Overal om ons heen ligt puin. Brokstukken, stenen, gruis. Een verfrommelde auto, klem tussen twee blokken beton. Het kruis van een kerktoren, schuin in elkaar gezakt op een berg bakstenen.
Dit gebied is getroffen door een aardbeving van 8.1 op de schaal van Richter. Infrastructuur is kapot, huizen zijn weggevaagd, water is besmet. Tenminste tienduizend mensen zijn omgekomen of worden vermist.
Tenminste, dat spelen we.
In werkelijkheid is het een rustige zomerdag aan de westkust van Estland. We zijn op een oude Sovjet-legerbasis, die sinds de val van de Sovjet Unie in verval is geraakt. De ruïnes vol onkruid zijn nu een ideaal decor voor het naspelen van een ramp.
Want dat is wat we hier de komende vier dagen doen: een rampsimulatie-oefening, georganiseerd door Falck in opdracht van de Europese Unie. Er doen zo’n 150 mensen mee, plus nog eens 450 acteurs, trainers en organisatoren. Alles wordt gespeeld zoals in ‘het eggie’: echte puinhopen, echte mensen als slachtoffers, echte reddingswerkers.
Oefenen voor een ramp is broodnodig, want de chaos van een rampgebied is geen makkelijke werkomgeving. Te vaak komt hulp traag op gang, worden fondsen niet optimaal aangewend, en doen organisaties dubbel werk. Die kritiek is vaak genoeg geuit, niet alleen in de media, maar ook door hulporganisaties zelf. De hulpgemeenschap probeert zich dan ook op allerlei manieren voor te bereiden op een volgende grote ramp.
Waarom komt noodhulp dan toch nog zo vaak langzaam op gang? Is dat iemands schuld? Of is dat inherent aan de chaotische situatie na een ramp? Door mee te lopen met de rampsimulatie van de EU, krijgen we een inkijkje in de processen van noodhulp - we zien ineens stap voor stap waarom hulp verlenen met zo veel wachten en dus vertraging gepaard gaat. En waarom goed, snel hulp bieden zo moeilijk is, ook voor professionals.
Welkom in het fictieve rampgebied Modexland, dat buiten de EU ligt.
5 uur na de aardbeving
‘Een tsunami heeft enorme schade aangericht aan de kust van Modexland. De Verenigde Naties hebben een coördinatiekantoor opgezet in de hoofdstad, en buurland X-land heeft hulp toegezegd.’
Modexland vraagt om hulp bij de EU. Niet alleen dekens, waterzuiveringsinstallaties en veldziekenhuizen zijn nodig, maar ook Urban Search and Rescue (USAR)-units: teams die gespecialiseerd zijn in het vinden van (levende) mensen onder het puin. Drie landen gaan in op dit verzoek: Oostenrijk, Litouwen en Finland. De EU stelt een team samen om alle EU-hulp in het rampgebied te coördineren: het European Union Civil Protection Team (EUCPT).
32 uur na de aardbeving
‘De grote vliegvelden in Modexland zijn alleen voor enkele passagiersvluchten bereikbaar. Wanneer weer goederenvluchten kunnen landen, is onduidelijk.’
De EU-teams arriveren in Modexland. En wat is het eerste wat je doet als je een ander land binnenkomt? Juist, door de douane. Ramp of niet, we staan aan de grens van Modexland in de rij voor het douanekantoor.
Elk USAR-team is volledig zelfvoorzienend voor minstens een week. Ze komen dus bij de douane aan in vol ornaat, met tenten, voedsel, speurhonden en betonzagen. Al die spullen dienen aangegeven te worden.
Het Litouwse team blijkt een apparaatje mee te hebben dat niet op hun aangiftelijst staat: het ziet eruit als een gele walkietalkie, en is bedoeld om gas in de lucht te meten. De douane heeft er radioactief materiaal in aangetroffen, en nemen het apparaat in beslag, tot grote onvrede van de Litouwse teamleider.
Ze komen dus bij de douane aan met tenten, voedsel, speurhonden en betonzagen. Al die spullen dienen aangegeven te worden
Omdat de Litouwers als eerste het land binnen zijn gekomen, zetten zij net voor de grens een ‘ontvangstcentrum’ op, om de andere teams bij aankomst te informeren. Het is niet meer dan een blauwe koepeltent langs de weg. Alleen, helaas is de weg eenrichtingsverkeer. Bij aankomst van de andere teams ontstaat een flinke verkeerschaos. De teamleider van het EU-
coördinatieteam staat nu al met de handen in het haar: ‘Het is 19.00 uur en we zijn nog niet eens het land binnen!’Waar de Litouwers met enkele busjes aankwamen, komen de Oostenrijkers in een lange stoet van tientallen auto’s, sommige met trailers, de grensovergang binnen rijden. De teamleden vormen een lange rij voor de douanepost. Ze dragen rode broeken, blauwe hesjes, gele reflectoren. De speurhonden piepen als het hun beurt is naar voren te komen. Of alle teamleden de vaccinatieboekjes kunnen presenteren. De Oostenrijkse teamleider slikt… die liggen nog in de koffers in de auto. Een klein foutje in de voorbereiding, en we zijn alwéér een uur verder.
