Terence Kongolo mag mee maar naar Brazilië. Terence wie? Voor het grootste deel van de Nederlandse voetballiefhebbers is dit twintigjarige talent de grote onbekende in de selectie voor het aankomende WK Voetbal. Geen wonder: hij stond slechts eenmaal op het veld als international. In deze selectie is hij

Hoe anders was dat in 1975, het jaar na de verloren WK-finale. Een generatie van goud werd bekroond met zilver. Een enkele speler van toen is sindsdien afgezwaaid, maar de basis van het WK staat nog overeind.

Bondscoach moet zestien Nederlandse vedetten zover zien te krijgen dat ze in hun zomervakantie naar Joegoslavië afreizen voor een vriendschappelijke interland.

Onbegonnen werk, blijkt algauw. De heren die een zomer eerder nog bijna wereldkampioen werden, bedanken nu stuk voor stuk voor de eer. Tot overmaat van ramp zegt ook de absolute leider van het Nederlandse middenveld een half uur voor vertrek af. meldt zich met een onduidelijk verhaal ziek.

Knobel ontsteekt in woede over de late afmelding, maar ziet dan staan. Een talentje uit Jong Oranje, die zijn ploegmaats Nico Jansen en Jan Jongbloed komt afzetten en uitzwaaien op Schiphol.

‘Ga gauw naar huis om je voetbalschoenen te halen,’ draagt de bondscoach hem op. ‘Je gaat mee!’ Na een ware kamikazerit door het Amsterdamse verkeer verschijnt Otto nog maar net op tijd bij de gate.

Kleuterklas krijgt voetballes

En zo zijn er op het laatste moment dan toch nog zestien voetballers gevonden die de landseer in de republiek van Tito willen verdedigen. en beginnen in de basis, terwijl en Heini Otto in de tweede helft nog wat minuten mogen maken. Dat zijn vier debutanten in één wedstrijd, terwijl het voor vijf andere veldspelers ook pas de tweede keer is dat zich in Oranje shirt mogen hijsen.

Het wordt geen succes. ‘De kleuterklas van Knobel kreeg voetballes’, schrijft De Telegraaf een dag na de wedstrijd, die kansloos met 3-0 verloren ging.

Bert van Marwijk komt in het hele stuk nauwelijks voor. Het wedstrijdverslag spreekt van ‘vijf, zes, misschien zeven balcontacten, maar niet veel meer’.

Op de drie foto’s die van Van Marwijks debuut circuleren, zien we hoe een mooie jongen met modieus lang haar tweemaal van de bal wordt gezet en eenmaal een kopduel verliest. Als we zijn teamgenoot Henk van Rijnsoever vragen wat hij van het spel van de latere bondscoach vond is zijn antwoord veelzeggend: ‘Wat kon die gast kaarten zeg!’

Dat Van Marwijk een bloedvorm aan de kaarttafel toont verbaast niet: in het jaar van zijn debuut in Oranje won hij samen met zijn vader het WK Klaverjassen. Qua internationaal voetbal is het voor de speler Van Marwijk verder altijd gebleven bij die ene interland.

En ook Heini Otto, die tot ieders verbazing mee naar Belgrado mocht als vervanger van Willem van Hanegem, steeg nooit meer tot grotere hoogten dan toen. Het laatste wapenfeit dat over hem bekend is, is dat hij als voor Ajax-TV de wekelijkse lottorubriek verzorgde.

YouTube
‘Beste bondscoach Bert van Marwijk, waarom won jij wel met je vader het WK Klaverjassen, maar werden wij nooit wereldkampioen in voetbal?’ vraagt Meindert Talma zich af.

Tussen trots en teleurstelling

Zoals Heini Otto en Bert van Marwijk zijn er velen. Ruim tweehonderd maar liefst. Hun verhalen staan stuk voor stuk bol van de tragiek. Het zijn verhalen over hoe stom toeval of blinde pech de loopbaan van een speler een onverwachtse wending kunnen geven. Over het belang van interlandvoetbal, maar ook over de absurde obsessie ermee. Over de vaak flinterdunne lijn tussen trots en teleurstelling.

Zo was daar , die als 35-jarige de oudste Oranjedebutant aller tijden zou worden. Als kleine jongen al zag hij voor zich hoe hij in oranje tenue gehesen op het veld zou staan. Velen mompelen doorgaans maar wat mee, maar hij − een gevreesd middenvelder bijgenaamd ‘de geniale gek’ − zou het Wilhelmus van begin tot eind meezingen. Naar dat moment keek hij zijn hele voetballende leven al uit. Maar toen hij daar eenmaal stond, tegen het nietige Andorra nota bene, op een bijveldje van FC Barcelona, kreeg hij van de zenuwen geen woord over zijn lippen.

