Vandaag precies tien jaar geleden zag De Correspondent het levenslicht.
Op de klok van de wereldgeschiedenis nog geen fractie van een seconde – in mediatijd, zo voelt het soms, een eeuwigheid.
Of de wereld in die tien jaar tijd wezenlijk is veranderd, durf ik niet te zeggen. Soms denk ik: de wereld draait nog steeds gewoon door – ook zonder gelijknamige talkshow. Het nieuws is nog steeds het nieuws, hoogstens met andere hoofdpersonen. Wilders werd Baudet. Pauw & Witteman werd OP1 met witte man. Rutte bleef Rutte. Stay calm and enjoy the ride.
Een bezorgder stemmetje in mijn hoofd zegt daarentegen: er is heel veel veranderd – en niet per se ten goede.
Weet u nog, toen aan sociale media nog de hoop kleefde dat ze democratie zouden zaaien op plekken waar ze nooit wortel had geschoten? Inmiddels is het de vraag of ze niet eerder de democratie om zeep helpen op plekken waar ze als vanzelfsprekend was beschouwd.
Weet u nog, toen kunstmatige intelligentie nog een geinige schaakcomputer en verder vooral een wensdroom van computernerds was? Inmiddels vragen die nerds zich hardop af of hun visioen niet de mensheid zélf schaakmat gaat zetten.
Weet u nog, toen je voor de nieuwste complottheorie aan de bar van je favoriete kroeg moest zijn? Inmiddels zijn ze overal verkrijgbaar, van Witte Huis tot Tweede Kamer.
Weet u nog, toen bosbranden en overstromingen weleens voorpaginanieuws waren, omdat ze de uitzondering, niet de regel, vormden? Inmiddels zijn ze langzaam maar zeker opgeschoven naar het dagelijkse weerbericht.
O ja, en weet u nog, toen Europa nog dat laatste eiland in de wereld zonder oorlog was? Het Verenigd Koninkrijk nog een van de sterren op de Europese vlag? Andrew Tate nog gewoon een bokser zonder volgers?
Stay calm and enjoy the ride – while it lasts.
Het publieke debat is er niet hoopvoller op geworden
Misschien zegt dat stemmetje wel meer over de tien jaar die ik ouder geworden ben dan over de wereld. U kent dat gezegde wel: wie jong is en niet optimistisch, heeft geen hart; wie oud is en niet pessimistisch, geen verstand. Maar liever wijt ik dat stemmetje toch aan de tijdgeest.
Want dat durf ik wel zonder omhaal te beweren: het publieke debat is er in tien jaar tijd niet hoopvoller op geworden. Cynischer is het juiste woord – en ongezond wantrouwend bovendien. Nu is het publieke debat natuurlijk nooit een vrolijke bedoening geweest (herinnert u zich Fitna nog, de hoofddoekjesversie van Apocalypse Now van Geert Wilders?) Maar zo cynisch als onze publieke ideeënstrijd vandaag de dag is geworden, heb ik voor mijn gevoel nog niet eerder meegemaakt.
Er kan tegenwoordig geen idee worden geopperd of de wantrouwenmachine van het publieke debat slokt het op, kauwt het stuk en spuugt het weer uit
Er kan tegenwoordig, zo lijkt het, geen idee worden geopperd, geen opvatting worden geuit, geen kanttekening worden geplaatst, geen debat worden gevoerd, geen partij worden opgericht, geen plan worden gelanceerd, geen uitspraak worden gedaan, of de wantrouwenmachine die ons publieke debat is geworden, slokt het op, kauwt het stuk en spuugt het ontdaan van alle bedoeling of betekenis weer uit.
Neem het interview van Buitenhof met Henri Bontenbal, kersvers partijleider voor het CDA. Dat de christendemocraten er niet fraai voor staan in de peilingen, mag geen nieuws heten. Maar kon het vijftien minuten durende gesprek ook nog ergens anders over gaan dan die virtuele zetels? ‘Een nachtmerrie’, ‘een debacle’ ‘het zinkende schip’, ‘een partij in crisis’ – presentator Twan Huys kwam superlatieven tekort om het steeds maar weer die peilingen in herinnering te roepen. Waar Bontenbal voor staat? Wat het CDA wil? Geen idee.
