Sjarel Ex, directeur van het Rotterdamse museum, leidt rond in het ondergrondse. 786 vierkante meter aan depotruimte, echt klein is het niet. ‘Destijds dachten ze: Hier kunnen we onze kunst wel kwijt,’ zegt Ex over zijn voorgangers, die dit depot in 1972 in gebruik namen. ‘Toen is die verzamelwoede eigenlijk al begonnen.’
Een vacuüm is snel gevuld: inmiddels zijn de negen depots – ‘kluizen’ – in de kelder zó vol dat er om de volledige museumcollectie van meer dan 144.000 objecten te kunnen herbergen vijf externe depotruimtes zijn bijgekomen. Ex gaat voor in een van de kluizen: er worden sculpturen in bewaard, grote op de grond, kleine in stellingkasten.
‘Dit is een beetje een zorgenkindje’
‘Kijk, twee nieuwe aanwinsten,’ zegt hij, wijzend op twee objecten van Man Ray. Kleine sculpturen zijn het, die in zo’n rek beduidend minder indruk maken dan ze vermoedelijk op een mooi uitgelichte sokkel in een van de museumzalen hierboven zouden doen. Even verderop ligt de steen van Wim T. Schippers. Nu niet zwevend, want de elektromagneten zijn tijdelijk kapot: ‘Dit is een beetje een zorgenkindje.’
Dat laatste geldt eigenlijk voor de hele kelder. Behalve dat ’ie vol zit, zijn ook niet alle kluizen in het museum up-to-date – brandwerende deuren, droge leidingen, airconditioning, dat werk. Een paar jaar geleden nog overstroomde de boel – ‘het water liep goddank niet de kluizen in, maar het was doodeng.’
Deze week stuurt de gemeente een concept bestemmingsplan voor het Rotterdamse Museumpark naar de gemeenteraad; die stemt begin 2015 over de plannen van het museum om een gloednieuw ‘Collectiegebouw’ neer te zetten in het Rotterdamse Museumpark.
Een gebouw met een weerspiegelende buitenkant moet het worden, met binnenin genoeg ruimte om de over verschillende depots verspreide collectie te kunnen herbergen. Alle kunstwerken onder één dak, in een depot dat ook nog eens ‘open’ is: toegankelijk voor het publiek.
Bij omwonenden vallen de plannen niet altijd even goed. De ophef heeft vooral te maken met de locatie – midden in het Museumpark – en het groen dat voor de nieuwbouw moet wijken. Maar het Collectiegebouw gaat over meer dan opvallende architectuur. Zo’n open depot is namelijk een radicaal antwoord op de klachten over ‘dichtslibbende’ depots die steeds vaker te horen zijn, en past naadloos in een tijd die de nadruk legt op transparantie, beschikbaarheid en interactiviteit.
Meer opslag- dan tentoonstellingsruimte
Nederland telt een kleine achthonderd musea die samen miljoenen objecten beheren. Naast kunstmusea zitten daar ook tal van volkenkundige, historische wetenschappelijke musea bij. De meeste objecten die zij beheren zijn publiek bezit. Hun takenpakket is tweeledig: ze moeten zorg dragen voor het cultureel erfgoed én ze moeten dat erfgoed ontsluiten. Die twee functies vervullen musea enerzijds in hun depots, waar ze objecten zo goed mogelijk conserveren; en anderzijds in de museumzalen, waar werken worden getoond aan het publiek.
De afgelopen anderhalve eeuw hebben Nederlandse musea veel meer verzameld dan ze tentoon kunnen stellen. Schattingen van de verhouding tussen werken in het depot en op zaal lopen uiteen, maar feit blijft, zegt Patty Wageman, voormalig hoofd Collectie en onderzoek van Boijmans, dat je altijd ‘meer vierkante meter opslagruimte hebt dan tentoonstellingsruimte.’
En die vierkante meters zitten vol met werken die, zoals toenmalig directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau Paul Schnabel het twee jaar geleden formuleerde tijdens een symposium over ‘Onbeheersbaar Erfgoed’, ‘het depot nooit meer [zullen] verlaten en weliswaar veilig bewaard toch ook nooit meer opgepakt, bekeken of getoond worden’.
