Ergens in de maand februari van het jaar 2005 ging de moeder van mijn petekind met het petekind – hij was toen een maand of acht – naar Dublin om daar een nieuwe woning voor me te zoeken. Zelf heb ik nooit echt de tijd vrij willen maken om huizen of woningen te zoeken. Volgens mijn inmiddels overleden accountant moet ik een huis in New York kopen, maar de tijd die die zoektocht kost, baart me al op voorhand zorgen; ik besteed zo’n zoektocht liever uit.

In februari 2005 reisde ik zelf via Tel Aviv naar Windhoek, Namibië, voor onderzoek voor wat mijn roman Tirza zou worden. Per telefoon hield de moeder van mijn petekind mij op de hoogte van de voortgang. Ik herinner me vooral dat ze vertelde dat het zo hard waaide dat ze zich aan een lantaarnpaal moest vasthouden om te voorkomen dat ze weg zou waaien. Haar zoon, mijn petekind, zat in een kinderwagen en ze was bang dat ook hij weg zou waaien. Mijn moeder heeft tegenwoordig last van dergelijke angsten. Geregeld zegt ze: ‘Met dit weer ga ik niet naar buiten, want dan waai ik weg.’

‘Met dit weer ga ik niet naar buiten, want dan waai ik weg’

Ergens in die maand februari van het jaar 2005 vond de moeder van mijn petekind een gemeubileerde woning in de Harcourt Street. Gemeubileerd moest het zijn, de gedachte ook nog meubels te moeten gaan zoeken vond ik alleen al als gedachte deprimerend. Een tijd heb ik overwogen een advertentie te zetten met de volgende tekst: ‘Schrijver zoekt vrouw met meubelen.’ Tot iemand tegen me zei: ‘Misschien moet je ervan maken: ‘Schrijver zoekt meubelen. Vrouw die aan de meubelen vastzit geen bezwaar’.’

Enfin, de woning in de Harcourt Street bevond zich tegenover een nachtclub, wat gepaard ging met wat geluidsoverlast, maar aan de andere kant kon je elke avond een parade van jonge en minder jonge Ieren voorbij zien komen. Sommige van de Ieren waren al vrijwel naakt nog voor ze de nachtclub betraden. ’s Ochtends lag er geregeld wat kots voor de deur, maar het appartement was fantastisch en de buren zeiden: ‘Voor mijn huis ligt ook altijd wat kots. Fris is anders, maar de regen spoelt het vanzelf weg.’

Ach, niet al het alcoholisme is een teken van assimilatie, maar soms kan alcoholisme wel degelijk assimilatie zijn.

Tien jaar had ik in Dublin mijn tweede woning.

Er is een relatie begonnen, misschien moet ik zeggen: er zijn diverse relaties begonnen.

Ooit had ik aan een vrouw geschreven: ‘Je kunt me ontmoeten in Dublin, Montreux of New York.’ Dublin bleek voor haar het makkelijkste.

Mijn 35ste verjaardag, in 2006, vierde ik betrekkelijk groot in Dublin.

Nu ga ik Dublin verlaten. De dame die altijd de verwarming aanzette en de bedden opmaakte voor ik daar weer kwam, zei: ‘De laatste keer dat ik hier rondliep voelde ik het aankomen.’

Ik heb een woning in Berlijn gehuurd. Gemeubileerd, dat spreekt vanzelf.

Het is weemoedig om Dublin te verlaten. Ik had er wat litho’s van opgehangen. Die neem ik mee. En ik zal me in Berlijn ongetwijfeld prima thuis voelen; mijn ouders zijn er geboren. Maar toch, de les van Dublin zal ik niet vergeten: thuis ben je waar de regen de kots wegspoelt.

Thuis ben je waar iedereen zich bewust is van zijn taak De Hotelmens waagt zich aan een reeks gastcolleges aan de UvA. Zijn vermoeden dat er tussen hem en de academische wereld sprake is van een wederzijds gevoel van teleurstelling wordt er niet door weggenomen. Lees hier de column terug Thuis ben je waar je personages als intieme vrienden zijn De Hotelmens bezoekt twee jonge mensen in Wiesbaden. Zij hebben hem uitgenodigd een ei te komen eten. Maar als hij bij hen in de woonkamer zit, blijkt dat ze bevriend zijn geraakt met een van zijn romanpersonages. Lees hier het vorige feuilleton terug