Is dat kritisch? Of is dat cynisch?
Of neem de aankondiging van Frans Timmermans als leider van de kersverse combipartij GroenLinks/PvdA. Er was geen talkshow voor nodig om het vooroordeel te vellen, nog voor de beste man zijn mond had opengedaan. Op sociale media gutste het van de veroordeling zonder een greintje inhoud – te wit, te oud, te man, te hoogopgeleid, te elitair, te bebaard, te rijk, te machtsbelust, te hoogmoedig, te oude politiek, te veel uitglijders, te weinig profiel. Over zijn wetten en plannen: geen woord.
Dat is niet kritisch. Dat is cynisch.
Een publieke sfeer geregeerd door ophef en uitvergrote tegenstellingen
En het is ook nog iets anders, misschien wel iets ergers. Want naast cynisch en wantrouwend is het publieke debat de afgelopen tien jaar ook een stuk identitairder geworden. Daarmee bedoel ik: wie je bent en bij wie je hoort is niet zelden belangrijker dan wát je zegt of welke redenen je daarvoor hebt. Links, rechts, neoliberaal, fascistisch, naïef, activistisch, wensdenker, wappie – het lijstje aan hokjes waar je tegenwoordig ingepropt kunt worden, is schier eindeloos.
De totale dominantie van sociale media in onze publieke sfeer heeft daar onmiskenbaar aan bijgedragen. Op de socials werd eerst alles persoonlijk (een non-stop live stream van ieders privéleven) en niet gauw daarna werd al het persoonlijke ook politiek (een permanente uiting van een kleur of agenda). Algoritmen op zoek naar tegenstellingen gaan daar goed op, en voor het genereren van kliks of volgers is het ook een uitstekend model.
Maar voor een democratie is zo’n publieke sfeer geregeerd door ophefalgoritmen en uitvergrote tegenstellingen nauwelijks aan te bevelen – het maakt samenwerken over meningsverschillen heen in ieder geval niet gemakkelijker. Vraag maar aan Sigrid Kaag. Of aan de Verenigde Staten.
Het is moeilijk nieuwsgierig te zijn in een wereld waarin elk perspectief een kamp is en elk woord een agenda verraadt
En voor nieuwsgierige journalistiek is het al helemaal een begraafplaats. Het is namelijk moeilijk nieuwsgierig te zijn in een wereld waarin elk perspectief een kamp is en elk woord een agenda verraadt.
Wie met open vizier een portret maakt van een zelfhulpgoeroe wiens opvattingen je niet deelt, krijgt dan naar haar hoofd geslingerd: je geeft een podium aan kwakzalverij! Wie oprechte kanttekeningen plaatst bij een milieu-indicator met aantoonbare mankementen, krijgt dan te horen: je ondermijnt de milieubeweging! Wie genuanceerd de feiten checkt van een activistische klimaatbeweging wier doelen je onderschrijft, wordt dan verweten: je bent een marionet van de fossiele industrie!
In zo’n wereld wordt van alle journalistiek een politieke stellingname gemaakt, en is de zoektocht naar een ander of nieuw perspectief meteen verdacht. Soms denk – vrees – ik weleens dat wij als De Correspondent daar ook aan hebben bijgedragen. Door de subjectieve aard van journalistiek expliciet te benoemen in ons manifest, het platform te vernoemen naar de journalisten die ervoor werken en transparantie over het eigen wereldbeeld te verkiezen boven geveinsde neutraliteit. Ook wij maakten journalistiek daarmee ‘persoonlijker’ en explicieter gekleurd door de overtuigingen die erachter schuilgaan: keuzes bedoeld om juist eerlijker te zijn, maar die nu juist vaker als ‘vooringenomen’ worden gezien.
Achter de redenen voor die keuzes sta ik nog steeds voor de volle honderd procent: liever openheid over je eigen opvattingen dan je verschuilen achter een façade van objectiviteit. Maar in een wereld waarin het simpelweg hébben van opvattingen je al wordt aangerekend als het toevallig niet dezelfde opvattingen zijn als die van je publiek, ligt cynisme al snel op de loer. Want wie cynisch is, hóeft geen opvattingen meer te koesteren: die gelooft de wereld, en de mensen erin, gewoon niet meer. Dan kun je er ook nooit naast zitten.
