Raken wij allemaal onze baan kwijt door kunstmatige intelligentie?
Je zou het bijna denken als je het nieuws over AI een beetje volgt.
Chatbots doen het werk van callcentermedewerkers sneller en beter. Beeldherkenningssoftware ontdekt kanker die radiologen niet zien. Filmbonzen willen hun scenario’s door ChatGPT laten schrijven. De grootste krant van Duitsland vervangt honderden werknemers door kunstmatige intelligentie.
In NRC beschreef Maarten Schinkel ‘hoe kunstmatige intelligentie 300 miljoen banen op de tocht zet’. De columnist had ‘visionair’ onderzoek gelezen over hoe AI ‘de wereldeconomie op haar grondvesten laat schudden’.
Volgens die studie zou ‘generatieve’ kunstmatige intelligentie – het type AI dat dingen creëert, zoals ChatGPT – twee derde van álle banen in Europa en de VS ‘raken’ en tot een kwart van alle banen kunnen vervangen. ‘Als je dat op wereldschaal berekent, kom je op zo’n 300 miljoen banen die door AI zullen worden weggevaagd’, aldus Schinkel.
NRC is niet het enige kwaliteitsmedium dat waarschuwt voor massawerkloosheid. De BBC, The New York Times en The Guardian doen het ook.
Mensen zijn bang, zo blijkt uit polls. En dat is ook wel begrijpelijk.
De vraag is: is het ook terecht?
Vrees voor banenverlies door de jaren heen
De angst voor massawerkloosheid door technologie is niet nieuw. In 1961 schreef Time Magazine over ‘the automation jobless’ in Amerika en noemde ene Dr. Russell Ackoff automatisering ‘the nation’s second most important problem’. Het eerste: vrede (het was immers ook de tijd van de Vietnamoorlog én de Koude Oorlog). Twee jaar later luidde LIFE, een van de populairste tijdschriften van de VS, de noodklok over de aanstaande werkloosheid door de automatisering: ‘Point Of No Return For Everybody’, stond er op de cover.
Ook in 1978 waren er grote zorgen. Zie deze voorpagina van het Duitse tijdschrift Der Spiegel, met de boodschap: de robots komen eraan en brengen werkloosheid met zich mee.
Fortschritt macht arbeitslos!
Niet alleen journalisten roepen de apocalyps uit; hooggeleerde economen doen dat ook. In 1965 zei Herbert Simon, de latere winnaar van de Nobelprijs voor de Economie (1978), dat ‘machines will be capable, within 20 years, of doing any work a man can do’.
In 1983 voorspelde de Russische econoom en Nobelprijswinnaar (1973) Wassily Leontief dat computers en robots ons werkloos zouden maken zoals eerder de motor het paard overbodig had gemaakt. ‘De rol van mensen als belangrijkste productiefactor is gedoemd te verdwijnen.’
En zo’n tien jaar geleden waren er opnieuw grote zorgen over massawerkloosheid, toen twee Oxford-economen voorspelden dat de helft van de banen door robots en automatisering overbodig kon worden.
Denkers en media namen die ( later gedebunkte) claim over en verpakten hem in alarmerende berichten. Er verschenen bestsellers met titels als The Second Machine Age, Humans Need Not Apply en Rise of the Robots: Technology and the Threat of a Jobless Future.
Toenmalig minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher sloot zich aan bij dit koor van doemprofeten. ‘Robots zijn goedkoop, nooit ziek, werken 24 uur per dag, vragen nooit om loonsverhogingen, worden niet vertegenwoordigd door vakbonden en staken niet. Voor een aanzienlijk deel van de bestaande banen zijn zij daardoor in staat om werknemers te vervangen.’
Asscher erkende dat eerdere voorspellingen van massawerkloosheid niet waren uitgekomen. Maar deze keer, beargumenteerde hij, was het anders.
Nog nooit zo weinig werkloosheid in Europa als nu
Maar deze keer was het niet anders. De voorspelde massawerkloosheid is er nog nooit gekomen, en ook de gevreesde ‘robocalyps’ van tien jaar terug kwam niet.
Integendeel: in rijke, geïndustrialiseerde landen is de werkloosheid het afgelopen decennium zo ongeveer gehalveerd (met een tijdelijke covid-uitschieter omhoog).
In Nederland is de werkloosheid sinds de onheilspellende woorden van Asscher ook alleen maar afgenomen.
