Beste,

Dit was het moment dat ik voor het eerst van mezelf schrok: ik zat in de lobby van een stoffig hotel in Benin City, Nigeria. Aan het tafeltje tegenover me zat een vrouw, midden twintig, met haar hoofd in haar handen. Ze wist niet waar ze heen moest, vertelde ze. Haar familie zou haar nooit meer willen zien. De reden: ze had geprobeerd naar Europa te reizen, maar was niet verder gekomen dan Libië. Daar was ze opgepakt, gevangengezet, en op een vliegtuig terug naar Nigeria beland. Dat op zichzelf was al een afgang. Maar erger nog: ze was niet alleen. Een piepklein hummeltje lag in een doek op haar schoot. Ze was in Libië verkracht.

De reden dat ik van mezelf schrok toen ik deze vrouw aanhoorde, was dat ik niet schrok. Laat dat even bezinken. Ik schrok níét van haar verhaal. 

Ik leefde met haar mee, natuurlijk, maar in mijn hoofd vulde ik haar tragische levensloop ook alvast aan, alsof ik een denkbeeldige checklist afvinkte: door familie aangemoedigd om naar Europa te gaan, check. Zou waarschijnlijk in de prostitutie gaan werken, check. Opgepakt in Libië, check. Verkracht, check. Verstoten, check. 

Mijn checklist was even gruwelijk als veelzeggend: ik had dit soort verhalen al heel, heel vaak gehoord. Want zo vergaat het tegenwoordig de meeste Afrikaanse migranten die proberen Europa te bereiken: ze belanden onverrichter zake terug in eigen land, of stranden ergens onderweg. En dus schrok ik niet meer. Haar verhaal was voor mij een bekend, zij het verschrikkelijk, gegeven. 

Hoe de schrik uit mijn werk verdween

Ik schrijf nu al jaren over migratie. En naarmate ik meer migranten sprak, meer geldstromen onderzocht, meer beleidsmakers, politici en academici interviewde – naarmate ik van een nieuwsgierige journalist zelf een expert werd – verdween de schrik uit mijn werk. 

En voor die schrik kwam ook iets in de plaats. Ik betrapte mezelf steeds vaker op gedachten als: ach ja, zo gaan die dingen. Las ik over grove mensenrechtenschendingen langs de Europese grens, dan was mijn respons: jep, dat is de realiteit. Schreeuwden actiegroepen moord en brand omdat een vluchtelingenkamp op Lesbos in de fik ging, dan dacht ik: dit gaat toch niets veranderen. Of zat ik in een panel over een humaner migratiebeleid, dan voelde ik: dit is preken voor eigen parochie. 

Veel te vaak schreef ik constructieve stukken, maar dacht ik eigenlijk: dit gaat toch niet lukken, er is geen politieke wil voor. 

Ik kan er niet omheen: hoewel ik van nature een vrij naïef, hoopvol persoon ben, heeft mijn diepe duik in het Europese migratiebeleid mij cynisch gemaakt.

En dat wil ik niet.

Ik wil niet gelaten mijn schouders ophalen als tienduizenden mensen aan hun lot worden overgelaten op Griekse eilanden

Ik wil niet gelaten mijn schouders ophalen als tienduizenden mensen in de EU aan hun lot worden overgelaten op Griekse eilanden. Als nog eens duizenden uit naam van Europa worden vastgehouden in Libische detentiecentra. En als nóg eens duizenden sterven in de Sahara, omdat steeds moeilijkere routes gezocht worden langs Europees gefinancierde grenswachten. 

Natuurlijk, het heeft toegevoegde waarde om diep in een onderwerp te zitten. Maar de beste journalistiek maak ik toch vanuit verbazing. Vanuit nieuwsgierigheid. En ja, soms ook vanuit schrik.

Van kleine bootjes naar grote schepen

Dat die schrik, na jaren schrijven over migratie, is verdwenen uit mijn werk, is voor mij een teken: ik moet dit thema even laten rusten. Niet omdat ik het niet belangrijk vind – verre van – maar omdat ik er, na zoveel jaar, niet meer met een open, nieuwsgierige, hoopvolle blik naar kan kijken. 

Ik wil me nu een tijdje richten op een onderwerp dat, net als migratie, heel veel te maken heeft met onze geglobaliseerde wereld, maar waar je, in tegenstelling tot migratie, relatief weinig over hoort: de containervaart.

De containervaart? Jazeker. Want via de containervaart kun je heel goed onderzoeken hoe de machtsstructuren van onze wereld eruitzien, en in stand gehouden worden. Na jarenlang kijken naar kleine bootjes ga ik me nu dus richten op grote schepen.

 

Ik hoop dat jullie ook op deze nieuwe journalistieke reis met me meegaan.