38 uur na de aardbeving
‘Alle nationale reddingswerkers zijn naar de hoofdstad gestuurd. De EU-reddingswerkers staan er alleen voor in hun deel van het rampgebied. Drinkwatervoorzieningen zijn besmet geraakt met zout water.’
Elk USAR-team moet een kamp opzetten om aan de slag te gaan. Maar in de nachtelijke haast ontstaat onenigheid over de locatie: de Oostenrijkers willen op een stuk asfalt staan, terwijl de Finnen liever hun haringen in het gras duwen. Uiteindelijk worden drie kampen gesticht: de Finnen en Litouwers staan vlak naast elkaar, even verderop staan de Oostenrijkers, en weer even verder staat het EU-coördinatieteam.
Voor de rest van de operatie zal dit gevolgen hebben. Een centraal kamp bevordert namelijk overleg en samenwerking. Maar zo verspreid als de kampen nu staan, gaan de teams ook aan het werk. Alleen de Finnen en Litouwers, die naast elkaar kamperen, werken samen, door gebieden te verdelen, elkaars experts te lenen en samen de omgeving te onderzoeken. In een chaotisch rampgebied blijkt het face-to-facecontact cruciaal.
Terwijl onder grote halogeenlampen tenten worden opgezet, gaan kleine teams met speurhonden de omgeving vast verkennen. Want waar begin je met het zoeken van overlevenden in een rampgebied? ‘Eerst vraag je de lokale bevolking waar ze mensen gehoord hebben,’ zegt trainer Marco Boulogne. ‘Maar als de bevolking gevlucht is, moet je afgaan op de reuk van de honden. Sowieso is het goed om te zoeken op plekken waar grote groepen mensen geweest zijn: kroegen, winkels, ziekenhuizen.’
Als de zon weer opkomt is haast elk leeg stukje van het rampgebied volgezet met tenten en auto’s. In het online systeem Virtual OSOCC, waar alle EU-landen informatie met elkaar kunnen delen, is te lezen dat er ook nog andere teams naar het gebied komen: Israël stuurt een veldhospitaal met medische ploeg, Denemarken een waterpompinstallatie met experts, Zwitserland een medisch team. Waar die teams nog terechtkunnen, is onduidelijk.
49 uur na de aardbeving‘De veiligheidssituatie verslechtert - winkels worden geplunderd en er dreigen rellen. De lokale bevolking is kwaad dat de hulp niet snel genoeg op gang komt.’
Bij een rampgebied horen ook journalisten. Je wilt ze als hulpverleners te woord staan - want hoe meer media-aandacht, hoe meer geld er is voor noodhulp -, maar ze zijn ook behoorlijke stoorzenders in je werk. In onze journalistenrol kloppen we, samen met een cameraploeg, aan bij het EU-coördinatieteam. ‘De lokale bevolking vindt dat jullie te traag werken, wat is jullie antwoord daarop?’ Het EU-teamlid zucht. ‘We zijn hier om levens te redden, we werken zo hard als we kunnen.’
‘Moet er meer hulp komen?’
‘Dat kunnen wij niet inschatten, we zijn hier levens aan het redden.’
‘Hoe lang gaat het duren voordat de bevolking weer naar huis kan?’
‘Wij zijn hier om levens te redden.’
Die avond wordt een persconferentie georganiseerd. In een oranje koepeltent zijn wat stoelen neergezet. De teamleider zit zij aan zij met de lokale autoriteiten achter een tafeltje, de EU-vlag netjes op de achtergrond.
De lokale reddingswerker mag eerst spreken: de EU-teams zijn immers zijn gasten. Er zijn inmiddels 23 mensen levend onder het puin vandaan gehaald, vertelt hij trots. Maar na afloop van de persconferentie draait het vragenvuur zich om. ‘Ons grootste probleem is gebrek aan informatie,’ zegt Frieder Kircher, de teamleider van het coördinatieteam. ‘Wat weten jullie?’ Wij journalisten worden nu ondervraagd door de reddingswerkers, van wie wij informatie willen hebben.
51 uur na de aardbeving
‘Er is zeer slecht weer voorspeld, met enorme windstoten. Regen is op komst.’
