Goede Gesprekken
Verzwegen geschiedenis. Lex Bohlmeijer in gesprek met Lisette Ma Neza
SoundCloud
Interview

Lisette Ma Neza (Leiderdorp, 1998) is een dichter die publiceert op het podium. Hoor haar haar eigen werk voordragen, op televisie, in het theater, en je wordt geraakt, door de bezieling van de woorden, het zingen van de stem, de rijkdom van de taal die schittert in dubbelzinnigheid. Ze heeft dezelfde kracht als die de wereld raakte bij de inauguratie van Joe Biden als president van de VS. Ze wijdde overigens een ode aan haar.

En het talent is inmiddels erkend. Al in 2017 won ze als eerste Nederlandstalige, én als eerste vrouw én als eerste dichter van kleur het Belgisch Kampioenschap Poetry Slam. Ze studeert film in Brussel, en ze zingt in haar eigen poetry band. Daarmee maakte ze een voorstelling over de Afrikaanse diaspora:

Er is nog een voorstelling waar Lisette Ma Neza aan meegewerkt heeft dit seizoen: Hier zijn we koningen, van Het Zuidelijk Toneel en Geïnspireerd door de reeks die Karin Amatmoekrim voor De Correspondent schreef, heeft ze zich gebogen over haar eigen geschiedenis. Eindelijk moest de rugzak maar eens opengemaakt.

Zelf is ze geboren in Leiderdorp, in 1998. Haar ouders komen uit Rwanda. Zij vluchtten voor de En zetten hun leven voort. Zwegen over hun ervaringen. Wat betekent dat voor hun kinderen die dus opgroeiden in een geladen stilte, met een verzwegen geschiedenis? Daarover gaat het, over spreken én zwijgen. Soms moet je het zwijgen respecteren. Soms moet de stilte doorbroken worden. En dat is een precaire balans.

Het gesprek vindt plaats op een markante plek: de prachtige, riante bibliotheek van Breda. We zijn omringd door boeken. Dus ook die boeken waarin de geschiedenis op een eenzijdige manier verteld wordt. Het perspectief van mensen van kleur ontbreekt. De atmosfeer is gerieflijk: overal om ons heen studerende, lezende en pratende mensen, jong en oud.

Wat betekent deze bibliotheek voor jou?

‘Ik ben in meerdere bibliotheken opgegroeid. Dit is er een van. Er is een periode in mijn leven dat ik hier vaak heen kwam. Er is een bibliotheek in Gilze-Rijen, waar mama ons altijd heen bracht, elke woensdag. Je groeit op met de informatie die je ontvangt, met de boeken die je leest, de verhalen die je opneemt als een spons, zoals een baby in het water wordt gelegd.’

Heb je hier veel gezeten, in deze schitterende bibliotheek?

‘Ja, maar meer in een kleinere bieb, in de wijk waar ik woonde. Als de boeken die ik wilde lezen daar niet waren moest ik hierheen. Hier had ik veel meer keuzes en boeken die ik allemaal wilde lenen, dus dan moest ik wel in de bieb lezen, want ik wilde meer lenen dan ik kon. En ik heb hier veel gestudeerd.’

Wat is jouw dierbare verhaal?

‘Ik heb een gedicht geschreven, of een poëtisch essay is het meer, dat heet ‘Hoeveel koeien ben je waard?’. Daarin heb ik het over een scala aan verhalen, waarmee ik ben groot geworden. Een daarvan is het verhaal dat een vrouw evenveel waard is als een koe. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben, haha. Maar het is wel een van de verhalen waarmee ik ben opgegroeid. In Rwanda ruil je een vrouw in voor een koe. Je geeft een koe aan de familie van de vrouw en Daar zit veel achter. Het is meer dan een koe krijgen. Op de een of andere manier voelt het voor mij vreemd om zo te denken, maar aan de andere kant van de wereld, in Oost-Afrika, in Rwanda, laat je daarmee juist zien dat een vrouw veel waard is.’

