‘Mijn nier mag eruit. Dat weet ik bijna zeker. Ik weet alleen nog niet waarom.’ blaast rimpels in het schuim van zijn cappuccino. We zitten in de kantine van het ziekenhuis waar hij net een introductiegesprek had over anonieme nierdonatie. Een kwartier geleden keken we in een kamertje zonder ramen naar foto’s van een niertransplantatie. Naar een foto van een chirurg die op het punt staat in een patiënt te snijden. Naar een foto van een open buik vol slangen en klemmen. Naar een foto van een nier op een schaaltje.

Tim vond het boeiende beelden. Kantelde af en toe zijn hoofd om het iets beter te kunnen zien. De arts voorziet de slideshow van commentaar. Op de laatste foto in de reeks staat een donor, vier maanden na haar operatie. De vrouw tilt haar shirt op, linksonder op haar buik zit een dik roze litteken. De arts zegt er voor de duidelijk bij dat het litteken de rest van je leven goed zichtbaar blijft. Tim vindt dat prima, hij is niet zo ijdel. Toch kan hij zich vooralsnog niet voorstellen dat het over een tijdje misschien wel zijn lichaam is, daar op die operatietafel, de hand van een chirurg in zijn opengesneden buik.

Nier in de kliko

In zijn directe omgeving heeft Tim nog maar met weinig mensen gepraat over zijn voornemen. Zijn vriendin is wel op de hoogte, maar omdat Tim eerst uit wil zoeken hoe hij zelf denkt over de donatie, zonder andermans standpunt daarin mee te hoeven nemen, is zij er niet bij tijdens dit eerste gesprek. Ze vindt het ‘echt iets voor Tim’ om een operatie als deze te overwegen, maar is het er niet helemaal mee eens. Tim: ‘Ze weet dat ik graag anderen help, dus ze begrijpt waarom ik dit wil. Maar als ik haar zou laten kiezen, dan zou ze wellicht nee zeggen.’ Na dit gesprek is het aan Tim zelf om het ziekenhuis te bellen voor een vervolgafspraak. Mocht hij daartoe beslissen, dan ziet hij dat als een goed moment om het aan zijn ouders en vrienden te vertellen. ’Mijn moeder maakt me af, vrees ik.’

Na dit gesprek is het aan Tim zelf om het ziekenhuis te bellen voor een vervolgafspraak. Dat ziet hij als een goed moment om het aan zijn ouders en vrienden te vertellen

Het gesprek met de arts duurt ongeveer een uur. Het eerste halfuur vertelt ze over het fysieke aspect van de procedure. Tim stelt niet veel vragen: het meeste weet hij al van internet. Pas in de tweede helft van het gesprek, als de arts zich richt op het psychische aspect van de donatie, begint Tim wat heen en weer te schuiven op zijn stoel. Hij stelt vragen over de chirurg die hem zal gaan opereren. Heeft hij van tevoren al contact gehad met de ontvanger van zijn nier? Zal hij zorgvuldig met hem omgaan? Ook als hij bijvoorbeeld weet hoe ziek de ontvanger is, en de operatie daardoor zo snel mogelijk wil uitvoeren? De arts stelt hem gerust: de chirurg weet pas kort van tevoren wie de donor en de ontvanger gaan zijn.

Dan valt er een stilte. De arts vraagt Tim waarom hij overweegt zijn nier af te staan. Hij zegt dat hij het nog niet weet. De arts zegt: ‘Oh.’

In de ziekenhuiskantine laat Tim even later zijn gedachten de vrije loop. ‘Ik snap dat de arts één goede reden wil hebben, maar ik weet het gewoon nog niet. In de eerste plaats doe ik het voor die ander; ik wens iedereen een goede kwaliteit van leven toe. Maar misschien doe ik het ook een beetje voor mezelf, omdat ik er een goed gevoel van krijg om iemand te helpen. Misschien wil ik mijn kinderen wel behoeden, zodat zij op het moment dat ik kom te overlijden niet de keuze hoeven te maken of het ziekenhuis mijn organen wel of niet mag hebben.’ 