YouTube
Barry van Galen: ‘Ik had me echt voorgenomen het Wilhelmus mee te zingen. Maar ik kreeg het, ik kreeg het gewoon niet over mijn lippen.’

Was Barry van Galen te zenuwachtig voor het volkslied, keeper liet vlak voor zijn tweede interland aan bondscoach Thijs Libregts weten de landseer niet langer te durven verdedigen. Deze wedstrijd, tegen West-Duitsland, zou voor de Duitsers de ultieme revanche zijn op de uitschakeling op het EK, een jaar eerder.

Maar Snelders durfde het niet aan. De Twentse doelman voelde aan alles dat het PSV-smaldeel van de selectie eind jaren tachtig de voorkeur gaf aan doelman Joop Hiele. Zelfs als in 1995 maar liefst acht Ajacieden de wedstrijd tegen Portugal laten schieten, blijft Snelders achter in Schotland. ‘Ik zat daar eigenlijk ook wel goed,’ berust hij jaren later in zijn lot.

YouTube
‘Je staat eenzaam tussen de palen. En je weet: een keeper mag niet falen.’ Meindert Talma over de interlandangst van Theo Snelders.

Kan die rot-nazizender uit?

De tragiek van Snelders en Van Galen valt in het niets bij die van . Toen deze veelbelovende buitenspeler zijn opwachting maakte bij het Nederlands Elftal werd hij namelijk weggepest door zijn medespelers. Dat zat zo: Lippens was voor de ene helft Nederlands, en voor de andere helft Duitser. Om zijn Nederlandse vader niet voor het hoofd te stoten had hij afgezegd voor het Duitse elftal. Hij hoopte voor Nederland uit te komen.

Toen Lippens zijn opwachting maakte bij het Nederlands Elftal werd hij weggepest door zijn medespelers. Dat zat zo: Lippens was voor de ene helft Nederlands, en voor de andere helft Duitser

In 1971, tegen Luxemburg, was het zover. Maar zijn debuut in Oranje was, ondanks de eerste goal die Lippens wist te scoren, geen succes te noemen. De andere spelers verstootten ‘die rotmof’ uit hun midden door denigrerende opmerkingen te maken en hem op het veld te negeren. ‘Mijn enige doelpunt in Oranje heb ik helemaal zelf gemaakt. Ik ben gewoon gaan lopen met de bal totdat ik kon schieten.’

Vooral de mondige Rotterdamse jongens die in die dagen de dienst uitmaakten bij Oranje, waren eensgezind in hun afkeer van Lippens in Oranje. Fameus is het voorval waarbij Rinus Israël in de bus naar De Kuip schlagermuziek liet opzetten. ‘Kan die rot-nazizender uit!’ riep hij, terwijl hij Lippens boos aankeek. Niemand nam het voor de Neder-Duitser op. ‘Ik had toen gewoon mijn tas moeten pakken en moeten uitstappen. Dan had ik me alsnog kunnen naturaliseren en was ik met Duitsland Weltmeister geworden.’

Een paar dagen later was het kwaad echter al geschied: Lippens had definitief voor Nederland gekozen.

YouTube
Willi Lippens was niet de enige die moest kiezen tussen twee landen. Ook Feyenoorder Otman Bakkal stond voor dit dilemma. Hij speelde vooralsnog slechts zes minuten in het Nederlands elftal.

Ook al was de ontvangst van Lippens verre van hartelijk, bondscoach was over zijn voetballende kwaliteiten zeer te spreken. Vlak voor zijn tweede interland ging het echter toch mis. Hij stond te kijken bij een aantal hockeyende dames, en werd door hen gevraagd om even mee te spelen.

Hij pakte een stick, maar verzwikte algauw zijn enkel. Hij moest de bondscoach afbellen. Toen was het einde oefening voor de markante flankspeler, die vanwege zijn opmerkelijke loopje overigens de bijnaam ‘Die Ente’ (‘het eendje’) verwierf. In het restaurant dat hij na zijn carrière begon, onder de rook van Essen, staat het nog helemaal vol met eenden. Er staat zelfs gebraden eend op de kaart.