Van het winkelcentrum in Modexland is weinig meer over. Auto’s liggen verdrukt onder het puin, een enorme hoop zand en stenen bedekt de voorkant van het pand. Via het gruis klimmen we naar de eerste verdieping. De Finse reddingshonden hebben in de kelder slachtoffers geroken, maar alle ingangen tot het gebouw zijn geblokkeerd.
Op de eerste verdieping wordt met een betonboor een gat gemaakt. Met een ladder klimmen we naar beneden. Het is donker in de kelder, en muf. Eén slachtoffer zit in een busje, bekneld tussen de stoelen. Een ander is in een holte onder een omgevallen betonblok terechtgekomen.
Vier uur later liggen de slachtoffers nog steeds onder het puin. Een verpleger praat door een kiertje in het beton: ‘Kun je je hand bewegen als je bij bewustzijn bent?’
Waarom de slachtoffers hier nog steeds liggen? Omdat alle doorgangen gestut moeten worden voordat ze erdoorheen kunnen
Waarom ze hier nog steeds liggen? Omdat alle doorgangen gestut moeten worden voordat de slachtoffers erdoorheen kunnen. Omdat al het materiaal - de elektrische lier om het betonblok weg te trekken, de metaalzagen om het busje open te snijden, de halogeenlampen, de brancards, de touwinstallatie om de slachtoffers door het gat omhoog te trekken - ook ter plaatse moeten komen. Omdat de ambulances klaar moeten staan.
‘Als er één les is bij het redden van mensen in rampgebieden, dan is het dat het heel erg veel wachten is,’ zegt Pekka Tiainen. Hij werkt bij de EU-ramp-controlekamer (ERCC) in Brussel. ‘Het is wachten, rennen, wachten, rennen. Je hebt altijd haast om weer te gaan wachten.’ Hij benadrukt dat de lokale bevolking na een ramp de ‘makkelijke gevallen’ meestal zelf redt. ‘Op het moment dat wij aankomen, zullen er dus alleen nog moeilijk te bereiken slachtoffers zijn.’
Na vijf uur worden de slachtoffers uit het winkelcentrum naar buiten getild, en in ambulances naar het dichstbijzijnde ziekenhuis afgevoerd. Met fluorescence oranje graffiti spuit het Finse team een tekening op de muur van het winkelcentrum, zodat andere USAR-teams weten dat hier al gezocht is. Op naar de volgende.
65 uur na de aardbeving
‘Heftige naschokken hebben een appartementencomplex doen instorten. De reddingsacties zijn voorlopig stopgezet.’
Je verwacht misschien dat zo’n reddingsoperatie één grote drukte is. Maar niets is minder waar. In het kamp van de Oostenrijkers hangen sokken te drogen aan een scheerlijn, en wordt koffie geserveerd uit een festivalachtig gaarkeukenbusje (inclusief kerstverlichting). Bij de Litouwers liggen mensen te slapen voor hun tent, in de zon. De Finnen spelen met hun rampmascotte (een Angry Birds-knuffel) en eten koekjes in hun kantinetent.
De USAR-teams zijn erop ingericht 24 uur per dag door te werken, voor ongeveer een week. Daarna is de kans om overlevenden te vinden gereduceerd tot vrijwel nul. Elke specialist, of het nu om een hondentrainer, een verpleger of een touwexpert gaat, is dus dubbel vertegenwoordigd in elk team, zodat er ook geslapen kan worden.
De Oostenrijkers hebben de eerste twee dagen een vier uur op, vier uur af-schema. Maar dat breekt iedereen op. Het werk gaat steeds trager. Er wordt twee uur lang met acht man gewerkt aan het bouwen van een ladder. Toegegeven: het ding is schitterend, met nette inkepingen voor elke trede. Maar, zo merkt trainer Marco Boulogne op, ‘heb je echt zo’n mooie ladder nodig? Of kun je er ook een in een kwartier in elkaar slaan?’
Ze werken zes uur aan het stutten van een deur om instortingsgevaar te voorkomen. Boulogne: ‘Dit slaat gewoon nergens op. Ze zien het slachtoffer al liggen aan de andere kant. Dan ga je dus even heel snel naar binnen, trek je die persoon eruit, en klaar. Dat duurt vier seconden. Dat risico neem je dan.’ Er wordt besloten het slaapritme wat aan te passen: van vier uur, naar zes uur slaap.
72 uur na de aardbeving
‘Door de hevige regenval zijn rivieren in Modexland buiten hun oevers getreden. Lijken drijven door de straten.’
Zwarte rookpluimen stijgen op boven een paar ingestorte parkeergarages. Er is een brandje uitgebroken. In het autowrak achter het brandje roept een slachtoffer om hulp.
