met de tijd van Camus is helaas dat mensen nu veel minder politiek bewust en actief zijn. In de jaren vijftig en zestig werd er nog veel meer gedebatteerd onder burgers, studenten en arbeiders. Wij hebben dat helemaal uitbesteed aan beroepspolitici, die zelden een gepassioneerde visie hebben. Veel van hen doen pas gewaagde uitspraken als ze weer uit de politiek zijn. Er heerst een kijkcijfermentaliteit, de politiek is een soort management geworden, waarin het hoogste doel is de koopkracht veilig te stellen.’
Het begint bij bewustwording
Het wordt ons niet makkelijk gemaakt om bewust te worden van de ideologie waarin we vastzitten. En toch is de eerste stap tot opstand, volgens jou, het besef dat het ook anders kan. Hoe raak je daarvan doordrongen?
‘Voor velen zit het al ergens in hun achterhoofd, maar het is lastig om onder ogen te zien. Alles is erop gericht dat je constant consumeert. Mensen winden zich op over graffiti, maar hebben niet door dat je bij iedere stap die je zet, bestookt wordt met reclame.’
‘Zelf vond ik de kledingindustrie een eye-opener. Ik ben al heel lang vegetariër en kan me al jaren niet voorstellen dat mensen bij een kipfilet van een euro niet denken: dit kán niet, iets of iemand moet hiervoor de prijs betalen. Tegelijkertijd kocht ik wel gewoon kleren bij H&M en Mango, zonder me te realiseren dat een T-shirt van 4 euro ook niet kan.’
‘Daarmee kwam ook de realisatie dat je kunt denken dat je heel bewust bezig bent, terwijl je tegelijkertijd enorme blinde vlekken hebt. Het systeem van uitbuiting is zo onontkoombaar en vanzelfsprekend dat je eerst op een of andere manier moet beseffen dat het ook anders kan en dat er een alternatief is. Maar dat is echt een ontwikkeling die je moet doormaken.’
Boos, maar niet té boos
Vervolgens is het belangrijk om boos te zijn, schrijf je. Maar ook weer niet té boos. Humor is essentieel voor een goede opstand. Ik heb het idee dat veel groepen die we vandaag horen simpelweg te boos zijn voor humor. Schieten ze daarmee hun doel voorbij?
‘Het hoofdstuk gaat nadrukkelijk over het koesteren van je boosheid. Ik probeer mensen er juist van te overtuigen om niet bang te zijn voor woede, maar het te durven voelen en kanaliseren.’
‘Maar je ziet vaak dat activisten geneigd zijn om vooral te benadrukken waar ze tégen zijn: tegen racisme, tegen luchtvervuiling, tegen graaicultuur. Ik realiseer me dat het niet altijd anders kan - het hangt ook af van de fase waarin je protest zich bevindt - maar vaak werkt het beter als je het net anders formuleert: vóór gelijke rechten, vóór schone lucht, vóór een nieuw economisch systeem.’
‘Omdat die woede zo essentieel is, krijgt de boodschap ook vaak een woedende toon. Het probleem daarmee is dat het publiek dat nog niet actief is daar snel vermoeid en geïrriteerd door raakt of, nog erger, zoals je bij Zwarte Piet ziet, zich aangevallen voelt. En dat terwijl ze, als je ze op een andere, positievere manier zou benaderen, waarschijnlijk begrip voor je standpunt zouden hebben.’
Ligt het probleem niet bij de cultuur, waarin woede taboe is en humorloosheid een zware belediging?
‘Wie geen ruimte laat voor humor komt nu eenmaal over als militant en dat maakt het heel moeilijk om een breed draagvlak voor je zaak te krijgen. Feministen bijvoorbeeld, wordt van oudsher verweten dat ze geen humor of zelfrelativering hebben. Dat heeft misschien minder met woede te maken dan met het gericht zijn op je eigen gelijk. Je ziet het ook bij andere groepen, of het nou klimaatactivisten of anti-racisten zijn; vaak trekken ze zich terug in een burcht van hun eigen gelijk.’
Woede vreet energie, het brandt je op. Burn-out is beroepsziekte nummer 1 onder activisten
‘Dit kan de samenwerking met andere groepen, die juist zo belangrijk is voor het brede draagvlak, moeilijk maken. Ik heb nooit begrepen waarom de hele klimaatbeweging zo wit is en waarom feministen zich niet solidair betonen met de Groningers. Waar je allemaal naar streeft is een wereld waar iedereen in veiligheid, gelijkwaardigheid en gezondheid kan leven. Of het nu je huis is dat dreigt in te storten of het gevaar seksistisch of racistisch bejegend te worden: de achterliggende gedachte is hetzelfde.’