‘Als ik mijn oma vraag, weet je nog welke koeien je hebt gekregen, zegt ze: ja, ik weet nog precies hoe ze eruitzagen. Dit betekent veel voor een ander of eerder deel van mijn familie, en dat is iets helemaal anders dan wat het betekent voor mij, of mijn zussen of mijn neefjes en nichtjes.’

Zijn er boeken bij die je leven hebben veranderd?

‘Dat vind ik wel groot. Ik weet wel dat boeken soms de manier waarop ik denk over een bepaald thema of gevoel kunnen aanscherpen of omkiepen. Bij het boek van Hanya Yanagihara, heb ik geleerd op welke manieren je kunt omgaan met iemands pijn of verdriet, of trauma. Waar ik vroeger misschien meer wilde weten, erover wilde praten als ik zag dat er iets was met iemand, heb ik door Een klein leven begrepen dat je er soms ook vanuit een stilte voor iemand kunt zijn. En beschermend met iemand om kan gaan zonder dat je in iemands verdriet gaat.’

Er bij zijn. Er zijn.

‘Ja, en dat het niet per se gaat over: wat is er met je gebeurd? Dat soort dingen kunnen boeken met je doen.’

Wat is voor jou de ‘verzwegen geschiedenis’?

‘Er zijn denk ik verschillende verzwegen geschiedenissen, vormen van verzwijging. Als ik het breder trek zijn het de verschillende verhalen die niet in onze geschiedenisboeken staan. Maar voor mij persoonlijk zijn het verhalen die liever niet worden doorgegeven, niet uit de intentie om het te verzwijgen, maar vanwege de moeite om het wel te vertellen.’

Jullie voorstelling, gaat over allebei?

‘Voor mij gaat het over dat persoonlijke. Verhalen die je niet over je lippen heen krijgt, maar die je toch doorgeeft in gevoel en in coping-mechanismes. Daar gaat het mij om.’

En toch wil ik erover doorpraten, in het besef dat het herinneringen oproept aan pijn uit het verleden. Hoe moeilijk is dit proces voor jou zelf geweest?

‘Het gaat vooral om mijn eigen generatie. Wij komen oorspronkelijk uit Rwanda. Daar vond een verschrikkelijke genocide plaats. Maar de voorstelling gaat daar niet over. Daar ben ik niet in gedoken, ik weet er niet genoeg van. Maar wat ik wel weet, is wat het leven is daarna. Wat het leven is als dochter. Wat het is om verder te leven, zonder dat je weet wat er is gebeurd, zonder dat je het zelf hebt meegemaakt. Mijn teksten gaan over neefjes en nichtjes die onder de tafel leven en de wereld van mensen die aan tafel zitten meekrijgen. Zowel hun plezier als hun trauma’s. Zonder dat ze het echt kennen.’

Fragment uit: Hier zijn we koningen

‘Ergens sterft een moeder. Overal sterven moeders uit. Ergens sterft een moedertaal. Ergens sterft een moederland. En ergens sterft een moeder binnenshuis. Sterven al haar kamers uit. Ergens in je leven soms, soms zie je haar. Zie je haar binnenin je leeft een vreemde in het huis, binnenin je zit ergens nog een uitgestorven taal. Ergens is zij ook een vrouw. Een tot vrouw gemaakt mens. Soms, soms komt een vader thuis, ergens komt een vader thuis, dat is de soms van het leven. Soms vinden twee mensen elkaar allebei heel erg leuk, soms blijft een meisje leven, Meisje, ik weet het niet, meisje, waar zijn je ouders, Simbizi, meisje, met wie was je hier dan, Simbizi, meisje, waar woon je dan, Simbizi?

Dan redt de man het meisje. Dezelfde man, dezelfde man, die eerder van het meisje een wees had gemaakt. Dezelfde soldaat die eerder haar ouders had doodgeknuppeld, Nou, that’s the life that lives us, We look our neighbour in the eye, You killed my brother now be my brother, If that’s the life we live that’s the life that lives us.

Maar ergens komt een vader thuis. En ergens is de buurman nieuw.’

Wanneer kwam je erachter dat je ouders zo’n trauma met zich meedragen?