Heeft niemand dan een brandblusser? Jawel, maar die moeten bewaard worden voor het geval er brand in een van de kampen uitbreekt
De lokale autoriteiten worden gebeld om een brandweerwagen. Die zal gestuurd worden, maar dat gaat nog even duren, gezien de slechte staat van de wegen. Heeft niemand dan een brandblusser? Jawel, maar die moeten bewaard worden voor het geval er brand in een van de kampen uitbreekt: elk team is voor de eigen veiligheid verantwoordelijk. Een van de EU-coördinators roept geïrriteerd uit: ‘Heeft niemand gewoon een emmer water? We hebben het nu al dertig minuten over dat vuurtje - in die tijd had ik het uit kunnen pissen!’ Zijn teamleider vertelt hem dat een brandblusser volgens het protocol noodzakelijk is.
75 uur na de aardbeving
‘Steeds meer mensen melden zich bij veldziekenhuizen met klachten die duiden op chemische besmetting in het gebied, door de beschadigde fabrieken. De politie heeft inmiddels de hulp van het leger ingeroepen om de rellen een halt toe te roepen.’
Er klinkt een harde knal nabij het basiskamp van de Finnen en Litouwers. Iedereen schrikt op. Iemand blaast hard op een toeter, en plots begint iedereen te rennen: volledige evacuatie! Als een duveltje dat terugschiet in zijn doosje pakken de Litouwers allemaal een tas, gooien het waardevolle materiaal in de truck, springen achter elkaar de bus in - wachten nog heel even op een teamlid dat
zijn schoenen niet kon vinden - en scheuren dan letterlijk met piepende remmen weg. Stop de tijd. Drie minuten.Het blijkt om een ontploft flesje prikwater te gaan. Maar volgens de protocollen moeten de kampen eerst met de honden gecontroleerd worden op explosieven
De Finnen joggen achter elkaar aan het kamp uit en laten hun spullen achter, met uitzondering van één noodbackpack per persoon. Ze verzamelen op een vooraf afgesproken punt en wachten daar als in militaire opstelling. Stop de tijd. Vier minuten.
En dan is het weer wachten. Want waren het nou geweerschoten die ze hoorden?
Het blijkt om een ontploft flesje prikwater te gaan. Maar volgens de protocollen moeten de kampen wel weer eerst met de honden gecontroleerd worden op explosieven. Twee uur later kunnen de teams pas weer aan het werk.
80 uur na de aardbeving
‘De ontheemden in de regio kloppen bij de EU-teams aan voor hulp. Er is nog geen onderdak voor hen ter plaatse. Het slechte weer houdt aan.’
In het EU-coördinatieteam heerst inmiddels lichte chaos. Er zijn duizend health kits gestuurd door UNICEF, waar een ontvangende partij voor geregeld moet worden in Modexland. Er is een splinterguerillabeweging actief in het gebied, waardoor de EU-kampen beveiligd moeten worden. Er zijn vijftien Finnen vermist in het rampgebied en het Finse consulaat vraagt om informatie. Er dreigen rellen van de lokale bevolking. En dat brandje is nog altijd niet geblust...
81 uur na de aardbeving
De lokale brandweer is nog niet gearriveerd. De boze EU-coordinator pakt een fles water, loopt naar het brandje, en gooit het vuur uit. Sissende witte rook stijgt op. Hij beent luid stampend terug naar het tentenkamp.
Gebrek aan informatie, gebrek aan spullen, gebrek aan veiligheid en aan slaap. Het zijn obstakels om snel en effectief hulp te verlenen in een gebied dat volledig verwoest is. Dat is een gegeven. Maar ook gebrek aan samenwerking heeft veel invloed op het tempo. Elk nationaal team werkt voor zich, in zijn eigen bubbel, volgens zijn eigen protocollen.
In het klein vindt hier plaats wat in een echt rampgebied op veel grotere schaal gebeurt: iedereen werkt langs elkaar heen. Aan het eind van de oefening is welgeteld één bericht geplaatst in het Virtual OSOCC-systeem, dat bedoeld is voor communicatie tussen de EU-landen. Dat communiceren is er in alle drukte bij ingeschoten. Begrijpelijk, maar het versterkt de chaos nog eens.
Natuurlijk wordt er niet voor niets geoefend: de fouten die in deze oefening gemaakt worden, worden tijdens een echte ramp hopelijk voorkomen. Tenminste, dat hoop je dan. Tijdens de evaluatie van de oefening, zegt een van de trainers: ‘Ieder jaar weer worden dezelde fouten gemaakt. We zouden onze evaluatie kunnen schrijven zonder ook maar naar de oefening te kijken. De conclusie is toch altijd: ze moeten meer samenwerken.’
Deze serie wordt mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Postcode Loterij Fonds voor Journalisten van Free Press Unlimited.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!