Misschien wil ik mijn kinderen wel behoeden, zodat zij op het moment dat ik kom te overlijden niet de keuze hoeven te maken of het ziekenhuis mijn organen wel of niet mag hebben

‘Ik weet dat je dat voor je dood ook zelf aan kunt geven met een donorcodicil, maar daarmee dwing je eigenlijk je nabestaanden om die keus te accepteren... Weet je, het voelt gewoon goed om dit bij leven te doen. Op dit moment misschien vooral omdat ik geen goede reden kan bedenken om het níet te doen. Natuurlijk zijn er de nadelen van de operatie en het revalideren, maar ik ben jong en gezond: dat overleef ik wel.’

Tijdens het geprek zie ik Tim één keer fronsen, en dat is wanneer de arts vertelt dat er altijd een kans bestaat dat de transplantatie niet slaagt. ‘Die kans is heel klein, maar het kan gebeuren dat er iets misgaat en je nier nog dezelfde dag in de kliko ligt. Dat kan moeilijk te verkroppen zijn als je daarna nog maanden moet revalideren van een ingreep die dus eigenlijk voor niets is geweest.’

Bescherming

Tim en ik mailen en bellen in aanloop naar het gesprek in het ziekenhuis regelmatig. Hij is een zelfverzekerde, intelligente gast. Na het verschijnen van mijn eerste stuk over Samaritaanse donatie, praten we uitgebreid over de impact die het online komen van dat verhaal op hem heeft gehad. Waar we het onder meer over hebben, zijn de reageerders die zich, zowel op De Correspondent als daarbuiten, kritisch tonen over het voornemen van Tim. Zo vroeg iemand zich af of ‘een goed gevoel prevaleert boven de verantwoordelijkheid voor drie kinderen’.

Weer iemand anders gaf Tim mee dat hij op deze manier geen nier meer zou hebben om aan zijn vrouw of kinderen te doneren, mocht dat ooit nodig zijn. Hij reageert er nuchter op: ‘Ik heb de keuze om nú iemand te helpen. Dan ga ik niet mijn hele leven af zitten wachten of een van mijn kinderen al dan niet een nierziekte krijgt. Ik snap dat wanneer je een dergelijke beslissing neemt voor het oog van duizenden lezers, er mensen bij zullen zijn die vraagtekens zetten bij wat je doet. Maar toch is het pijnlijk als iemand die me niet kent in twijfel trekt of ik wel het beste voor heb met mijn kinderen.’

Ik vraag Tim of ik hem in bescherming moet nemen, vraag me zelfs even af of ik wel door moet gaan met het publiceren van zijn verhaal. Het is een ontzettend intieme beslissing die hij neemt, iets dat al ingewikkeld genoeg is zónder dat je te maken krijgt met kritische buitenstaanders. Maar Tim is onverbiddelijk: ik moet hem niet beschermen. Hij weet naar eigen zeggen heel goed waar hij aan is begonnen, zeker nadat we voor het verschijnen van het vorige verhaal spraken over de verschillende soorten reacties die hij kon verwachten. Tim wil zijn verhaal blijven delen. Hij ziet namelijk ook de positieve kant van de reacties. ‘Er zijn mensen die me aan het denken hebben gezet over wat ik nu eigenlijk wil, en vooral over waaróm ik dat wil. Uiteindelijk is de keuze aan mij, daarin laat ik me door niemand beïnvloeden, maar het kan nooit kwaad om ergens nog een keer extra over na te denken.’

Meestal lukt het

Tim speelt met zijn lege cappuccinobeker. ‘Ja. Dit is wat ik wil. Het enige dat me nog een beetje dwarszit, is dat ik na de operatie niet kan volgen hoe het gaat met de ontvanger. Mijn nier gaat eruit, ik moet daarna nog maanden revalideren, maar ik zal nooit weten hoe het gaat met degene die mijn nier heeft gekregen. Je hoorde net zelf wat de arts zei, dat van mijn nier in die kliko.’

Tijdens het gesprek in het kamertje vraagt Tim al een aantal keer of er echt geen manier is om na de operatie updates te krijgen over hoe het gaat met de ontvanger. De arts snapt zijn verlangen, maar benadrukt dat anoniem doneren ook echt anoniem is. Dan hervat ze haar praatje over slagingspercentages, maar Tim onderbreekt haar. ‘Ik zou echt heel graag willen weten of de transplantatie geslaagd is.’ De arts glimlacht. ‘Meestal lukt het.’