Het was een historische stemming, afgelopen maandag in de Commissie Constitutionele Zaken van het Europarlement. Met tweeëntwintig stemmen voor en vier tegen nam de Commissie een aan waarin staat dat het Europarlement zelf wil beslissen waar het gehuisvest is. Dat klinkt als een alleszins redelijke eis. Maar in de Europese Verdragen heeft altijd iets anders gestaan. Na jaren, zo niet decennia van gemor over de rituele verhuizingen tussen Brussel en Straatsburg, wil het Europarlement daar nu verandering in aanbrengen. Als in november het voltallige Europarlement ook in meerderheid deze motie aanneemt, zal het voor de regeringsleiders heel lastig worden dit naast zich neer te leggen. 

Waarom zit het Europarlement eigenlijk in Brussel en Straatsburg?

Al bij de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in 1951 door de Beneluxlanden, Frankrijk, Duitsland en Italië was er onenigheid over welk land de instellingen mocht huisvesten. Nederland stelde Den Haag voor, België Luik, Frankrijk bij monde van aartsvader Jean Monnet nota bene het Duitse Saarbrücken en Luxemburg haar eigen hoofdstad. Uiteindelijk kwamen Luxemburg en Straatsburg uit de hoge hoed.

Na het tekenen van het Verdrag van Rome (1957) ter oprichting de Europese Economische Gemeenschap, was er opnieuw gesteggel over de plek waar de hoofdkwartieren moesten komen. De Belgische socialistische minister van buitenlandse zaken en oud-toptenniser Paul-Henri Spaak, naar wie nu een van de gebouwen van het Europarlement is genoemd, opperde Brussel. In april 1958 was er een stemming over de locatie. Brussel was favoriet. Door de Wereldtentoonstelling van 1958 stond de stad op de kaart en was de infrastructuur sterk verbeterd. Bovendien gold België als neutrale grond. Brussel kreeg de Europese Commissie toegewezen. Maar het was een brug te ver om de stad alle instellingen te geven. Luxemburg mocht het secretariaat-generaal van het Parlement en het Hof van Justititie houden, Straatsburg bleef de vergaderlocatie van het Parlement. En zo is het nu we een Europese Unie vormen grosso modo nog steeds.

Hè, is het dus nog erger, zit het Europees Parlement in drie steden?

Ja. En dat frustreert ook velen in het Europarlement zelf mateloos. Elke maand weer moeten ze weer de koffers pakken en voor de plenaire vergaderingen afreizen naar Straatsburg. Voor sommige ondersteunende diensten zijn ze dan weer op Luxemburg aangewezen.

In de maandag aangenomen motie staan vele fijne feitjes over de nadelen van dit alles. De afstand tussen Straatsburg en Brussel is 435 kilometer. De jaarlijkse kosten voor de hotelovernachtingen en treinreizen van de 754 Europarlementariërs en voor het heen en weer laten rijden van vrachtwagens vol dossierkisten bedragen tussen 169 en 204 miljoen euro. Dat is vijftien tot twintig procent van het hele budget van het Parlement. De CO2-uitstoot als gevolg ervan is negentienduizend ton. De gebouwen in Straatsburg staan 89% van de tijd leeg.

Maar de grootste kostenpost van dit verhuiscircus is zonder twijfel de imagoschade. Het bevestigt het beeld van de Europese Unie als een bureaucratisch gedrocht waar geld nodeloos over de balk wordt gesmeten. Niet voor niets ondertekenden 1,2 miljoen burgers een petitie waarin ze pleiten voor één zetel voor het Europarlement.

Is het Europarlement echt bij machte het reizende circus te sluiten?

Niet meteen. In het eind 2009 van kracht geworden   over de werking van de Europese Unie staat het ondubbelzinnig: ’Het Europees Parlement heeft zijn zetel te Straatsburg, voor de twaalf periodes van de maan­delijkse voltallige zittingen met inbegrip van de begrotingszitting. De bijkomende voltallige zit­tingen worden gehouden te Brussel. De commissies van het Europees Parlement zetelen te Brussel. Het secretariaat-generaal van het Europees Parlement en zijn diensten blijven in Luxemburg gevestigd.’

Daarom is in de motie die maandag is aangenomen ook niet te lezen dat het Parlement voor Brussel kiest en van Straatsburg en Luxemburg af wil. Eerst is een andere stap nodig: een verdragwijziging die inhoudt dat het Europarlement zelf volledig over haar organisatie mag beslissen, inclusief haar kalender en de locatie van haar zetel.

Wie kan daar nu op tegen zijn?

Dat is simpel. In de Commissie Constitutionele Zaken waren er vier tegenstemmen. Van vier Fransen. Het is verhelderend om de wijzingsvoorstellen die zij eerder tevergeefs in het tekst probeerden te krijgen te lezen. Ze wilden vermeld hebben dat elk van de zes staten die de Europese Economische Gemeenschap stichtten bij de stichting minimaal één institutie wensten te hebben. En dat dit nu feitelijk ook zo is. België huisvest de Commissie en De Raad. Luxemburg de Europese Rekenkamer, het Hof van Justitie en de Europese Investeringsbank. Frankrijk het Europarlement. Duitsland de Europese Centrale Bank. Italië het Gemeenschappelijke Onderzoekscentrum. En Nederland, we zouden het bijna vergeten, de European Police Office, het tegenwoordige Europol. Zeg nu zelf, is het acceptabel dat het grote Frankrijk, een van de stichtende naties, straks geen enkele Europese institutie meer herbergt?

Ook wilden de Fransen genoteerd zien dat Straatsburg een stad is dichtbij de grens van Frankrijk en Duitsland, en dat de keuze voor die stad de eenwording van Europa na eindeloze Frans-Duitse twisten symboliseerde.  Ze wensten dat nadrukkelijk op papier stond dat alle lidstaten er nog in het jongste verdrag mee akkoord zijn gegaan dat Straatsburg de zetel van het Europarlement is. Ze wilden opgeschreven hebben dat het om geneuzel ging over 0,04% van het totale budget van de Europese Unie.

Wie waren de opstellers van die motie eigenlijk?  

Ashley Fox, een Britse conservatief. En Gerald Häfner van de Duitse Groenen. Dat is bijzonder. Ze behoren niet tot een van drie grote Europese politieke families - de sociaal-democraten, de christen-democraten en de liberalen - maar wisten toch een ruime meerderheid achter zich te krijgen. En het is pijnlijk. Want een Brit en een Duitser dreigen Frankrijk zijn speeltje af te pakken.

Gaat dat ze lukken?

Nou, een gelopen race is het bepaald niet. De eerste horde is het voltallige Europarlement. Dat stemt in november over de motie van de Commissie. In Straatsburg. De leider van de christendemocratische fractie, de grootste in het Europarlement, is Jospeh Daul. En waar is de beste man geboren? Juist ja, Straatsburg. En de voorzitter van het Europarlement Martin Schulz, lid van de sociaal-democratische fractie, de tweede in grootte, heeft zich vorig jaar in een interview met de laten ontglippen dat hij één zetel voor het Europees Parlement wil. Straatsburg. 

Mocht de motie het wél redden in het Europarlement, dan moet er een verdragswijziging komen. Voor het zover is en alle achtentwintig lidstaten die geratificeerd hebben, zijn er vele jaren verstreken. Voorlopig pendelen die 754 Europese volksvertegenwoordigers dus nog wel even heen en weer.