‘Ik moet even nadenken. Je weet het altijd. Waar je vandaan komt en wat daar is gebeurd. Als jong meisje op de basisschool wist ik: ik kom uit Rwanda, ik spreek Dat weet je. En ik wist ook dat er een grote oorlog had plaatsgevonden. Zoiets. Maar dat betekent dan nog niks. Dat betekent: o ja, veel geweld. En ik denk dat het in retroperspectief (sic) is dat je beseft: o, er is veel gebeurd en daarom leerden we die tante pas in dat jaar kennen, want ze wisten niet dat ze nog bestond.’

‘Ik weet het niet zo goed, op een gegeven moment kom je erachter dat het verhaal zwaarder is. Dat het zwaarder gaat wegen. Zeker ook wanneer je op school of door mensen om je heen of televisie leert wat geweld betekent. In retrospectief denk je: wacht, dat betekent dat ook dit verhaal zoveel heeft gewogen.’

‘De verhalen die onze ouders of familieleden erover vertellen krijgen steeds een andere lading. Ik heb een documentaire gemaakt over mijn grootmoeder in Rwanda. Ik heb haar vragen gesteld over van alles en nog wat. Zowel over de koeien die ze kreeg toen ze ging trouwen, als of ze opa mist. Hoe je verder leeft wanneer je al je broers en zussen bent verloren. Die film heb ik laten zien aan mijn ouders toen hij af was. En aan mijn broertje en zusje, in de woonkamer. Mijn zusje was zes jaar, zoiets. Mijn vader en moeder waren heel stil aan het einde. Mijn kleine zusje zei: “Oké, gaan we nou iets leuks doen?!” Ze wilde gelijk door.’

Te klein om het tot zich door te laten dringen?

‘Inderdaad. Dan heeft ze dus wel een verhaal ontvangen, maar dat heeft geen lading. Geen zwaarte, geen impact misschien zelfs. Als ik haar die documentaire nu zou laten zien, nu ze twaalf is, zou ze misschien even stil zijn geworden als mijn ouders.’

Dus je hebt tijd nodig, leeftijd, om het verhaal tot je door te laten dringen. Wat hebben je ouders over de film gezegd?

‘Mijn vader heeft meegeholpen, hij was er constant bij. Hij heeft me ook geholpen met de vragen die ik mijn oma zou stellen. Mijn moeder ook, via de telefoon, het is haar mama. Ik weet niet meer precies wat ze erover gezegd hebben. Maar wat ze zei, zei ze eerder als dochter van mijn oma. Mijn moeder keek naar haar moeder, niet per se naar een groter probleem, of een grotere gebeurtenis, maar ze was vooral gefocust op haar moeder. “O, ze ziet er zo uit!”

Ben je zelf verhaal gaan halen bij je ouders? Ik kan me voorstellen dat je graag wilt weten wat zij hebben meegemaakt. 

‘Ik heb verhalen die mijn vader mij vertelt. Die zitten ook in mijn andere voorstelling met de poetry band. Die gaan over de genocide. Zoals het meisje Simbizi. Dat betekent ‘ik weet het niet’. Meisje Ik Weet Het Niet. Er wordt haar een vraag gesteld en ze weet het niet. Dat soort verhalen vertelt mijn vader me wel vaker. Het is inspirerend om ze door te vertellen.’

‘Verder heb ik niet gevraagd naar wat zij hebben meegemaakt rond 1994. Ik wilde daar geen voorstelling over maken. Maar ook omdat ik hun leven, of mijn eigen leven, verder wil trekken dan enkel wat er in dat jaartal is gebeurd. Ik wil de vragen niet aan hen stellen, maar aan mezelf. Aan mijn neefjes en nichtjes, aan onze levens hier en nu. Wij zijn op een bepaalde manier gevormd door dat jaartal, maar we zijn ook meer dan dat. Daar ben ik naar op zoek gegaan.’

Wílde je geen voorstelling maken over de genocide in Rwanda? Durfde je niet?

‘Ik wil het niet omdat ik het zelf niet ken. Het is niet mijn verhaal. Zelfs al zijn de verhalen die vóór mij kwamen ook mijn verhaal, het is niet waar ons verhaal stopt. Wat is het verhaal nu? Daar heb ik mij op gefocust.’

