Paprikachips krijgen ze niet meer. Daar werden ze zo hyper van dat ze soms tot tien uur ’s avonds met ze moest voetballen op het pleintje. Anders konden ze niet slapen. En ze merkt het meteen hoor, als ze bij een vriendje zijn gaan spelen en helemaal over hun toeren thuiskomen. Als ze dan die moeder belt om te vragen wat ze te snoepen hebben gehad? Juist.

Zelfs die kleine zakjes. Het zijn de kleurstoffen waar ze zo wild van worden. Heeft hij ooit een feloranje paprika gezien? Ja? Nou, zij vindt het allemaal maar kunstmatig. Naturelchips mogen ze wel. En Hamka’s.

Wasverzachter links, hondenbrokken rechts. De rij aan de kassa is zo lang dat we tussen de schappen staan te wachten. Een vrouw zonder paprikachips in haar kar staat voor me. Ze praat met een man achter me, die vertelt dat zijn dochter ook altijd zo druk werd van chips. Maar de dochter hield toch meer van zoet, dus ze hadden het niet vaak in huis. ‘Milky Way. Dat was haar lievelings. Koop ik soms nog. Uit gewoonte hoor, ik vind ze zelf niet eens lekker,’ zegt hij.

Zo snel als hij kan, laadt hij negenendertig halveliterblikken bier in twee meegebrachte linnen tassen. De veertigste trekt hij nog aan de kassa open

De vrouw voor me maakt een waaier van de kortingsbonnen in haar hand en waait haar rode wangen koelte toe. ‘Maar je dochter is nu volwassen?’ knipoogt ze. ‘Of is jouw kind dat enige kind ter wereld dat ineens niet meer van snoepen hield?’ De man achter me grinnikt. ‘Ik heb haar al even niet meer gezien. Maar ze is net achttien geworden dus ze gaat me bellen, want nu mag ze zelf bepalen of ze me wil zien.’ De vrouw voor me kantelt vertwijfeld haar hoofd.

Ik schrik van een schrapend geluid achter me. De man die het net over zijn dochter had, schuift met zijn voet twee volle winkelmandjes naar voren. Ze zijn te zwaar om de hele tijd vast te houden. De vrouw zonder paprikachips kijkt naar de inhoud van zijn winkelmandjes. Hij ziet haar kijken en haalt zijn schouders op. Zij glimlacht geforceerd, knijpt haar ogen tot vriendelijke spleetjes.

Een paar klanten later staan de vrouw zonder paprikachips en ik onze tassen in te pakken. De man achter me houdt een van zijn mandjes omhoog en vraagt het kassameisje of hij alles op de band moet zetten. Ze schudt van nee en vraagt hoeveel hij er heeft. ‘Veertig.’ Het kassameisje tikt wat in en vangt met haar hand de bon op die uit de printer komt gelopen.

‘Bonnetje? Meneer? Bonnetje?’ Hij reageert niet. Zo snel als hij kan, laadt hij negenendertig halveliterblikken bier in twee meegebrachte linnen tassen. De veertigste trekt hij nog aan de kassa open. Ik tik de man aan, maar de vrouw zonder paprikachips is me voor. Ze pakt de bon aan van het kassameisje en stopt het in de vrije hand van de man achter me. ‘Hier. En ik hoop dat ze belt.’

Eerder: mijn ontmoeting met Bonnetje ‘Bonnetje? Meneer? Bonnetje?’ Hij reageert niet. Zo snel als hij kan, laadt hij negenendertig halveliterblikken bier in twee meegebrachte linnen tassen. De veertigste trekt hij nog aan de kassa open. Ik tik de man aan, maar de vrouw zonder paprikachips is me voor. Lees hier mijn ontmoeting terug

Lees ook over mijn ontmoeting met Kebab Kebab is bijna klaar met eten. In een poging een laatste goeie hap te maken van restanten vlees en sla vouwt Kebab zijn vingers onhandig weg onder het folie dat om het broodje heen zat. Zijn pink blijft haken, het folie springt open. Een druppel knoflooksaus spat van het folie omhoog. In mijn gapende mond. Lees hier mijn ontmoeting terug

En mijn ontmoeting met De Bewoonster In de houten vloer van de eetkamer zitten kieren zo groot dat je er een pakje sigaretten tussen kunt stoppen. Ze zegt: ‘Dat komt doordat het echt hout is, dat moet kunnen ademen.’ Op het piepkleine balkon, dat uitkijkt op een muur en een ander balkon, droomt ze weg. ‘Ik zit hier 's zomers met mijn krantje en een croissant. Beetje jam. Net vakantie.’ Lees hier mijn ontmoeting terug