Ondanks al het wantrouwen zijn wij nooit cynisch geworden
Nu hoor ik u onderhand denken: wat een deprimerende brief – en dat op zo’n feestelijk moment als een tienjarig jubileum. Geen zorgen, voorgaande was slechts een noodzakelijke opmaat naar het positieve deel van deze overdenking. Naar datgene waar ik het meest trots op ben.
Want ondanks het wantrouwen dat onze tijd meer en meer typeert, zijn we er in tien jaar in geslaagd nooit cynisch te worden. Daarmee bedoel ik: wij hebben altijd journalistiek geprobeerd te maken vanuit een basaal vertrouwen in de medemens en de oprechte overtuiging dat de wereld beter kan. In een publieke sfeer die elke dag duizend-en-één redenen voor de voeten werpt om het omgekeerde te denken, is dat iets om te koesteren.
Dat basale vertrouwen en optimisme is niet zomaar een pose. Het zit in ons dna besloten. Dat begon al bij de manier waarop we werden geboren: dankzij een wereldrecordbrekende crowdfunding. Als je als journalistiek platform het levenslicht ziet dankzij het vertrouwen van 18.933 vreemden die tegen je zeggen: ‘Hier heb je zestig euro, ga maar proberen’, dan gaat dat in je organisatorische genen zitten. Dat doet iets met je mensbeeld – iets dat daarna moeilijk nog slijt.
Zeker als je vervolgens besluit, tegen de tijdgeest in, de betaalmuur af te breken en simpelweg boven ieder artikel te zetten: ‘Hee, deze journalistiek wordt mogelijk gemaakt dankzij de steun van betalende leden – doe je ook mee?’ Het leverde ons in tien jaar tijd nog eens ruim vijftigduizend (!) nieuwe leden op. Vijftigduizend mensen die besloten te betalen voor iets wat ze ook gratis konden krijgen. Het inspireerde The Guardian, na een bezoekje aan onze burelen in Amsterdam, hetzelfde te doen – hun teller staat inmiddels op meer dan een miljoen betalers voor gratis nieuws. Hoezo, de mens een calculerende consument?
En als je dan ook nog besluit de comment-sectie, graat in de keel van menig nieuwssite, om te dopen tot bijdragesectie, in de volle overtuiging dat lezers meer in de aanbieding hebben dan alleen cynisch commentaar, en je krijgt er vervolgens het leukste, meest inhoudelijke en meest beschaafde ledenforum voor terug, dan is dat vertrouwen moeilijk nog stuk te krijgen. Dan denk je: o ja, zo cynisch is de wereld helemaal niet. Nieuwsgierig, meedenkend, van goede wil – dat is de vaak onopgemerkte norm.
Hoe leden ons helpen nieuwsgierig te blijven
Je begrijpt: met zo’n onstaansgeschiedenis en met zulke leden is het verdomd moeilijk cynisch zijn.
En dat heeft een subtiel en tegelijkertijd zeer wezenlijk effect op onze journalistiek. Want het helpt ons nieuwsgierig te blijven. Van onze journalistiek wordt door criticasters nog wel eens gezegd dat ze prekerig, of erger nog: betweterig, zou zijn – een reputatie die we ongetwijfeld mede te danken hebben aan de koppen die ik, opgewonden als ik was, vaak boven onze stukken heb gezet. Maar wie goed kijkt naar de inhoud van die stukken, ziet correspondenten wier opvattingen en wereldbeelden véél te vloeibaar zijn om dienst te kunnen doen als predikant.
Die ziet bijvoorbeeld een correspondent Mobiliteit, die ooit begon als onderzoeker van zelfrijdende auto’s en fietssnelwegen als evidente oplossing voor ons fileprobleem, om na vier jaar te concluderen dat precies die auto’s en ons onstilbare verlangen naar sneller, sneller, sneller juist de wortels van ons mobiliteitsprobleem zijn.
Die ziet een correspondent Onderwijs, die van een licht-hiërarchische, schoolvakantie-sceptische canonleraar in een licht-anarchistische, vrijheidslievende speelcoach evolueerde.
Die ziet een correspondent Zelfverbetering, die van ongeneeslijke zelfoptimalisatie naar helende dankbaarheid ging.