En ondanks al het geautomatiseer, gedigitaliseer en gerobotiseer, bereikte de werkloosheid in Europa begin dit jaar het laagste niveau ooit: 6,4 procent. In de VS lag het percentage in februari op 3,4 procent – zo laag was het sinds 1969 niet meer geweest.
En nu maakt AI ons nerveus. Gisteren, woensdag 27 maart, was nog in The Guardian te lezen over de ‘AI-apocalyps’ die 8 miljoen Britten werkloos kan maken.
Worden onze banen deze keer wel weggevaagd?
Technologie automatiseert geen banen, maar taken
De afgelopen maanden probeerde ik erachter te komen of kunstmatige intelligentie tot massawerkloosheid kan leiden – of het deze keer écht anders is. Een belangrijke bron voor mijn onderzoek is de Nederlandse hoogleraar arbeidseconomie Anna Salomons, die een aantal toonaangevende studies publiceerde over de effecten van technologie op de werkgelegenheid.
Salomons laat samen met haar coauteurs al jaren zien dat massawerkloosheid door technologie nog nooit heeft plaatsgevonden en ook zeer onwaarschijnlijk is.
‘Robocalypse, no’, schrijft Salomons in een van haar artikelen.
Waarom niet?
Een veelgemaakte denkfout is het idee dat door technologie bánen verdwijnen. Technologie automatiseert geen banen, maar táken, en kan ook nieuwe taken creëren.
Denk bijvoorbeeld aan een radioloog. AI-profeten claimen graag dat radiologen hun baan zullen verliezen omdat AI-technologie nu al veel beter is in het analyseren van medische beelden en het detecteren van kanker.
Los van of dat klopt, is het analyseren van beelden zeker een belangrijke táák van een radioloog, maar niet de volledige báán. Andere belangrijke taken, zoals de communicatie met patiënten over een diagnose of het behandelen van een complicatie, zullen niet zo snel door technologie kunnen worden vervangen.
Het zou kunnen dat AI op den duur een belangrijke taak als het analyseren van beelden overneemt, maar dat maakt de radioloog niet overbodig. Sterker nog, het is voorstelbaar dat het gebruik van AI ervoor zorgt dat een radioloog er taken bij krijgt: het dubbelchecken van de AI-analyse bijvoorbeeld, of (meer ruimte voor) overleggen met collega’s over behandelopties.
Doordat bankmedewerkers niet meer hoefden te tellen, sorteren, stapelen, verplaatsen en administreren, kregen ze tijd voor andere zaken
Ander voorbeeld: de pinautomaat. Toen de ‘ATM’s’ in de jaren zeventig in de VS hun intrede deden, was de verwachting dat bankmedewerkers grotendeels overbodig zouden worden.
Het tegenovergestelde gebeurde. Tussen 1980 en 2010 nam het aantal bankbedienden toe van 500.000 naar 550.000. Daar zijn twee verklaringen voor. Allereerst namen de kosten voor het runnen van een bank door de komst van ATM’s enorm af, waardoor het aantal bankfilialen met 40 procent steeg. Gevolg: de vraag naar bankpersoneel nam toe – ook al nam het aantal personeelsleden per filiaal met een derde af.
De tweede verklaring: doordat de bankmedewerkers niet meer hoefden te tellen, sorteren, stapelen, verplaatsen en administreren, kregen zij tijd voor andere zaken, zoals het onderhouden van relaties met klanten en de verkoop van diensten als creditcards, leningen en beleggingsproducten – waardoor zij hun waarde voor de bank behielden.
Netto komen er juist banen bij
Kortom: nieuwe technologieën hebben overduidelijk invloed op werk en de arbeidsmarkt. Maar die invloed is niet eenduidig en verschilt per land, per industrie, per periode en per onderzoek.
Anna Salomons onderzocht met coauteur David Autor de effecten van automatisering in negentien landen gedurende een periode van 35 jaar. Hun conclusie was dat automatisering geen bedreiging vormt voor de totale werkgelegenheid van economieën. In sommige industrieën verdwijnen wel degelijk banen, maar in andere is juist meer werkgelegenheid. Van massawerkloosheid is in ieder geval geen sprake. Sterker nog, netto kwamen er banen bij.
