Spring naar inhoud
Beeld

Zo ziet het eruit om ergens geworteld te zijn – zelfs als die plek verandert

Raimond Wouda fotografeert al dertig jaar in de wijk Tuindorp Oostzaan in Amsterdam. Zijn werk toont: een wijk begrijp je pas als je naar de bewoners kijkt, en de onzichtbare draden die hen verbinden.

2019
2019
2019

Wie een stad wil begrijpen, moet haar zien als een proces. Huizen, straten en pleinen moet je niet zien als statische objecten. Wat telt, zijn de veranderingen die er plaatsvinden.

Dat schreef activist en publicist Jane Jacobs in 1961, in haar boek In die tijd verrezen er in de Verenigde Staten, maar ook in veel Europese steden, grootschalige nieuwe buitenwijken. Er kwamen lichte huizen en veel parken. Ze moesten de arbeiders uit de verpauperde stadscentra een gezonde woonomgeving bieden.

Tuindorp Oostzaan in aanleg in 1922

Maar nieuwe wijken ontwikkelen zich lang niet altijd zoals de planners hebben bedacht. Een park dat bedoeld is als ontmoetingsplek, kan zomaar veranderen in een schuilplaats voor drugsdealers. Een verwaarloosde wijk kan een centrum worden voor kunstenaars. Ook zestig jaar later lijkt het vaak alsof daar geen verklaring voor is.

Maar volgens Jacobs is die er wel, als je op de juiste manier naar de stad kijkt. Niet naar aantallen woningen, vierkante meters en de hoeveelheid banen in de buurt. Maar naar de mensen die komen, of juist gaan. Naar de gemeenschap die er groeit.

1998
2018

Wat zie je als je door de ogen van Jacobs naar de stad kijkt? Bijvoorbeeld wat fotograaf Raimond Wouda vastlegde op zijn foto’s van Tuindorp Oostzaan in Amsterdam-Noord, waarvan het oudste deel honderd jaar bestaat. Wouda werd in dat oude deel geboren en bleef terugkomen.

Tuindorp is zo’n buitenwijk van de tekentafel, onder andere gebouwd voor de arbeiders van de nabijgelegen scheepswerven. Elk gezin kreeg een eigen voor- en achtertuin. Er was een huis voor filmvertoningen. In lijn met socialistische ideeën ontbraken kroeg en kerk.

Maar in plaats van groente te verbouwen in de achtertuin, zetten de bewoners er krakkemikkige schuurtjes neer en hielden ze kippen, duiven en konijnen. Ze organiseerden kerkdiensten op de boerderij, gingen naar de cafés op de dijk. 

1921: het ontwerp van een binnentuin in tuindorp zoals bedoeld.
1926: hoe de binnentuin daadwerkelijk ingericht werd door de bewoners.

Toen de werven failliet gingen, bleven veel arbeiders in de wijk wonen ondanks de werkloosheid, de hangjongeren op straat en het gras tussen de tegels. In de jaren negentig protesteerden ze tegen plannen om het verwaarloosde dorp te slopen – met succes.

De laatste jaren trekt het gemoedelijke dorpje een nieuw soort mensen aan. De binnenstad is voor hen te duur geworden, maar in Noord kunnen ze een huis kopen. En zo ver ligt het tuindorp niet meer buiten het centrum nu op de voormalige NDSM-werf ten zuiden van de wijk woontorens verrijzen.

De nieuwe buren verdienen meer dan de oude, en zijn hoger opgeleid. In plaats van lage tuinhekjes hebben ze hoge heggen. Ze hangen de vlag ter ere van het honderdjarig bestaan uit het raam in plaats van aan een stok.

2012

Dit leidt tot een debat dat niet alleen speelt in Amsterdam, maar ook bijvoorbeeld in Rotterdam, Den Haag en Eindhoven. In voormalige arbeiderswijken wordt een deel van de sociale huurwoningen verkocht. De huren gaan omhoog.

Wat gebeurt er met een buurt die populair wordt bij rijkere stedelingen? Hebben de oude, minder vermogende bewoners nog voldoende ruimte? Is er zoiets als een recht om te wonen op de plek waar je je thuisvoelt?

1959
1932
1934

Op die laatste vraag zou ik ‘ja’ willen antwoorden. Maar het is complexer dan dat. Want waar begint en eindigt dat thuisgevoel? Is iemand die ergens is geboren meer thuis dan een buur die er later bij is gekomen? Moet je een bepaald aantal vrienden of familieleden in de buurt hebben om ergens thuis te zijn? Een baan misschien?

1998
1999
1998

Dat brengt me bij iets anders wat Jane Jacobs schreef. Wie de stad wil begrijpen, moet kijken naar het individuele. Loskomen van theoretische overwegingen over de beste mensenmix in een buurt of het recht ergens te (komen) wonen. De mensen zien, en de onzichtbare draden die hen verbinden. 

Op deze manier naar het tuindorp kijken, leidt tot een ander soort gesprek. Het gaat over mensen die lief en leed met elkaar delen. Die aanbellen bij de buurman als ze die een dag niet hebben gezien. Op elkaars kinderen letten. Helpen met reparaties aan elkaars huis.

1999
1999
2001

De tuindorpers zijn misschien arm op papier, maar rijk aan verbinding met elkaar. Je daarin te verdiepen, betekent de straten ingaan, langs de tuinen en het pierebadje op het plein. Stil te staan bij wat het is ergens geworteld te zijn. En dat te willen blijven.

De beelden bij dit verhaal komen uit het fotoboek door Raimond Wouda. Ze maken ook onderdeel uit van de tentoonstelling t/m 9 januari 2022 te zien in het Stadsarchief Amsterdam.