Die ziet een correspondent Klimaat, die eerst worstelde met de vraag hoe uit te leggen dat klimaatverandering toch echt een groot probleem is, om inmiddels te worstelen met de vraag hoe uit te leggen dat ze toch echt nog steeds oplosbaar is?
Die ziet een correspondent Identiteit, die elke dag groeit in haar begrip voor haar grootste tegenpolen – wat niet hetzelfde is als ‘eens zijn met’.
Die ziet een correspondent Zorg die zich van een talig ontleder van onze grootste clichés naar een keiharde becijferaar van onze meest onzichtbare arbeid ontwikkelde.
Het werkelijke hoogtepunt is om elke dag omringd te zijn door mensen die oprecht geloven dat journalistiek de wereld een beetje beter kan maken
Die ziet een correspondent Ontcijferen die juist van rationele econometrist naar gevoelige onderzoeker van onzekerheid ging.
Die ziet een correspondent Vooruitgang die 523 pagina’s nodig had om de wereld ervan te overtuigen dat de meeste mensen deugen, om vervolgens zo te schrikken van de zelfgenoegzaamheid die dat teweegbracht, dat hij begon aan een 220 pagina’s weerwoord getiteld Morele ambitie. Want deugen moet wel een werkwoord blijven.
En die ziet ook een hoofdredacteur die de Zwarte-Piet-discussie ooit een ‘inflatie van het begrip racisme’ noemde, om uiteindelijk te ontdekken dat dat geen opvatting, maar een privilege was.
Zulke gedachte-evoluties zijn wat we bij De Correspondent de leercurve noemen: die soms ongemakkelijke, maar altijd enerverende reis langs nieuwe inzichten en kantelende perspectieven die journalistiek bedrijven heet. Journalistiek die altijd vertrekt vanuit een moreel kompas, maar met open vragen als richtingaanwijzer: benieuwd waar de zoektocht ons nu weer brengt.
Die zoektocht elke dag ondernemen met zulke leuke, nieuwsgierige, compassievolle en optimistische mensen is het grootste voorrecht dat een hoofdredacteur kan hebben. Tien jaar De Correspondent heeft een lange lijst hoogtepunten opgeleverd – een lijst prijzen, records, bestsellers en uitverkochte theaters. Maar het werkelijke hoogtepunt is om elke dag omringd te zijn door mensen die oprecht geloven dat journalistiek de wereld een beetje beter kan maken en daar zich elke dag vol overgave voor inzetten.
Toen ik een paar jaar geleden door de stad liep en overal onze posters zag hangen met de tekst ‘De meeste mensen deugen’, was ik dan ook ontzettend trots. Niet zozeer omdat daar een reclame hing voor een wereldwijde bestseller, maar omdat er een reclame hing voor een wereldbeeld waar ik hartstochtelijk in geloof.
Een meerderheid die gelooft in ‘met-elkaar’
Mij wordt weleens gevraagd wat precies de doelgroep van De Correspondent is en mijn antwoord is in al die jaren altijd hetzelfde gebleven: onze doelgroep is de overgrote meerderheid van de mensheid. Een meerderheid die gelooft in ‘met-elkaar’ in plaats van ‘tegen-elkaar’. Die vaak twitterschuw en talkshow-avers is, en daardoor misschien niet zo zichtbaar in het publieke debat als haar omvang zou rechtvaardigen, maar die ondertussen wel de ruggengraat van de samenleving vormt. Die tijdens een pandemie ‘cruciaal’ wordt genoemd en tijdens verkiezingen ‘het midden’. Die compromissen sluiten geen teken van zwakte, maar juist een teken van kracht vindt. Die cynisme een gemakkelijke manier vindt om gelijk te krijgen, en optimisme juist een moedige manier om ergens voor te staan.
Mét zulke mensen al tien jaar te mogen werken is een feest, en vóór zulke mensen al tien jaar journalistiek te mogen maken is een voorrecht. Daar wil ik jullie allemaal uit de grond van mijn hart voor bedanken. En ik kijk er enorm naar uit dat nog jaren te mogen blijven doen. In de hoop dat we over tien jaar kunnen zeggen: het heeft de wereld wezenlijk veranderd — en nog ten goede ook.
Dankjulliewel.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.