In Nederland gebeurde hetzelfde, zo bleek uit onderzoek van het CBS naar de effecten van robots. Geen massawerkloosheid, geen robocalyps. Nee, er verdwenen banen én er kwamen banen bij.
Wij zijn geen paarden
De belangrijkste reden voor het uitblijven van de doemscenario’s? Dat zijn wij, mensen. Wij laten ons niet willoos verrassen door voorbijrazende automatisering.
‘De mens is geen paard’, zegt Anna Salomons.
Denkers die zich buigen over ‘technologie en werk’ willen het lot van de mens nog weleens vergelijken met dat van het paard.
Tot zo’n 120 jaar geleden vervulden paarden cruciale rollen in moderne economieën. Ze waren onmisbaar in de bouw, in de landbouw, voor vervoer in steden. Zonder paarden verloren legers oorlogen en kwamen brieven weken te laat aan.
Toen kwam de motor, en met de motor kwamen de tractoren, de auto’s en de trucks. En door de tractoren, de auto’s en de trucks veranderde het paard van een onmisbare economische factor in een dier dat vooral van nut is voor hobbyisten, amazones en culinaire fijnproevers. Is dat ons voorland?
Nee, die mens-paardvergelijking klopt op drie fundamentele punten niet, stelt Salomons.
Allereerst zijn mensen geen onetrickpony’s. Paarden kunnen maar een beperkt aantal taken uitvoeren. Mensen kunnen nieuwe taken leren, taken die technologie (nog) niet kan uitvoeren. Denk aan de bankbedienden die ook uitstekende verkopers bleken te zijn toen ze geen cash meer hoefden te tellen. Of denk aan de radioloog die nu eindelijk wel genoeg tijd krijgt voor communicatie met patiënten.
Daarbij kunnen mensen – anders dan paarden – nieuwe dingen uitvinden, zegt Salomons. Wij zijn creatief en bedenken nieuwe goederen en diensten, vaak met behulp van technologie. We creëren daarmee ook níéuwe banen.
Daar houden de grootse, mediagenieke voorspellingen van de robocalyps meestal geen rekening mee. En het gaat om heel veel nieuwe banen. In de Verenigde Staten bestond het meeste werk dat in 2018 werd uitgevoerd in 1940 nog niet; 60 procent is daarna ‘uitgevonden’.
Die nieuwe-banenexplosie komt ook door een andere eigenschap die ons van paarden onderscheidt, licht Salomons toe. ‘Wij hebben inkomen en bezitten kapitaal. De afgelopen tachtig jaar zijn we mede door technologie rijker geworden en door te consumeren, creëren we nieuwe banen en werkgelegenheid.’
‘Als we dezelfde levensstandaard hadden willen houden als in 1920, dan had dat prima gekund en hadden we veel minder werk nodig gehad. Maar we willen op reis en koelkasten en iPhones. Daar hebben we dan weer meer arbeid voor nodig.’
Is er dan helemaal niets aan de hand? Gaan er banen weg, komen er banen bij, worden we allemaal rijker, en leeft iedereen nog lang en gelukkig?
Helaas.
Negatief neveneffect: de ongelijkheid neemt toe
Er verdwíjnt werk door automatisering. Er wórden mensen ontslagen. Dit persoonlijk leed is echt en wordt niet verzacht door de wetenschap dat er ergens anders een baan bij komt. Een kassamedewerker die zijn baan is kwijtgeraakt aan de zelfscankassa heeft niets aan de constatering dat er op macro-economisch niveau ‘reallocatie’ plaatsvindt.
Op microniveau ís automatisering een bedreiging voor werknemers. Dat blijkt uit ander onderzoek van Salomons naar meer dan 35 duizend Nederlandse bedrijven. Als een bedrijf automatiseert, vergroot dit de kans dat een werknemer zijn of haar baan verliest.
Maar op macroniveau speelt er ook iets wat economen als Salomons zorgen baart. Er vindt geen massawerkloosheid plaats, er komen – netto – banen bij, maar automatisering heeft wel een negatief neveneffect: het vergroot de ongelijkheid. Sinds de jaren tachtig is er sprake van een stevige polarisatie op de arbeidsmarkt.
Kort gezegd: de werkgelegenheid in zowel de hoog- als laagbetaalde banen is toegenomen, terwijl die in de middenbetaalde banen is afgenomen. De kloof tussen de lage en de hoge inkomens werd groter en het is steeds moeilijker om die kloof te overbruggen.