En hoe ben je dan gevormd? 

‘Ik vind het een te moeilijke vraag. Zou u ’m anders kunnen stellen?’

Je was er niet bij, maar je draagt het toch mee. In het zwijgen van je ouders heb je toch iets van hun verhaal meegekregen. Wat is dat voor soort erfenis?

‘Ik moet daarover nadenken, ik weet het niet zo goed. In de lessen die je ontvangt, in de manier waarop we worden opgevoed – het is lastig omdat ik het sowieso niet anders ken – word je je bewust: het leven is meer dan dit. Of: het kan allemaal zomaar voorbij zijn. Of: we gaan altijd door.’

‘Toen ik jonger was voerde ik een gesprek met mijn vader, op het moment dat we een vliegtuig in zouden gaan. Ik had op het nieuws een jongetje gezien dat alleen was overgebleven nadat de Ik zei: “Ja, maar papa, hoe kan je dan nog verder leven?” Hij zei toen: “Je moet verder leven. Je hebt dan nog wel je eigen leven.” Op de een of andere manier krijg je mee dat dit niet alles is. Ik denk dat mijn ouders dingen net iets anders hadden gedaan of uitgelegd als ze de genocide niet hadden meegemaakt.’

Je had het net over Een klein leven, van Yanagihara, en onnoemelijk leed waarvan je weet dat het er is, maar het is onuitgesproken. Is er een soort zwijgen dat vruchtbaar of mooi is? Of moet het verhaal toch naar buiten?

‘Dat ligt eraan. Soms kan het gewoon niet naar buiten, heb ik het idee. Dan is het een keuze die gemaakt wordt; dat het niet nodig is. Dat er op een andere manier wordt gekeken naar wat je doet met een verhaal. Het spreken is dan geen oplossing. En juist om die reden wil ik er wel over schrijven. Om het wel te laten bestaan. Maar ik denk ook dat er een soort onbewuste stilte is. Zeker als je in een omgeving bent waarbij iedereen een verhaal deelt, een collectief verhaal. Dan is die nood van het delen van een verhaal er niet, soms. En soms ook weer wel. Rwanda is geen land waar niet gesproken wordt. Er zijn ook mensen die juist wel hun verhaal delen, hun verhaal blijven delen zelfs.’

Ik ben geneigd om een parallel te trekken, met de Holocaust. De mensen die de vernietigingskampen overleefden vonden geen gehoor en zijn gaan zwijgen. Daar hebben hun kinderen onder geleden.

‘Ik weet het niet. Het voelt wel zo, maar ik weet er niet genoeg over om dat te kunnen zeggen.’

Je bent zeer behoedzaam. Je laat je niet snel verleiden tot het doen van grote uitspraken als je niet weet of je het waar kan maken.

‘Dat komt omdat mijn leven veel verder weg ligt van de genocide dan er soms wordt gedacht omdat ik Rwandees ben. Als ik ergens kom word ik gelijk bijgepraat over het land. Andere mensen hebben meer geleerd over wat er is gebeurd dan ik zelf weten kan. Ik denk, leer mij er maar over.’

En dat geldt dus ook voor de tweede en derde generatie slachtoffers van de Holocaust?

‘Het mag wel in mijn rugzak zitten. Ik zal niet zeggen, de verhalen van de mensen die voor mij kwamen zijn niet van mij. Dat voel ik wel. Het is wel een pad waarop ik verder wandel. Maar ik denk wel dat het leven nu anders is. Het leven wordt niet enkel bepaald door één grote traumatische gebeurtenis.’

Je hebt geworsteld met de voorstelling. Waarom?

‘Het was lastig om mijn verhaal aan anderen te geven, op de werkvloer. Om er met een regisseur mee aan de slag te gaan die ik ook op de werkvloer pas leerde kennen. Als ik het breder had getrokken en meer op zoek was gegaan naar een collectief verhaal, was het appeltje-eitje geweest. Maar als ik het heb over moeders, dan heb ik het over vrouwen, tantes, kennissen, die ik door en door ken. Ik zie ze voor me, ik schrijf het niet op vanuit fantasie. Het zijn zulke specifieke mensen voor mij dat ik het lastig vond om te zien hoe andere mensen daarmee aan de slag gaan. Met soms een andere smaak dan ik. Dat was de worsteling.’