‘Er is trouwens ook een heel praktische reden om je woede niet onbeperkt ruimte te geven: je houdt het niet vol. Een vrouw in Groningen vertelde me hoeveel mensen ze gezien had die enthousiast waren begonnen, maar over de jaren helemaal murw gebeukt raakten. Woede vreet energie, het brandt je op. Burn-out is beroepsziekte nummer 1 onder activisten.’
‘Wanneer de woede bovendien omslaat in geweld werkt het bij het publiek bijna altijd averechts. Kijk bijvoorbeeld naar wat er gebeurt bij de G20, dat is super zonde. De boodschap van de activisten is positief en gaat iedereen aan, maar juist het beeld van die paar relschoppers gaat de wereld over. Dat is ook aan de meeste media te danken, die pas aandacht schenken aan protesten als het uit de hand loopt. Hoe dan ook: geweld is slechte publiciteit.’
Zo reageren activisten
Er zijn vast activisten die daar anders over denken. Hoe zijn de reacties uit hun hoek?
‘Ik heb een paar lezingen gegeven voor zalen waarin ook veel activisten zaten. Het gebruik van geweld vormt een tweedeling: de meesten verwerpen het principieel, maar volgens sommigen is het noodzakelijk om aandacht te krijgen, of omdat je kwaad alleen met kwaad zou kunnen bestrijden. Dan kan je tien onderzoeken aanhalen die laten zien dat geweldloos verzet twee keer zo vaak succesvol is, maar die groep heeft daar weinig boodschap aan.’
‘Dat geldt ook voor samenwerking. Velen herkennen de noodzaak om bredere samenwerkingen aan te gaan. Maar anderen beschouwen activisme nog steeds als iets dat alleen is weggelegd voor een radicale subcultuur en dat het gros van de mensen daar maar beter kan wegblijven met hun oppervlakkige betrokkenheid.’
‘Ik vraag me dan af hoe erg het kan zijn als grotere groepen zich bewust worden van de problemen en daar op hun manier iets aan doen. Er zijn talloze manieren om in opstand te komen. Niet iedereen hoeft zich vast te ketenen aan een hijskraan.’
‘Mijn boek is ook niet bedoeld voor de doorgewinterde activist, maar juist voor mensen die iets willen veranderen en nog niet goed weten hoe.’
‘Toch vind ik het jammer wanneer doorgewinterde activisten niet bereid zijn om verder te kijken dan hun eigen specifieke groep. Sommigen van hen hebben een negatief beeld van een groot deel van de bevolking. Daar zit ook een soort superioriteitsgevoel in.’
Een van de belangrijkste adviezen die ik geef is: je punt maken is niet hetzelfde als je doel bereiken
‘Kijk, in een bepaalde fase kan die afscheiding heel belangrijk zijn voor de zelfdefinitie van een groep. Het is bijvoorbeeld wat feministen in de jaren zeventig deden, ze sloten zich af door allerlei clubs op te richten waar het verboden was voor mannen – vrouwencafé‘s, vrouwenwoongroepen. Dat kan een tijdje zinvol zijn voor de hechtheid van je groep, maar je moet uitkijken dat je je niet isoleert van de samenleving, je doel is ten slotte om daar een gelijkwaardig onderdeel van te worden.’
‘Een van de belangrijkste adviezen die ik geef is: je punt maken is niet hetzelfde als je doel bereiken. Activisten leggen vaak onevenredig veel nadruk op de vraag: wat zijn wij, hoe gaan we onszelf definiëren en organiseren. Dat levert een te grote zelfgerichtheid op, zoals bij Occupy.’
Het dogma van groei
Je bent geen liefhebber van identiteitspolitiek?
‘Het lijkt soms wel alsof we terug zijn in de verzuiling. Ik kan me best voorstellen dat die sterke identiteitspolitiek een reactie is tegen het alomvattende consumentisme, dat ons allemaal in hetzelfde malletje wil hebben, waarin politiek geen smoel meer heeft en je je niet gerepresenteerd voelt. Het is logisch dat mensen zichzelf gaan organiseren en representeren.’
‘Maar ook hier geldt: je punt maken is niet hetzelfde als je doel bereiken en identiteitspolitiek heeft de neiging om door te slaan in radicalisme en dogmatisme en dat is zonde want dan schiet je je doel voorbij.’
Mensen zijn misschien ook bang dat de samenleving ze niet ziet?
‘Natuurlijk, maar je kunt je ook afvragen: zie jij al die anderen wel? Is die hele groep van diverse mensen voor jou als activist ook één grote grijze massa en zie je alleen de queers, de vrouwen, of weet ik veel waar je voor opkomt? Zijn dat de enigen met een identiteit? Dan word je zelf ook blind voor diversiteit.’