In dit plaatje is goed te zien hoe dit uitpakt in zestien EU-landen:
Dit werkt zo.
Sinds de opkomst van industriële robots, computers en software vanaf de jaren tachtig, draait automatisering vooral om routinemátige taken. Dat zijn taken die op een standaard manier zijn uit te voeren: voorspelbaar en in regeltjes te vatten. De assemblage van een auto. Boekhoudkundige berekeningen. Administratief werk. Sectoren met veel routinematige taken worden sterker geraakt door automatisering. En dit zijn vooral middenbetaalde banen.
De meeste laagbetaalde banen bestaan niet uit automatiseerbare taken, legt Salomons uit. ‘Denk aan thuiszorgmedewerkers, schoonmakers of kappers. Dat is interpersoonlijk en fysiek onvoorspelbaar werk. Iedere persoon, elk huis en elk haar is weer anders. Daar kun je niet even een algoritme voor schrijven.’
Ook mensen in hoogbetaalde banen liepen tot nu toe weinig risico, licht Salomons toe. Integendeel. ‘Ik word niet vervangen door technologie, maar word er als onderzoeker juist door geholpen. Ik kan heel snel mijn data analyseren. Daardoor doe ik veel sneller onderzoek. Maar de technologie maakt mij niet overbodig, want ik moet nog wel nadenken, lesgeven en artikelen schrijven. Daar heb ik nu meer tijd voor.’
Ziedaar de belangrijkste ontwikkeling op de arbeidsmarkt van de afgelopen veertig jaar: de vruchten van technologische vooruitgang worden vooral geplukt door de hoogopgeleide elite.
Maar ook hier geldt: de mens is geen paard. Mensen zijn politieke wezens en ze bouwen een politiek systeem waarmee zij de samenleving vorm kunnen geven.
Salomons wijst op de grote verschillen tussen landen in de verdeling van inkomen. Op het plaatje hieronder zie je de zogenoemde ginicoëfficiënt, die de inkomensongelijkheid in een land aangeeft.
Je ziet er duidelijk de invloed van politiek in terug. Zonder herverdeling is de inkomensongelijkheid in Nederland en de VS even groot (0,57 procent). Maar na belastingen en socialezekerheidswetten – beide het resultaat van politieke beslissingen – is de inkomensongelijkheid in de VS (0,42) veel groter dan die in Nederland (0,33).
Salomons bedoelt maar: wij ondergaan die technologie niet passief. We tuigen instituties op, hebben een onderwijssysteem en een belastingstelsel.
‘Sommige economen vergelijken het met het vinden van een oliebron’, zegt Salomons. ‘Wat doe je ermee? Noorwegen heeft olie, Saudi-Arabië heeft olie. Dat zijn twee heel andere samenlevingen. En dat is de echte uitdaging van die nieuwe tech. Niet de robocalyps, niet de massale werkloosheid of andere doemscenario’s. Maar de vraag: hoe verdeel je de lusten en de lasten? En hoe stimuleer je dat technologie positieve gevolgen heeft voor banen en werkers?’
Is AI wel een gamechanger?
Tot nu toe bleven alle doemscenario’s van de afgelopen decennia uit.
Maar nu is daar een nieuwe technologie, AI, en horen we ze weer.
‘Binnen tien jaar is AI in staat om 80 procent van al het werk van 80 procent van alle vandaag bekende banen te doen’, zegt superinvesteerder Vinod Khosla. AI-goeroe Ben Goertzel denkt zelfs dat binnen een paar jaar al 80 procent van de banen door AI zal zijn vervangen. En volgens Elon Musk – nooit te beroerd de overtreffende trap te gebruiken – zal kunstmatige intelligentie ál het werk overbodig maken.
Ís het deze keer anders?
Anna Salomons verwacht niet dat er nu opeens wel massawerkloosheid optreedt. Ook met kunstmatige intelligentie zullen er veel nieuwe taken en banen bij komen en ook nu zullen wij geen paarden blijken. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat dát anders zal zijn.
Wel denkt de hoogleraar dat generatieve AI een potentiële gamechanger is en de arbeidsmarkt fundamenteel kan veranderen. ‘Het gaat heel hard en ik kan mij daarom de zorgen over baanzekerheid goed voorstellen.’