Maar je treedt zelf op. Je doet je eigen teksten.

‘Nu uiteindelijk wel.’

Fragment uit: Hier zijn we koningen

‘[We zijn aan het eten en alles is oké]. Het is goed zo. Het is goed zo. Er is hier peper, er is hier zout. Baby’s worden van liefde gemaakt, van alle wijn wordt inmiddels water gemaakt. En ziezo, wij? Wij helen elkaar. Vis, brood, delen met elkaar wat de langste nachten zijn geweest. Soms zit het in ons, om samen te leven. En soms zit het in ons om gieters, sproeiers en kachels voor elkaar te wezen, het had al opgehouden met regenen. Iemand pakt iemand vast, iemand zet iemand op schoot en vertelt het kind een verhaal. De stilte, die wordt van grootmoeder op moeder op mij doorgegeven. Met kerst geven we elkaar ingepakte dozen lucht, we geven en we nemen en we nemen en we geven, we doen ons best. Het is goed zo. Wij houden van elkaar.’

Het hele project Verzwegen geschiedenis gaat over trauma dat nog verder weg ligt. Het beslaat generaties en volkeren. Eeuwen later komt de roep om het naar buiten te brengen. Hoe sta jij daar tegenover?

‘Ik heb alle verhalen gelezen van Een voor een. Het is soms pijnlijk. Heel leerzaam ook. Het is een geschiedenisboek op zich, als je al die essays samen leest.’

Een soort schaduwgeschiedenis.

‘Ja, en ik denk ook dat die er soms wel is in de bibliotheken. Maar je vindt haar pas als je er zelf naar zoekt. Het jammere eraan is dat veel jongeren, mensen die ik ken, enkel tot verhalen komen die op hen slaan, als ze er echt zelf naar gaan zoeken. Terwijl we jarenlang aan het leren zijn, en aan het ploegen zijn, om de geschiedenis te begrijpen en examens te doen. Je kunt zelfs geschiedenis studeren terwijl het op geen enkele bladzijde gaat over jouw verhaal. Dat is jammer. Daardoor ontstaan er dus ook plekken als The Black Archives. In België heb je net de achter de rug, waarbij informatiebronnen en -punten ontstaan om die verhalen te vertellen. En dat vind ik wel van groot belang.’

‘Ondanks dat ik de stilte ken en soms accepteer, zijn er verhalen waar geen stilte over hoeft te heersen. Er zijn verhalen die al verteld zijn, die we omhoog moeten brengen, licht moeten geven. En er zijn feiten. Dingen die gebeurd zijn. Daarover hoeft niet gezwegen te worden. Bijvoorbeeld, als het gaat over Rwandese genocide, die heeft plaatsgevonden. De familieverhalen, of het trauma erachter, dat kan verzwegen worden. Maar dat het is gebeurd en dat het de koers van vele levens heeft veranderd, dat is belangrijk. Het is een ander soort van verzwijgen als dat niet verteld wordt. Karin [Amatmoekrim] heeft het vaak gehad over die verzwegen geschiedenis die met harde feiten getoond kan worden. En die geen plek krijgt in de tijdlijn.’

Het komt erop aan om én te vertellen én te zwijgen?

‘Vooral vertellen! In België heb je iets moois: Zwijgen is geen optie. Dat moet u kijken, als u er tijd voor heeft. Ze hebben een en een Er komen gasten spreken over allerlei onderwerpen, en zwijgen is geen optie. Heel interessant. In ieder geval, ik juich het zwijgen niet toe. Ik accepteer het en begrijp het, vooral, maar ik juich het niet toe. Aan het einde van de voorstelling zeg ik: “Misschien verkies ik dan toch wel een moeder die uit liefde kiest te zwijgen”, maar door het maken van de voorstelling is dat eigenlijk niet de waarheid. Ik verkies het juist om die stilte te doorbreken. En ik wil juist wel dat die verhalen er zijn en verteld worden.’