Zo trots als Lippens op zijn Duitse reputatie is, zo verbitterd is hij nog altijd over zijn fatale keus voor het Nederlandse in plaats van het Duitse elftal. Met zijn vader, die op de keuze aandrong, wilde hij pas op zijn sterfbed weer spreken.

Ook heeft voldoende reden om verbitterd terug te kijken op zijn enige interland. Dat jaar verloor hij zijn vrouw en een voetbalvriend aan twee verschillende auto-ongelukken. Toen hij werd opgeroepen voor het Nederlands elftal wilde hij aan zijn overleden vrouw laten zien dat hij eroverheen was. Al na een klein kwartier viel zijn droom in duigen. De Sovjetverdediger Sergej Gorloekovitsj haalde hem neer, en hij brak zijn been op twee plaatsen tegelijk. Na tweeënhalf jaar revalidatie keerde Peeper terug in het profvoetbal, maar hij haalde .

En wat te denken van Chris Walden, die zijn interlandcarrière in rook zag opgaan omdat hij trouwde met Lena, een meisje van het Apostologisch Genootschap. Hij moest van zijns schoonvader het voetballen opgeven en werd predikant. In die hoedanigheid diende hij maar liefst 43 gemeentes.

YouTube
‘Uit liefde voor Lena, werd ik predikant. En bleef het maar bij die ene interland.’ Meindert Talma over de lotgevallen van Chris Walden.

Het geheim: uitverkiezing

Hoe tragisch de meeste verhalen ook zijn, de rode draad in alle verhalen die we optekenden is toch dat uitkomen voor je land de ultieme jongensdroom is. En deze droom is in de loop der jaren alleen maar sterker geworden.

Juist in een tijd waarin het voetbal steeds verder globaliseert, zijn de landenteams de aangewezen plekken waar je de eigenheid van een land en een cultuur kunt etaleren. Een retourtje Zeist of Noordwijk is een warm bad vergeleken met de Babylonische spraakverwarring die heerst bij de gemiddelde Europese topclub.

De ervaring van het Nederlands elftal komt namelijk het dichtst in de buurt van het voetbal zoals het voor zoveel duizenden jongens en meisjes ooit is begonnen. Op het plein van je basisschool, of op het veldje voor je huis

Daar komt nog iets bij. De ervaring van het Nederlands elftal komt namelijk het dichtst in de buurt van het voetbal zoals het voor zoveel duizenden jongens en meisjes ooit is begonnen. Op het plein van je basisschool, of op het veldje voor je huis. Waar de een John de Wolf was, de volgende Dennis Bergkamp naspeelde en waar ‘op keep’ een slungel Hans van Breukelen stond te imiteren.

Op het veldje waar je voetballen leert komen allerlei clubvoorkeuren samen. Net als in het echte Oranje, waar spelers met wortels bij alle grote clubs acte de présence geven.

Chauvinisme. Jeugdsentiment. Dat lijken overtuigende verklaringen voor de magie van nationale elftallen. Maar er speelt nog iets mee. En dat laat zich het beste uitleggen aan de hand van een oercalvinistisch begrip: uitverkiezing.

Wat?

uit·ver·kie·zing de; v (prot) dogma dat zegt dat alleen door God uitgekozenen zalig kunnen worden

Voetballers, zeker de meer modalen, weten het vaak maar al te goed: we hebben het niet helemaal verdiend, deze uitverkiezing. Maar de omstandigheden dwongen de bondscoach tot kiezen, en wie zijn zij om deze keuze te betwisten?

In de ruim honderd jaar dat er nu voetballers voor het Nederlands elftal worden geselecteerd is dát de grote constante.

Van erebaantje voor corpsballen naar transparantie

Begin vorige eeuw was het nog zo dat je vroeg of laat voor Oranje gevraagd zou worden, als je maar in een bepaald milieu zat. Voetbal was een elitesport. Zo brachten de eerste Nederlandse elftallen talloze ambassadeurs, gouverneurs, rechters, baronnen en ministers voort. Het was een young boys network van mannen die evengoed van cricket en tennis hielden, maar die de edele Britse voetbalsport er maar wat graag bij deden. De KNVB zond een selectiecommissie langs de randstedelijke velden om ervoor te zorgen dat de clubs evenredig aan bod kwamen.

Maar toch: uitverkoren worden voor Oranje was in feite net zo’n politieke benoeming als de keuze voor een burgemeester. Je voetballende kwaliteiten waren minder belangrijk dan het netwerk waar je in verkeerde of de club waar je voor uitkwam. Het Nederlands elftal trad dan ook vooral aan tegen . Straks moesten de heren nog gaan trainen... Daar haalden de voorname voetballers van weleer hun neus voor op.