Wat deze technologie potentieel onderscheidt van andere technologieën, is dat er andere taken door kunnen worden uitgevoerd, die belangrijk zijn voor een ander type banen en een ander type werker.
Tot dusver verving automatiseringstech vooral routinematige taken, ook wel ‘rules-based tasks’ genoemd omdat ze perfect in regels te vatten zijn. Andersom: taken die niet perfect in regels te vatten zijn, waren in principe ook niet te automatiseren.
Tot nu toe bestond er geen technologie die voor jou een artikel kon schrijven. Dat maakt AI echt anders
Maar dat is met dit type AI anders, zegt Salomons. ‘Je hoeft niet meer te weten hoe iets precies werkt om het te kunnen automatiseren. Deze technologie voorspelt wat een mens waarschijnlijk zou doen en is daarvoor getraind met een hele hoop data.’
Dan gaat het bijvoorbeeld om heel veel teksten van schrijvers en journalisten. Om bakken code van programmeurs. Om beelden, video’s en films.
Salomons: ‘Tot nu toe bestond er geen technologie die voor jou een artikel kon schrijven of een idee voor een nieuwe tv-show, onderzoek, marketingstrategie of reclamecampagne verzon. Dat maakt AI echt anders.’
Het gaat, kortom, om cognitieve en creatieve taken – taken waarvan altijd aangenomen werd dat ze niet te automatiseren waren. Dat zijn ook taken die horen bij goedbetaalde banen die worden uitgevoerd door hoogopgeleiden. Bij de mensen die tot voorheen de automatiseringsdans ontsprongen en vooral de positieve effecten ondervonden.
Salomons noemt het ‘toekomstmuziek’ en ‘speculatie’, want over de langetermijneffecten op de arbeidsmarkt is nog niet zoveel te zeggen, maar een zonniger lezing van het AI-effect is dat het de ongelijkheid op de arbeidsmarkt kan verkleinen. ‘Normaal gesproken zijn de cognitieve banen de hoogbetaalde banen die niet iedereen kan doen. Een arts heeft bijvoorbeeld enorm veel opleiding en ervaring nodig om een diagnose te kunnen stellen. Stel dat lager geschoolde zorgmedewerkers met behulp van AI nu ook diagnoses kunnen stellen. Dan hebben zij meer toegevoegde waarde en krijgen ze ook meer betaald. Dit kan de polarisatie op de arbeidsmarkt verkleinen.’
De onderzoekster wijst op recente onderzoeken die laten zien dat vooral mensen met weinig werkervaring veel kunnen hebben aan het gebruik van generatieve AI. ‘De beste schrijvers of onderzoekers hebben er niet zoveel aan. Maar de mensen die pas net beginnen wel. Logisch ook, want die modellen zijn getraind met data van ervaren mensen.’
Technologie is geen contextloze natuurkracht – wij maken het, bedenken het, gebruiken het
Er is al wel iets aan het schuiven, op anekdotisch niveau. Zo bleek uit Amerikaans onderzoek dat een aantal maanden na de lancering van ChatGPT freelance copywriters en grafisch ontwerpers minder opdrachten kregen via een online platform. Ze verdienden ook minder. Nieuwsberichten lijken die trend te bevestigen: vertalers, ontwerpers, developers kunnen last hebben van generatieve AI. En er verschijnen berichten van bedrijven waar mensen worden ontslagen en waar AI (een deel van) hun taken gaat overnemen.
Wat bij mij de vraag oproept: zouden deze mensen hun baan nog hebben als AI er niet was geweest? Is AI, met andere woorden, oorzaak of excuus?
‘ChatGPT took their jobs,’ las ik in The Washington Post. Maar dat deed ChatGPT natuurlijk niet; het was hun baas.
Dit raakt aan het belangrijkste inzicht dat ik opdeed tijdens dit onderzoek. Het antwoord op de vraag wat het effect is van technologie op de arbeidsmarkt heeft meer met kéúzes te maken dan met technologie. Veel belangrijker dan wat een technologie kan, is wat wij met die technologie dóén.
En dat vergeten profeten en voorspellers nog weleens. Technologie is geen contextloze natuurkracht. Wij bedenken het, wij maken het, wij gebruiken het. Het effect van AI op de arbeidsmarkt hangt veel minder af van AI zelf dan van politiek, van economie, en van ons. Dat is best geruststellend. Toch?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.