Ondanks alles, uiteindelijk toch?

‘Ja. Dat komt door mijn artistieke praktijk. Ik kan met woorden doen wat ik zou willen. Ik kan de keuze maken. Ik kies er bewust voor om het wél over bepaalde onderwerpen te hebben. Omdat ik de urgentie ervan zo hoog voel.’

Een aangrijpend voorbeeld is de Daar heb je een fenomenale tekst over geschreven. Het lukt je om er toch iets over te zeggen en iets over te dragen.

‘Dank u wel. Ik weet niet wat ik kan zeggen.’

Je vindt taal voor dingen die te pijnlijk zijn.

‘Dat is iets wat ik bij mijzelf heb ontdekt, toen ik jong was. Ik weet niet waar het vandaan komt. Ik zeg altijd: het is God-given. En juist omdat het ‘gegeven’ is, ben ik me bewust van de keuze die ik maak – wat doe ik ermee? Schrijf ik een bundel met liefdesgedichtjes? Wat ook mooi is. Of schrijf ik over een ander soort liefde, de liefde voor mijn moeder waarbij het ook gaat over waar zij mee worstelt? Doordat ik weet, het is groot, het is gegeven, het lukt om te spreken wanneer ik eigenlijk sprakeloos ben, dan moet ik een bewuste keuze maken met wat ik opschrijf.’

Dat raakt me, dat je zegt dat je door de sprakeloosheid heen schrijft.

‘Dat zijn de momenten waarbij de meeste woorden eruit komen. Ik ontdekte dat toen ik jonger was, ik hield van schrijven, van gedichtjes en liedjes schrijven. Ik zei: mama, ik ga een gedichtenbundel schrijven! Maar goed, een klasgenootje was zijn vader verloren, zelfmoord. Iedereen was er stil van natuurlijk. En juist op zo’n moment schreef ik een hele lange brief. Er vloeiden superveel woorden uit mij. Terwijl het een nieuw klasgenootje was; hij speelde altijd met de andere jongetjes. Ik ging niet met hem om op een vriendschappelijk manier, en toch kreeg ik die woorden, en toch wilde ik die aan hem geven. Hij schreef mij jaren later: o, mijn moeder vond de brief weer, nog steeds bedankt! Ik ontdekte dus: er is hier iets, ik heb geen idee wat het is, maar ik moet er iets mee.’

Er gaat iets stromen, is dat inspiratie?

‘Ik weet niet hoe ik het moet noemen, ik zou eerder zeggen dat er gewoon woorden zijn. Misschien een woordenstroom dan. Ze zijn er ineens. Niet om uit te spreken, maar wel om op te schrijven’.

Terwijl jij als dichter een performer bent. Dat voel je, net als bij Amanda Gorman, die de wereld raakte. Taal op papier is niet genoeg?

‘U stelt wel hele grote vragen, hè?’

Vind je het vervelend?

‘Nee, ik vind het niet vervelend. Ik kan wel antwoorden, maar misschien klopt mijn antwoord dan niet. Ik heb langer de tijd nodig om na te denken.’

Wat vind je in de performance, in het uitspreken of uitzingen (maar het is ook weer geen rap), dat van wezenlijk belang is ten opzichte van de woorden op papier?

‘Ik zeg: ik wil graag publiceren op het podium, eerder dan op papier. Ook al schrijf ik op papier. Het gaat erover dat het echt uit mij komt. Dat het echt is. Dat mijn stem eraan gekoppeld is. Dat zie ik ook als ik naar andere slam poets of Het gaat deels over de onderwerpen die ze aansnijden, maar ook over henzelf. Over een plek in het hart waar het vandaan komt. Dat zie je duidelijk als iemand voor je staat en een gedicht voortbrengt.’

Ik noem dat ziel. Er is adem. Het is geen abstractum, de taal is van vlees en bloed. En is dus bezield?