Internationaal voetbal als erebaantje − dat kon natuurlijk niet lang standhouden. Naarmate voetbal steeds meer een professionele sport werd, veranderde ook de wijze waarop de spelers voor Oranje werden geselecteerd.

Al gauw richtte de KNVB voor dat doeleind de Nederlands Elftal Commissie (NEC) op. Al in 1906 dwong scheidsrechter Bill Dykxhoorn af dat hij en de andere leden van de NEC via de pers over hun voorkeuren moesten communiceren. Het moest allemaal minder geheimzinnig gaan verlopen.

Maar hoe open de heren ook communiceerden, het was in de vooroorlogse jaren een kwestie wheelen en dealen met deze commissie van zes hoge heren, die doorgaans vooral spelers van hun eigen favoriete clubs selecteerden.

Toch, voetballende kwaliteiten werden belangrijker, de rol van de bondscoach gewichtiger en het publiek begon langzaam maar zeker resultaten te verlangen. Na de oorlog zette deze trend zich door.

Van een edele liefhebberij voor corpsballen was het voetbal in minder dan vijftig jaar tijd een volkssport geworden. Hoe het verder ging is natuurlijk genoegzaam bekend: salarissen rezen de pan uit, spelersmakelaars deden hun intrede en naarmate de economische belangen bij clubs toenamen, groeiden ook de transfervergoedingen tot steeds exorbitantere hoogten.

De rituelen rond een interland

Wat is anno 2014 dan nog de charme van interlandvoetbal? Misschien wel dit: iets van de oerelementen van het oorspronkelijke voetbal zijn altijd bewaard gebleven in de rituelen die komen kijken bij een internationale wedstrijd.

Spelers ontvangen − ongeacht hun status − gelijke sommen geld voor hun optredens. Ze worden allen op dezelfde manier opgeroepen: een fax vanaf het bondsbureau en een aangetekende brief richting de club. En de spelersmakelaars mogen dan dagelijks rond de trainingsvelden zwerven om coaches te paaien of spelers te pitchen, bij het Nederlands elftal zijn ze prettig afwezig.

Wel aanwezig bij elk debuut zijn om te beginnen de haasjes. Speldjes in − opmerkelijk genoeg − de vorm van een konijn, die vergezeld gaan van een woordje van de bondsvoorzitter in de kleedkamer. En er zijn de kaartclubjes op het trainingskamp waarin rivaliteiten van het speelveld voor even worden vergeten.

Het interlandritueel heeft nog altijd iets van een schoolreisje voor volwassen mannen. Vrouwen en kinderen worden zo veel mogelijk buiten de deur gehouden

Tot voor kort werden de heren voetballers zelfs geacht met elkaar een kamer te delen. Zo heeft, bijvoorbeeld, de bescheiden voorstopper Joop Lankhaar een aantal nachten naast Ronald Koeman mogen slapen en deelden Barry van Galen en de jonge Maarten Stekelenburg een aantal nachten lang een kamer. Ze weten kortom van elkaar of ze snurken en of ze zijslapers, danwel rugslapers zijn.

Het interlandritueel heeft nog altijd iets van een schoolreisje voor volwassen mannen. Vrouwen en kinderen worden zo veel mogelijk buiten de deur gehouden en wat binnen de deuren van het hotel gebeurt, dat blijft daar.

Maar het mooiste van alles blijft toch dit: een uitnodiging verdien je niet, uiteindelijk wordt die je toebedeeld. Van de zevenhonderd actieve Nederlandse beroepsvoetballers wordt − na een zorgvuldig proces van wikken en wegen − een keuze van 23 voetballers gemaakt. Een keuze van 1 uit 30.

Precies dit uitverkiezingsritueel maakt ook nu nog dat jonge mannen van schrik beginnen te stotteren, te zweven en te beven als er een fax uit Zeist binnenrolt met daarop de uitnodiging.

In een wereld waarin elke sollicitatieprocedure tot de laatste komma in protocollen is uitgeschreven, heeft de selectie voor de hoogmis van het volksgevoel nog altijd iets prettig willekeurigs. Geen rechtvaardigheid, geen geldelijke belangen, maar alleen de ijzeren wil van de in zijn keuzes minst beperkte coach van alle coaches, die de keuze heeft uit álle spelers, bepaalt wie mee mag doen.