‘Verheffen betekent nu iets anders’
Het Collectiegebouw moet straks niet alleen de collectie herbergen, maar ook het publiek een ervaring bieden die tot dan toe alleen was voorbehouden aan conservatoren, depotbeheerders, en zo nu en dan een gelukkige journalist.
In plaats van tentoonstellingen te bezoeken die door conservatoren zijn samengesteld, kunnen museumbezoekers straks zelf door het open depot dwalen en zo hun eigen ‘associatiepatronen’ volgen, zoals Ex het noemt. Dat ‘ongeregisseerde,’ zegt hij, is wat het Collectiegebouw ‘zo spannend’ maakt.
Een plek waar je keuzes leert maken
Het museum wil nog steeds ‘het volk verheffen,’ zegt Ex, maar dat verheffen betekent nu iets anders dan vroeger. Vroeger was het museum een plek waar je iets leerde over kunst – of over geschiedenis of wetenschap of wat dat ook –, nu moet het een plek worden waar je leert ‘zelf kritisch te zijn, keuzes te maken.’ De inpandige wanden worden, uiteraard, waar mogelijk van glas.
Het museum in tijden van internet?
Het is verleidelijk om in de nadruk op transparantie en regieloosheid die het Collectiegebouw belichaamt, het culturele effect van een technologische ontwikkeling te zien. Alsof ‘het internet’ ons denken over museumbezoek en collectiebeheer heeft veranderd. Alsof datgene wat we online doen – onze eigen ‘exposities’ cureren met behulp van Tumblr en Pinterest, of letterlijk, op Google’s Art Project – nu eindelijk ook mogelijk wordt in the real world. Of alsof het publiek inmiddels heeft geleerd dat alles altijd op afroep beschikbaar is – en het museum simpelweg niet kan achterblijven.
Surfen, customizen, zelf een verhaal vertellen
Het open depot dat Ex voor ogen heeft doet in elk geval denken aan de onlinewereld, een web van bronnen en verhalen waar je een selectie uit maakt. Surfen, customizen, zelf een verhaal vertellen in plaats van luisteren naar een zogenaamde autoriteit: het zijn dé kenmerken van deze tijd, en ook het museum wil ze graag faciliteren.
‘Het zou best een cultuurverschijnsel kunnen zijn,’ zegt Ex, over de behoefte aan transparantie en regieloosheid. ‘Dan is het dus ook tijdelijk. Toch denk ik dat we er als museum bij gebaat zijn om daarin mee te gaan.’ Niet alleen om de bezoekersaantallen op te krikken, overigens. Want voor het museum geldt: ‘Dat wat niet in zicht is, wat niet vindbaar of oproepbaar is, raakt weg.’
Met 144.000 objecten verspreid over het museum en verschillende depots, wil hij maar zeggen, is het ‘uit het oog, uit het hart.’ Wie nu in het museum rondloopt ziet van de collectie ‘ongeveer zes of zeven procent.’ Met wat er elk jaar nog wordt uitgeleend en opgevraagd ‘wordt er op jaarbasis best een flinke taartpunt van de collectie gebruikt, zo’n 30 procent.’ Maar voor de rest van de taart geldt toch: ‘Als iets je niet meer interesseert, dan vergeet je het. Dan verdwijnt het uit je kennisgebied.’ Zet alles bij elkaar in een glazen kast – of een open depot – en je weet weer wat je hebt.
Rood, oranje en groen
Vooruitlopend op het gemeentebesluit en de bouw – als alles goed gaat, opent het Collectiegebouw in 2017 – is het museum daarom alvast begonnen met een intensieve ‘herijking’: de collectie opnieuw onder de loep nemen en beslissen welke objecten er wel of niet mee mogen naar het nieuwe depot. De verzameling die straks naar het Collectiegebouw verhuist zal leaner and meaner zijn.
‘Als je erachter komt dat ergens al veertig, vijftig jaar niet naar is omgekeken, dan kan het bij iemand anders misschien wel liefdevoller worden behandeld,’ zegt Ex. Mede daarom gaan niet alle objecten die nu over al die depots verspreid zijn, mee naar de nieuwe Ark van Boijmans.
