In weilanden waar de grutto gedijt, zit het snor met de natuur én met de boer. Aan dat credo dankt de grutto zijn status als symbool voor duurzame landbouw. Op uitgeputte grond en zonder insecten kan de grutto niet leven, en de boer uiteindelijk ook niet.
Want die grond mag dan met toevoeging van kunstmest nog wel wat opleveren, op de lange termijn zijn we afhankelijk van een rijk leven op en onder de grond.
Isabella Rozendaal fotografeerde vogeltellers en wetenschappers op zoek naar schaarse broedende gruttopaartjes. De grutto is een spitssnavelige steltloper, die houdt van regenwormen, insecten en larven – beestjes die in de grond leven.
Op een goeie dag pikt hij wel twaalfhonderd emelten – langpootmuglarven – uit het weiland. Zijn kuikens voeden zich met vliegjes, muggen en andere bovengrondse insecten, die worden aangetrokken door bloemen en kruiden, totdat hun snavel lang genoeg is om regenwormen uit de grond te peuren.
Zestig jaar geleden streken er ieder voorjaar nog zo’n 120.000 gruttoparen neer in onze polders om hun kroost uit te broeden. 90 procent van alle grutto’s in Europa. Een oer-Nederlandse weidevogel dus. Zijn oranjebruine verschijning en heldere baltsroep horen bij ons landschap. Niet voor niets kroonden we hem in 2015 tot Vogel des Vaderlands.
Datzelfde jaar was tegelijk het slechtste jaar in de geschiedenis van de grutto. Gruttotellers en wetenschappers schatten het aantal broedparen dat jaar op minder dan 40.000. Tegen 2022 waren het er nog maar 27.600 broedparen . En nog steeds zet de daling door.
Wetenschappers luiden de noodklok: ze meten elk jaar te veel sterfte, van volwassen grutto’s, maar vooral van jongen. De grutto sterft uit.
Hoofdoorzaak van de sterfte lijkt een tekort aan vangbare insecten. Hongerig op zoek naar schaars voedsel nemen de kuikens risico’s, en vallen zo gemakkelijk ten prooi aan roofdieren.
Maar wat zit er achter dat insectentekort? Het is waarschijnlijk een kluwen aan oorzaken; ontwatering, gifstoffen, eentonige begroeiing.
Door goed te luisteren naar wat grutto’s ons te vertellen hebben, leren we niet alleen wat zij nodig hebben om te overleven, maar ook hoe boeren kunnen zorgen voor gezonde weilanden. Gezond voor het leven in en op de grond, en daardoor uiteindelijk ook voor onszelf.