Klimaatverandering is het gevolg van ons systeem, en dat is hetzelfde systeem dat economische ongelijkheid, racisme en seksisme in leven houdt
‘Wat ik wil bepleiten is dat je de samenwerking opzoekt, in plaats van dat je allemaal op je eigen eilandje gaat zitten. Kijken welke gemeenschappelijke doelen er zijn. Dingen hangen met elkaar samen en zo veel problemen komen bij heel veel groepen voor. We moeten, zoals Naomi Klein betoogt, ophouden met de wedstrijd mijn crisis is groter dan de jouwe.’
Is klimaatverandering het grote, overkoepelende probleem dat iedereen kan verbinden?
‘Klimaatverandering is het gevolg van ons systeem, en dat is hetzelfde systeem dat economische ongelijkheid, racisme en seksisme in leven houdt. Het klimaatprobleem is in die zin overkoepelend dat iedereen vroeg of laat met de gevolgen te maken krijgt. Maar uiteindelijk is het nog steeds een gigantisch symptoom van het grotere probleem: de enorme consumptiemachine en het dogma van groei. Alle andere problemen komen daaruit voort.’
Wat is de rol van social media?
Een heel hoofdstuk van het boek is gewijd aan ‘clicktivisme’ en de rol van sociale media bij opstand.
‘Daar ontkom je niet aan. Het was een van de dingen waarvan ik me oprecht afvroeg: heeft dit nut? Iedere dag zie je petities voorbijkomen op Facebook. Moet je daar iets mee? Ik ben gaan uitzoeken wat het precies is, clicktivisme, welke vormen ervan bestaan en wat werkt.’
‘Van zoiets als de Arabische lente kun je je afvragen in hoeverre die te danken was aan social media. Jarenlang heeft het mythische beeld bestaan van een Twitterrevolutie, waarbij het volk alleen nog social media nodig had om een dictator af te zetten.’
‘Het probleem was dat het twee jaar na het aftreden van Mubarak alweer helemaal mis was in Egypte. De social media zijn belangrijk geweest om burgerjournalistiek mogelijk te maken en grote groepen mensen op de been te krijgen. Maar het misverstand is dat een grote groep ook een sterke groep is. De demonstranten vormden geen hechte club, hadden niet hetzelfde doel en geen strategie voor na de val van Mubarak, dus er ontstond een vacuüm toen hij weg was.’
‘De mythe van de Twitterrevolutie is dan ook wel ontmanteld. De consensus lijkt vandaag de dag eerder te zijn dat protest via social media geen enkele zin heeft, maar ook dat is niet waar. Ik onderscheid in het boek verschillende vormen van online protest, die allemaal een rol kunnen spelen bij een succesvolle opstand.’
‘Zo heb je de hashtags die bewustzijn vergroten, zoals #jesuischarlie, maar die vaak verzanden in feelgood-activisme. Leuk om je online imago mee op te poetsen, maar niet erg effectief. Succesvolle hashtags als #metoo en #BlackLivesMatter zijn dan ook vooral zinvol geweest omdat er ook offline heel veel mee werd gedaan: demonstraties, congressen, workshops en meldpunten.’
‘Ook online petities kunnen effect hebben, omdat ze een erkend politiek medium zijn. Vroeger moest je ermee langs de deuren, dat hoeft nu niet meer. Wel geldt hier de wet van de grote getallen. De politiek is verplicht het onderwerp van een burgerinitiatief op de agenda te zetten als je 40.000 handtekeningen hebt. Je handtekening zetten heeft dus zin.’
We staan er niet alleen voor
Verval je online niet heel snel in preken voor eigen rechtse of linkse bubbel?
Ik heb het hoopvolle gevoel dat steeds meer mensen beginnen in te zien dat je van onderop veel kunt veranderen
‘Ik vind het heel erg dat we zo in die tweesplitsing denken, het is totaal contraproductief. Er zijn zoveel onderwerpen die eigenlijk niet rechts of links zijn. Ik pleit ervoor te kijken welke waarden er achter je doel liggen. Als je voorbij de korte termijn en je eigen eilandje durft te kijken dan zijn er zoveel vruchtbare samenwerkingen die je kunt aangaan.’
‘Maar zolang de gebruikelijke groepen niet over hun eigen schaduw willen springen moeten we iets anders bedenken. En ik heb wel het hoopvolle gevoel dat steeds meer mensen beginnen in te zien dat je van onderop veel kunt veranderen; dat we niet alleen meer afhankelijk zijn van de politiek en de standaard actiegroepen.’
‘Dat is ook de hele reden van dit boek: ik ben minder cynisch aan het worden. Ik merk bij heel veel verschillende soorten mensen dat ze zich bewust zijn van de problematiek en iets willen doen.’
‘Mijn ideaal zou zijn dat die mensen gaan inzien dat ze er niet alleen voor staan, dat we samen wat kunnen veranderen en dat daar hele praktische manieren voor zijn.’