Een paar jaar geleden, ergens tussen 2004 en 2007 – mijn geheugen laat me in de steek – ontmoette ik R. in Parijs. Ik was er voor de Franse vertaling van een van mijn romans – ik weet niet meer welke – en R. werkte voor een tijdschrift en wilde me interviewen.

Ik vond haar sympathiek en mooi, ze had prachtig donker haar en een betrekkelijk grote maar charmante neus. Het gesprek verliep aangenaam, ja zelfs vriendschappelijk, en ik stelde voor nog eens koffie te gaan drinken. Ze liet weten dat ze dat op zich wel een goed idee vond, maar op het punt stond te gaan trouwen.

Uit die woorden maakte ik op dat ze het eigenlijk niet zo’n goed idee vond om samen koffie te gaan drinken en ik antwoordde dan ook dat die koffie er wel een andere keer van zou komen.

Een paar jaar later kwam ik haar nog eens tegen op een festival in Parijs. Zij modereerde. Als ik me niet vergis. Mijn herinneringen zijn als het om R. gaat merkwaardig genoeg weinig precies. Misschien dronk ik veel wijn in die tijd. Ik stelde hoe dan ook niet meer voor nog eens koffie te drinken, dat is een ding dat ik zeker weet. Ik ging ervan uit dat een vrouw die net getrouwd is en er ook nog een carrière op nahoudt wel wat anders te doen heeft dan koffie te drinken met auteurs die ze al geïnterviewd heeft.

Ze was weliswaar nog steeds getrouwd en ze had een kind, maar heeft niet juist een jonge moeder behoefte aan een minnaar?

Verleden week was ik weer in Parijs en op donderdag zou ik lunchen met R. en mijn Franse uitgeefster. R. arriveerde in een grijs T-shirt en een zwarte broek, ze leek onveranderd, hooguit kleedde ze zich wat somberder dan vroeger.

Ze nam het interview op met haar iPhone, en zoals dat gaat met genoeglijke interviews, ging het geleidelijk over in een echt gesprek. Weliswaar lag haar iPhone nog gewoon op tafel, maar misschien was ze gewoon vergeten hem uit te zetten.

R. was de enige die een dessert wilde. We spraken verder en op een gegeven moment had ik het idee dat ze haar voet tegen de mijne drukte. Het kon natuurlijk zijn dat ze zich vergiste en dat ze dacht dat mijn voet en mijn been tot de tafel behoorden. Ik heb dat ook weleens gehad, dat ik zenuwachtig tegen een tafelpoot aan het stoten was, terwijl dat het been van mijn buurman bleek te zijn.

Ik durfde mijn voet nauwelijks te bewegen. Dit zou het begin kunnen zijn van iets wat al eerder had moeten beginnen. Ze was weliswaar nog steeds getrouwd en ze had een kind, maar heeft niet juist een jonge moeder behoefte aan een minnaar?

Ze bleef tegen mijn voet drukken, ik had zelfs het idee dat de druk toenam. Zekerheidshalve bewoog ik mijn voet niet. Misschien had ik wat tegendruk moeten geven, maar stel nou dat ze in de veronderstelling verkeerde dat mijn voet deel uitmaakte van de tafel, dan zou tegendruk ongepast zijn. Het leek mij het beste om mijn voet totaal niet te bewegen en op dezelfde plaats te houden, zodat ze in de veronderstelling kon blijven verkeren dat mijn voet inderdaad onderdeel was van de tafel.

Na een lunch van circa anderhalf uur – waarbij geen wijn genuttigd werd haast ik me te zeggen – namen we afscheid. Ze ging alleen, zonder man en kind, naar een huisje aan zee om veel te lezen. Beroepshalve uiteraard, ze las nu eenmaal voor haar werk. Ik zei dat het een groot plezier was geweest haar weer te ontmoeten en zij beaamde dat. Toen gingen we ieder ons weegs.

Thuis ben je waar het verlangen nog niet is uitgedoofd.

Thuis ben je waar de mensen verdwijnen De Hotelmens heeft al vele uitgevers versleten. Ze kwamen te overlijden, verlieten hem of werden verlaten. De merkwaardigste versleten uitgever was ongetwijfeld de Hongaar Peter Z., die nog mailde: ‘Wees een mens en schrijf iets terug.’ Lees hier het feuilleton van vorige week Thuis ben je waar je niet meer weg kan De accountant van de Hotelmens is al op leeftijd. Sinds een ziekenhuisopname is hij niet meer in goede doen. Hij draagt geen pakken meer en ook de boekhouding is zoek. Toch kan hij hem niet laten gaan, uit lotsverbondendheid. Lees hier het verhaal van de accountant van de Hotelmens terug Thuis ben je waar nog sporen van je verleden zijn De Hotelmens heeft alles wat niet in zijn woning past ooit in een opslagruimte gezet. Op een dag kwam een man in opdracht van de Universiteit van Amsterdam alles ophalen, ter bestudering van zijn verleden. Het leek wel alsof de Hotelmens in een sciencefictionfilm had meegespeeld. De column van vorige week