Patty Wageman legt uit hoe het herijkingsproces van het museum eruitziet. ‘We lopen door de collectie en geven werken een code, onder meer gebaseerd op de kunsthistorische waarde van het object, of het een beroemde kunstenaar is, of hij of zij thuis hoort in een belangrijke groep. We bekijken ook hoe het werk is binnen gekomen’ – of het bijvoorbeeld is geschonken door een verzamelaar die aan zijn of haar gift de eis verbond dat het museum het niet meer weg zou doen.
Pas in het uiterste geval mag je een werk verkopen
Wanneer een werk de code rood krijgt – andere opties zijn oranje en groen – dan wordt de Lamo gevolgd. ‘Dat betekent dat je eerst nóg een keer onderzoek moet doen naar de herkomst, en nóg een keer moet kijken of je er echt niets mee kan. Dan moet je het eerst aan andere musea binnen Nederland aanbieden. Als de erfgenamen nog in leven zijn, moet je die inlichten. De kunstenaar zelf ook, trouwens. En pas in het uiterste geval mag je het verkopen.’
Behalve een afgeslankte collectie moet het herijkingsproces ook een ‘aanscherping van het verzamelbeleid’ met zich meebrengen, vertelt Wageman: weten wat je wel en niet tot de collectie vindt behoren, en op basis daarvan strengere keuzes maken in de toekomst.
Verzamelen nieuwe stijl
Een open depot, een herijkte collectie – met de plannen voor het Collectiegebouw loopt Boijmans voorop in de veranderende opvattingen over het verzamelen, vertonen en ‘ontzamelen’ van kunst en erfgoed die zich in museumland beginnen af te tekenen.
Al is het einde van de verzamelwoede zelfs met het Collectiegebouw waarschijnlijk nog niet in zicht. Het open depot zal namelijk ook nog 1.950 vierkante meter opslagruimte aanbieden voor privécollecties. ‘Wij weten veel van beheer en behoud,’ zegt Ex – meer vaak dan particuliere verzamelaars. ‘En we hebben straks de hoogste kwaliteit bewaking en klimatisering, de meeste expertise, en 150 jaar ervaring in huis. Dus we gaan mensen ondersteunen. In het verzamelen.’
En we noemen het: de aard van het beestje.
Hoe ziet het museum van de toekomst eruit? Verzamelde kunst leeft doorgaans in musea. De manier waarop we deze kunst beheren is constant aan verandering onderhevig. Hoe ziet het museum van de toekomst eruit? Struinend door de depots en gangen van Nederlandse collecties ga ik de komende weken op zoek naar een antwoord. Jullie vragen en suggesties zijn zeer welkom. De kunstverzamelaar die niets wil bezitten Verzamelaars en verzamelingen zijn er in allerlei soorten en maten. In de kunstwereld maakt de particuliere verzamelaar na een halve eeuw relatieve radiostilte een comeback – met soms verrassende ideeën over de aard van een kunstcollectie. In mijn zoektocht naar de toekomst van het verzamelen profileerde ik de versplinterde verzameling van Han Nefkens. Zonder collectie ben je geen museum Het Amsterdamse fotografiemuseum Foam begon pas een paar jaar geleden met verzamelen. Wat is het belang van een collectie voor een museum? En waarom bestaat die collectie uit objecten in plaats van, bijvoorbeeld, digitale bestanden? Een interview met artistiek adjunct-directeur Marcel Feil. Zo begin je een kunstverzameling In het Stedelijk Museum in Amsterdam is nu een privécollectie van de kunstverzamelaars Martijn en Jeanette Sanders te zien, terwijl een andere verzamelaar - Joop van Caldenborgh - bij Wassenaar een kunstmuseum van wereldniveau bouwt. Dankzij hen kan iedereen van bijzondere selecties genieten. Is dat een goede reden om als liefhebber ook aan het verzamelen te slaan? Kunst kopen is dankzij het web namelijk makkelijker dan ooit, schrijft Ernst-Jan Pfauth. Op de hoogte blijven van alle kunst en cultuur op De Correspondent? Binnenkort houden cultuurcorrespondenten Lynn Berger, Marian Cousijn en Nina Polak je met de wekelijkse nieuwsbrief 'het Cultuurberaad' op de hoogte van alles wat er op De Correspondent over kunst en cultuur verschijnt. Daarnaast tippen we boeken, films, tentoonstellingen en meer.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!