Ik heb veel uitgevers versleten, ik denk meer uitgevers dan vriendinnen. Soms stierf de uitgever, soms verliet hij mij, soms verliet ik hem. Tot de vreemdste uitgevers die ik heb mogen ontmoeten behoort ongetwijfeld de Hongaar Peter Z., die zelf ook schrijver was. Schrijver van één boek, als ik me niet vergis, dat overigens ook in het Nederlands is uitgegeven.

Ik verdenk hem ervan te zijn gaan uitgeven om zijn internationale reputatie als schrijver te vergroten, maar dat neem ik hem geenszins kwalijk. Ook ik ben ooit boeken gaan uitgeven, omdat ik vermoedde en hoopte dat de weg naar het schrijverschap via zelf uitgeven zou lopen. De werkelijkheid heeft mij gelijk gegeven, maar ik besef dat geluk een rol heeft gespeeld bij dit gelijk krijgen.

Eind jaren negentig vloog ik naar Boedapest voor de promotie van de Hongaarse uitgave van Blauwe maandagen, mijn debuutroman. Peter Z. haalde mij af in een oude auto die naar hond stonk en praatte veel, om niet te zeggen onafgebroken. Aanvankelijk ging het over weetjes, dat de oudste metro in continentaal Europa was gebouwd in Boedapest, over de communistische tijd, de nazi’s. Peter praatte over het verleden alsof hij overal zelf bij was geweest en niet alleen zijn auto, ook hij rook een beetje naar hond, maar aangezien ik nog nooit in Hongarije was geweest dacht ik dat heel dat land een beetje naar hond zou ruiken.

Aangezien ik nog nooit in Hongarije was geweest, dacht ik dat heel dat land een beetje naar hond zou ruiken

Jaren later was het Peter Z. die mij op een avond in New York koppelde aan uitgever Oscar van Gelderen die twee van mijn romans zou uitgeven, die een vriend werd, mijn literair agent en mij altijd weer herinnert aan een van mijn dierbare vrienden uit het verleden, de oplichter, de alcoholist en de vrouwenverslinder Pablo van Dijk. Waarmee niet is gezegd dat Oscar zelf een vrouwenverslinder of alcoholist zou zijn. Het tegendeel is waar, maar zowel Pablo als Oscar staan tegenover de werkelijkheid als iets wat verslonden moet worden. Met Pablo ben ik het contact verloren, dus of hij nog altijd verslindt, kan ik niet zeggen.

Wat Peter Z. betreft, gaandeweg werd mij duidelijk dat de werkelijkheid hem aan het verslinden was. Daar is niets mis mee, maar ik vond toen dat een uitgever een mens dient te zijn die nog niet verslonden is en aangezien een andere Hongaar geïnteresseerd was in mijn boeken, besloot ik naar die uitgever te gaan. Deze man bleek ook bijzonder merkwaardig, maar daarover een andere keer.

Toen ik Peter Z. dreigde te verlaten begon hij eerst mij te paaien. ‘Ik kan uitgeverijen voor jouw werk vinden in tien verschillende landen. Als je bij mij blijft.’ Hij noemde de landen op. Oekraïne, Wit-Rusland, Kazachstan, Oezbekistan, Litouwen, Slowakije, Moldavië, Letland, Tadzjikistan en Macedonië.

Hoezeer de waanzin Peter Z. in zijn greep had, mag blijken uit dit lijstje. Ik was oprecht benieuwd of hij connecties had met de uitgeverswereld in Kazachstan, maar ik besloot mijn nieuwsgierigheid niet te bevredigen en verliet hem.

Eerst was stilte mijn loon, maar nadien stuurde hij me nog weleens mailtjes. In een van die mailtjes schreef hij: ‘Wees een mens en schrijf iets terug.’ Ik vreesde dat ik even geen mens was; ik was althans nog niet klaar voor hernieuwde kennismaking met de egomaan en bleef zwijgen.

Een dag of tien geleden was ik weer in Boedapest. Mijn huidige uitgever daar is uitermate normaal en vriendelijk, hooguit wat verlegen. Een van de activiteiten die daar werd georganiseerd was een gesprek tussen mij en Timur Vermes, die de onverbiddelijke bestseller Er ist wieder da schreef, een boek over de terugkeer van Adolf Hitler.

Vermes bleek een vriendelijke, onpretentieuze man die zei wel van Dostojevski gehoord te hebben, maar hem nog nooit te hebben gelezen en nu werkte aan het filmscript van zijn bestseller.

De discussie stond onder leiding van András Forgách, die ik nog kende van mijn eerste bezoek aan Hongarije. Hij had een voorwoord bij mijn eerste roman geschreven en was toen melancholischer dan nu. Zijn vriendin had hem verlaten, misschien was dat een opluchting geweest.

‘Heb jij ooit nog iets van Peter Z. gehoord?’ vroeg ik.

‘Nooit,’ antwoordde András, ‘hij is verdwenen.’

De waarheid van zijn uitspraak drong pas later die avond tot me door. Thuis ben je waar de mensen verdwijnen, althans, zolang je Hotelmens bent.

Thuis ben je waar je niet meer weg kan De accountant van de Hotelmens is al op leeftijd. Sinds een ziekenhuisopname is hij niet meer in goede doen. Hij draagt geen pakken meer en ook de boekhouding is zoek. Toch kan hij hem niet laten gaan, uit lotsverbondendheid. Lees hier het verhaal van de accountant van de Hotelmens terug Thuis is waar de ongeleefde levens zich aandienen De Hotelmens is sinds tijden alleen op vakantie en denkt terug aan vriendin A., die hij in 2003 voorloog dat hij in dit bergachtige gebied een luisterboek opnam terwijl hij er in werkelijkheid verbleef met zijn platonische vriendin. En aan een intiem bezoek aan de dokter. Lees hier het feuilleton