Vedettes als Clarence Seedorf, Mark van Bommel en Ruud van Nistelrooy kunnen er alledrie over meepraten. Bij hun clubs waren het nog altijd grote sterren, maar bij de bondscoach waren ze uit de gratie. Waarom mogen Paul Verhaegh (FC Augsburg) en Terence Kongolo (Feyenoord) deze zomer mee op avontuur, terwijl Urby Emanuelson (AC Milan) en Alexander Büttner (Manchester United) thuisblijven? De wegen van de coach zijn ondoorgrondelijk.

Velen zijn immers geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren, zoals het protestants dogma luidt. Ze zijn allen overgeleverd aan de beschikking van de bondscoach. Alleen zijn wil is wet.

Deze zomer strijkt het internationale voetbalcircus weer neer in Brazilië. Er zal weer worden gevochten om voetbalplaatjes voor de deuren van onze nationale grootgrutter. Er zal worden gezopen bij het leven in de kroegen waar de wedstrijden worden vertoond. In villawijken van Milaan tot Madrid en van München tot Manchester zullen mannen naast hun vrouwen wakker liggen bij het vooruitzicht van weer een competitie die − meer dan welke ook − om trots, om eer, om glorie gaat.

, , , . Ook zij waren uitverkoren door een hogere macht om dan ten minste toch eenmaal in Oranje te mogen schitteren. Hun debuut in Oranje was tegelijkertijd hun afscheidswedstrijd. Deze ode, in tekst en muziek, is voor hen.

Meer lezen? Bekijk de website Het boek 'Eenmaal Oranje' verscheen in 2012 bij uitgeverij Atlas-Contact. Ik schreef het samen met collegajournalist Remko den Boef. Op www.eenmaaloranje.nl staan nog enkele niet-gepubliceerde hoofdstukken en is meer te lezen over de achtergrond van het boek. Eenmaal Oranje - Over de eeuwige debutanten van het Nederlands Elftal

Meer luisteren? Bekijk hier de clip bij het album De liedjes bij de verhalen uit het boek zijn opgenomen in de voetbalkantine van VV Helpman te Haren. Historische grond, want eenmalige international Martin Koeman bracht hier zijn zoontjes Ronald en Erwin naar het voetballen. Op het veld naast de kantine nam Reinier Sonneveld (regie) een clip op bij een van de nummers. Het nummer is gewijd aan eenmalig international Andre Hoekstra, die zijn bijnaam 'de Koning van de Kluts' verdiende door zijn opmerkelijke talent 'uit de kluts' te scoren. Het album is in zijn geheel te beluisteren via muziekdienst Spotify en te bestellen via http://www.meinderttalma.nl/. Bekijk hier de videoclip bij het nummer ‘De Koning van de Kluts’

Bekijk ook: Deze WK-beelden zie je niet op Studio Sport Brazilianen die met geweld hun huizen uit worden gejaagd, gedwongen hun winkels moeten sluiten en miljarden aan belastinggeld naar megalomane stadions zien gaan. Gastcorrespondent Elizabeth Salgado zag het met eigen ogen en peilde de stemming. We zien ook een onvermoed optreden in de film: voormalig stervoetballer Romario, een van de vele Brazilianen die in opstand is gekomen tegen het WK in zijn land. Bekijk hier de minidocu over de achterkant van het WK terug.

In São Paulo zijn onvoltooide WK-stadions niet het grootste probleem. In de aanloop naar het WK onderzoekt De Correspondent de onderbelicht gebleven kanten van gastland Brazilië. In deel 1 bezoekt gastcorrespondent Jan Jager São Paulo en ontdekte daar dat de bewoners een veel groter probleem kennen dan de vertraagde bouw van hun WK-stadion: een ware crackepidemie teistert de grootste stad van het land. Lees hier het verhaal over het schrijnende drugsprobleem in São Paulo terug.

De mythe van de voetbaltrainer die het verschil maakt Nu het WK in Brazilië nadert, zijn alle ogen gericht op bondscoach Louis van Gaal. Zoals na het kampioenschap van Ajax ook alle lof werd toegezwaaid aan trainer Frank de Boer. Maar talloze wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit: voetbaltrainers maken zelden het verschil. Waarom blijven we toch zo hardnekkig geloven in de invloed van de coach? vraagt correspondent Michiel de Hoog zich af. Lees hier het verhaal over de (geringe) invloed van de coach terug.