Klimaatverandering kost klauwen met geld. Neem de droogte in China vorig jaar, de ergste in zeker zestig jaar. De scheepvaart over grote delen van de Yangtze-rivier werd stilgelegd vanwege het lage waterpeil. Transport van en naar fabrieken liep spaak, boeren konden minder water onttrekken voor hun gewassen. De Drieklovendam, de grootste waterkrachtcentrale ter wereld, leverde aanzienlijk minder stroom. De totale schade wordt geschat op 7 miljard euro.
Datzelfde jaar leverde de droogte in de VS een schadepost op van 20 miljard euro. De schade en gemiste inkomsten door de overstromingen in Pakistan: 27,5 miljard euro.
Natuurrampen kostten de wereld als geheel 250 miljard euro in 2022 – en die rampen worden frequenter en heviger door de klimaatopwarming. De economische kosten van weersextremen nemen dan ook toe.
Maar het zijn niet alleen de klimaatrampen die geld kosten, het is ook de economische groei zelf die lijdt onder de opwarming. Bij hogere temperaturen dalen onder meer de arbeidsproductiviteit en de opbrengsten van de landbouw. Dat drukt de groei. Met de huidige stand van het klimaatbeleid zou de wereld in 2050 zo’n 11 tot 14 procent armer kunnen zijn dan in een scenario zonder opwarming.
En wat zo venijnig is: onder deze algemene trend zit een enorm ongelijke verdeling. De Amerikaanse klimaatwetenschappers Christopher Callahan en Justin Mankin berekenden de economische impact van extreme hitte tussen 1992 en 2013. Ze vergeleken de toename van hete dagen met een modelsimulatie van een wereld zonder klimaatopwarming, en becijferden de impact op economische groei (bbp). Ze ontdekten dat met name de groei in het mondiale Zuiden is beperkt door de opwarming.
De kaart laat zien dat landen in tropische gebieden veel armer zijn dan ze waren geweest als de mens het klimaat niet had opgestookt. Het jaarlijkse bbp per persoon in Brazilië, Venezuela en Mali was in de onderzochte periode bijvoorbeeld ruim 7 procent lager dan het zou zijn in een wereld zonder toegenomen extreme hitte.
De opgetelde schade in die periode van twintig jaar lag waarschijnlijk tussen de 12 en 38 biljoen euro. Dat laatste cijfer is 4,5 procent van wat alle landen in die periode samen verdienden – een hap uit de wereldeconomie dus.
De redenen voor deze economische schade staan niet in deze studie, maar zijn wel bekend: extreme hitte drukt de opbrengst van gewassen en zorgt ervoor dat mensen minder goed slapen en zich minder goed kunnen concentreren. Ze maken daardoor meer fouten en het aantal ongelukken op de werkvloer neemt toe. Ook de oversterfte neemt toe op de heetste dagen.
Vergis je niet: dat de opwarming een negatief effect heeft op productiviteit en (dus) op groei, betekent níét dat landen onder de streep armer worden. Ze zijn alleen armer dan ze zouden zijn geweest in een wereld zonder opwarming.
De klap van klimaatverandering komt bovendien harder aan in armere landen met een lager groeipercentage: als je nauwelijks vooruitkomt, is tegenwind des te pijnlijker. En het wrange is dat juist deze landen relatief weinig uitstoten.
De twee kaarten die je net hebt gezien, zijn elkaars spiegelbeeld: juist de landen die weinig hebben bijgedragen aan de schade, moeten volop incasseren. Veel bondiger kun je het onrecht dat klimaatverandering heet niet vatten.
Maar dat is niet het einde van het verhaal. Het mondiale Zuiden heeft één gigantisch voordeel, een troef die veel rijke landen niet hebben: overvloedige zonneschijn. Onderstaande kaart laat de potentie van zonne-energie zien.
De potentiële opbrengst is hier per land samengevat en weergegeven als de hoeveelheid stroom (gemeten in kilowattuur, kWh) die gemiddeld dagelijks kan worden opgewekt per kilowatt aan geïnstalleerd vermogen. Alleen gebieden waar het terrein in principe geschikt is voor grootschalige opwekking met zonnepanelen zijn meegenomen.
Wat zien we? Dat landen in het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Sub-Saharisch Afrika geweldige plekken zijn om zonne-energie op te wekken. Ook in Afghanistan, Argentinië, Australië, Chili, Iran, Mexico, Mongolië, Pakistan en Peru zijn de omstandigheden perfect. De landen met veel potentie hebben over het algemeen ook nog een relatief constante hoeveelheid zon per jaar, wat gunstig is, omdat panelen dan het hele jaar door veel opleveren (in Nederland dipt de hoeveelheid zonnestroom in de winter).
Welke landen kunnen het meest profiteren van zonne-energie?
De zonneschijn die vooral in de tropen zo veel pijn doet in de vorm van hitte, kan daar dus óók een krachtige motor van economische ontwikkeling zijn. Meer zonne-energie kan bovendien de toegang tot stroom verhogen, juist in arme landen waar de bevolking snel groeit en waar veel mensen buiten de steden nog geen stroomaansluiting hebben. De volgende grafiek laat dat zien.