‘Nu ga ik weer behoedzaam doen. "Ziel" is voor mij een woord dat ik nog niet begrijp. Ik weet niet of het klopt, maar het klinkt wel mooi, haha. Je geeft een stukje van je hart. Als je op het podium je hart uitspreekt komt de impact van het verhaal dat je ooit hebt gehoord, zoals over [George] Floyd, of verhalen over politiegeweld, mensen van kleur die het niet overleven, omdat het naar mijn hart is gegaan, wanneer ik er zelf sta en het publiek zie, in hen aanwezig is, doorklinkt. Iemand noemde het laatst "een persoonlijk archief". Het komt uit mijn persoonlijk archief en raakt aan het archief van iemand anders.’

‘De trompettist uit mijn band heeft er een moeilijk woord voor: Casablancadikketammatofia. Dat betekent dat we soms spreken in tongen die mensen niet verstaan, onverstaanbare tongen. We waren in de studio, mensen kwamen luisteren en ze waren blij en vrolijk toen ze binnenkwamen, maar ze waren heel stil toen ze vertrokken, en geraakt. Met grote ogen vertrokken ze ineens weer. Ik dacht, oei, misschien is het te heftig, zei ik tegen mijn trompettist, Peter Somuah, en hij zei: “Nee, Lisette, het is niet te heftig, het is Casablancadikketammatofia." We hebben gesproken in een soort onzichtbare talen en het is aangekomen.’

Een andere bron is het boek Afropean, van Johny Pitts.

‘Ik raakte geïnspireerd door zijn boek. Ik ben op reis gegaan door Europa, op zoek naar de Afrikaanse diaspora. Naar ontmoetingen, mensen, gezelligheid, eten, et cetera. En ik heb zelf een voorstelling gemaakt met mijn band, L’Europe noire: Some girls want to go to Europe. Ik ben vertrokken met het idee om net zoals Johny Pitts op zoek te gaan naar mensen van kleur, om er poëzie en liedjes over te maken.’

‘Uiteindelijk ontdekte ik dat ik niet per se bezig was met het Afrikaans-Europees zijn. Niet op de manier zoals ik het zelf verwachtte en mensen van mij verwachtten; een samenvatting van hoe het is om zwart te zijn in Europa. Veel meer kwam ik ontmoetingen tegen in kleine, bijzondere dingen. Ik voelde me thuis doordat iemand precies op dezelfde manier iets kookt als ik. Of ik liep een kleine boekenwinkel binnen en ontdekte daar een poëet die precies van dezelfde literatuur hield als ik. Wat begon als een concept werd veel menselijker. Het ging meer over hoe je je thuis voelt in andere mensen, op bijzondere manieren.’

Heb jij het gevoel dat je in een diaspora leeft?

‘Niet per se. Daarom ging die zoektocht daar helemaal niet meer over. Het werd een innerlijke reis. Het ging veel meer over het leven. Ken je van Dat gaat ook over het leven.’

Fragment uit: Hier zijn we koningen

‘Ze vertrekken zonder hun huissleutels. Slaan blikken, beelden op van elkaar, alsof het de laatste zijn. Dit is nog voor ons bestaan. Wanneer de rode aarde onder ons transformeert in een onbewoonplaats. Hoor nu. In de verte ligt het eerste verhaal al klaar om opgeraapt te worden, maar wij, wij willen nog even genieten van de stilte. We trekken naar de zee om daar, wat ons niet is verteld, uit te vissen. Even kijken of het op Marktplaats staat. We ontdekken steeds meer moedervlekken bij elkaar. Proberen de lijnen in onze handpalmen uit te wissen, omdat, omdat ze ons doen denken aan een weg terug naar huis.’

Meer lezen?

Illustratie van verzameling van objecten uit het verhaal. Zoals de brieven van de IND plastic lepel en leffe blond. Ik groeide op in Nederlandse huizen met Rwandese woonkamers In het jaar dat ik vijf werd, vluchtte ik met mijn ouders uit Rwanda naar Nederland. Net als veel mensen met een migratieachtergrond, bedacht ik mijn eigen manier om die twee werelden te verenigen. Lees het essay van Munganyende Hélène Christelle hier terug