Op donderdagavond zou ik van New York naar Amsterdam vliegen. Ik was maar een paar dagen in New York geweest – voornamelijk vanwege het ziekenhuisbezoek van mijn moeder – maar soms moet je naar huis, al is het slechts voor een paar dagen.
In dit geval was een bijkomende reden dat ik van plan was een appartement te kopen, op aanraden van mijn accountant. Ik had een aardig appartement gevonden op de 88ste Straat, beter gezegd de moeder van mijn petekind had dat appartement gevonden, en wilde ik dat daadwerkelijk kopen, dan moest ik terug.
Van een koop kwam het niet, want mijn accountant, die al een tijd raadselachtig gedrag vertoont, was spoorloos verdwenen. Maar het is toch altijd aardig weer thuis te zijn, hoe kort ook. De inhoud van de koffer moet worden ververst en die verversing vindt doorgaans thuis plaats.
De reis donderdagavond naar JFK stond al in het teken van het noodlot. Om te beginnen zei de chauffeur die me ophaalde dat er een ongeluk was gebeurd in de Midtown Tunnel en dat we een andere route moesten nemen. Of ik misschien een goede alternatieve route wist.
Om te beginnen zei de chauffeur die me ophaalde dat we een andere route moesten nemen. Of ik misschien een goede alternatieve route wist
Ik dacht eigenlijk dat chauffeurs mensen zijn die goede, alternatieve routes weten maar ik was niet te beroerd om op mijn iPad te kijken. Ik zei: ‘Laten we de Eerste Avenue nemen, dat ziet er wel goed uit.’
Op de website die aangeeft hoe het verkeer doorstroomt met behulp van de kleuren rood, groen en geel zag het er aardig uit; in werkelijkheid was het behoorlijk beroerd. Maar met enige vertraging bereikten we toch JFK en omdat ik tegenwoordig rekening houd met calamiteiten onderweg naar het vliegveld had ik genoeg tijd om op JFK wat tonijntartaar te eten.
Die tonijntartaar smaakte zo voortreffelijk – de moeder van mijn petekind zegt dat beter is om geen tonijn meer te eten, maar soms zondig je – dat ik als een van de laatste passagiers bij de gate arriveerde.
Ik stapte in, viel in slaap en werd wakker toen we de gate verlieten om meteen daarna weer in slaap te vallen. Wie veel vliegt weet dat er in het vliegtuig maar één ding op zit: slapen. Lezen kan ook, maar slapen is eigenlijk beter.
Maar nog voor we waren opgestegen, een moment dat ik meestal even wakker word om daarna weer verder te slapen, werd bekendgemaakt dat we terugkeerden naar de gate. Er was, zei de captain, achterin het vliegtuig ‘een situatie’.
Een situatie. Dat kon van alles betekenen; dat er iets kapot was achterin of dat er achterin een vechtpartij was uitgebroken. Ik zat op rij 22, als er echt een vechtpartij zou zijn uitgebroken had ik daar toch iets van moeten merken.
Een vechtpartij was het ook niet, maar een man had met een mes gezwaaid tijdens het taxiën. Daarop waren allerlei veiligheidsprotocollen in werking getreden, de FBI had zich ermee bemoeid en de captain had bezworen dat de man gewoon per ongeluk dat mes tevoorschijn had gehaald en dat het vliegtuig veilig was.
Dat geloofde ik zonder meer. Misschien wilde de passagier een appeltje schillen. De moeder van mijn petekind heeft wel eens per ongeluk een zakmes mee het vliegtuig ingenomen, maar ze was wel zo verstandig dat zakmes verder niet te openen in het vliegtuig.
We moesten nog even op toestemming van de FBI wachten, maar dan zouden we kunnen vertrekken.
Die toestemming kwam, maar niet veel later meldde de captain dat de klok in de cockpit kapot was, en met een kapotte klok kon niet worden gevlogen. Hoe lang het zou duren om die klok te repareren was niet bekend.
Inmiddels zaten we zo’n vijf uur opgesloten in een Boeing 767, maar ach, misschien moet je pragmatisch zijn: thuis ben je waar je zit opgesloten. Thuis is van de nood een deugd maken.
Thuis ben je waar je familieleden het bidden niet kunnen laten
In de zomer van 2010 zweefde de moeder van de Hotelmens op het randje van de dood. Er werd gesproken over een hartoperatie, maar dat zag ze niet zitten. ‘Ik val nog liever dood neer op straat,’ zei ze. Nu werd ze alsnog geopereerd.
Thuis ben je waar je moeder in het ziekenhuis ligt
Sinds de zomer van 2010 heeft de moeder van de Hotelmens elke zomer kortere of langere tijd in het ziekenhuis doorgebracht. Zoals andere mensen in de zomer naar de camping in Frankrijk gaan, gaat zij in de zomer naar het ziekenhuis. En inderdaad, als hij haar opzoekt, ziet ze eruit alsof ze een goede vakantie achter de rug heeft.
Manon, die graag Frans wilde worden
Het ritueel verloopt meestal hetzelfde: de schrijver komt aan in de provinciestad en neemt een taxi naar het hotel. Het komt voor dat daar een brief voor hem klaarligt met instructies. ‘Geachte heer Grunberg,’ staat bijvoorbeeld in die brief, ‘om 7 uur kom ik u halen.’ Maar wat er voor de rest gebeurd is?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!