Hieronder zie je hoe de ontwikkelingsgraad van verschillende landen zich verhoudt tot hun zonnepotentie. Iedere stip vertegenwoordigt een land. De kleur van de stip toont hoe het met de stroomvoorziening buiten de steden gesteld is (geel betekent dat er relatief weinig stroomaansluitingen zijn, paars relatief veel). De grootte van de stip vertegenwoordigt de bevolkingsomvang van het land (je kunt ook de projecties voor 2050 en 2100 aanklikken).
Welke landen kunnen het meest profiteren van zonne-energie? Duidelijk: juist arme landen (links, met een lage score op de Human Development Index), waar nog lang niet iedereen toegang heeft tot stroom (geel), en waar de bevolking nog flink gaat groeien (zie de projecties voor 2050 en 2100).
De grote zonnepotentie van het mondiale Zuiden maakt een eerlijk antwoord mogelijk op het onrecht van klimaatverandering.
Dat is overigens niet het efficiëntste antwoord: voor een snelle beperking van de CO2-uitstoot zou het beter zijn geweest als juist noordelijke landen, die relatief veel uitstoten, ook de grootste zonnepotentie hadden. Dan zou de energietransitie hier sneller leiden tot een lagere uitstoot. Maar gelukkig is zonne-energie in de meeste noordelijke landen, ondanks de relatief lage opbrengsten, alsnog rendabel. Rijke landen die zonnepanelen installeren, drijven bovendien de prijs ervan naar beneden. Zo geven ze – onbedoeld – ook de voorzet voor toekomstige welvaart in gebieden waar de zonnepotentie nog hoger is.
Wat de zonnerevolutie nog in de weg staat
Gaat het ook gebeuren, gaan de snelgroeiende ontwikkelingslanden deze kans aangrijpen en massaal panelen installeren? Dat valt nog te bezien. Arme landen kampen vaker met zwak bestuur, verouderde stroomnetten en hoge financieringskosten.
Eerst het bestuur: de wereldkaart van zwakke staten toont nogal wat overlap met die van zonnepotentie. Vooral landen in Sub-Saharisch Afrika hebben vaak te kampen met een zwakke overheid.
Somalië komt hier bijvoorbeeld als het kwetsbaarste land ter wereld uit de bus. Het is zeer geschikt voor zonne-energie, maar ook straatarm en geteisterd door droogte, corruptie en conflict – de overheid is simpelweg niet in de positie om van Somalië de zonnefabriek van Oost-Afrika te maken.
Ook in landen met een stabieler bestuur is de keuze om in te zetten op zonne-energie geen vanzelfsprekendheid. Ghana’s regering investeert bijvoorbeeld volop in geïmporteerd aardgas. Terwijl zonne-energie beter zou zijn voor de stroomrekening.
Infrastructuur dan: armoede vertaalt zich doorgaans in onbetrouwbare en verouderde elektriciteitsnetten, wat het moeilijk maakt om nieuwe zonnevelden goed te integreren in het energiesysteem.
En de financieringskosten? Geld lenen om te investeren in de aanleg van zonnevelden is meestal duurder in armere landen. Investeerders zien daar meer risico’s, bijvoorbeeld door politieke instabiliteit en corruptie. Aangezien financieringskosten een aanzienlijke post zijn binnen de ontwikkelingskosten van grootschalige zonne-energie, zit hier nog een probleem.
Kan er iets gedaan worden aan deze hoge kosten? Ja, overheden kunnen risico’s voor investeerders afdekken door garanties af te geven; ontwikkelingsbanken kunnen goedkope leningen verstrekken; het lokale bedrijfsleven kan al vóór de aanleg van een zonneveld tekenen voor langdurige afname van de stroom. In Brazilië, Mozambique, India en Zambia is al bewezen dat dit soort interventies werken.
Kortom: een zonnerevolutie in ontwikkelingslanden is een moeilijke opgave én een unieke kans. Juist arme landen kunnen een inhaalslag maken als ze de energie van de zon weten op te vangen. Met kleinschalige stroomnetten waar grote niet haalbaar zijn.
Een bevolking die groeit en zich ontwikkelt met behulp van fossiele energie is een ramp voor het klimaat; dezelfde ontwikkeling op basis van duurzame energie is juist een aanwinst.
Klimaatopwarming stopt pas als álle landen een groen pad kunnen kiezen. Rijke landen die thuis al aan de transitie zijn begonnen, moeten zorgen dat ontwikkelingslanden mee kunnen komen in de omslag naar duurzame energie. Dat is het antwoord van de eeuw op het onrecht dat klimaatverandering heet.
Met medewerking van Sharon Coone (information designer)
Klimaatnieuwsbrief in je inbox? Hoe maken we de klimaataanpak democratisch én effectief? Die vraag onderzoek ik in mijn verhalen. Wil je mijn zoektocht volgen?Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.