‘Als je echt wilt begrijpen hoe Nederland in elkaar zit,’ hoorde ik Paul Schnabel eens opmerken, ‘dan moet je vooral veel televisiekijken.’ Misschien zegt één aflevering Ik hou van Holland wel meer over de tijdgeest dan een dik rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Misschien is het eerste homohuwelijk in Goede Tijden, Slechte Tijden wel net zo’n mijlpaal als de Wet openstelling huwelijk van 21 december 2000.
Dus zo kon het gebeuren dat ik een paar weken geleden met bovengemiddelde interesse naar SBS6 keek. In de lente van vorig jaar ging op deze zender een nieuw programma van John de Mol van start: Geld maakt gelukkig.
Wie heeft het geld het meeste nodig? En wie heeft de 10.000 euro echt verdiend?
Het format is simpel. Iedere werkdag gaan drie Nederlanders in acute geldnood de strijd aan. ‘Je gaat met de billen bloot voor honderd man publiek en een kritisch panel,’ vertelt de voice-over in het wervingsfilmpje. Het is de bedoeling dat de kandidaten hun verdrietige verhaal zo verdrietig mogelijk vertellen. Ze moeten alles uit de kast trekken om het publiek te overtuigen van hun leed. De honderd toeschouwers mogen namelijk ieder honderd euro weggeven.
Wat volgt is een parade van in-en-in trieste verhalen: mensen met schulden, mensen met aandoeningen, mensen met doodzieke kinderen, mensen die een laatste droomreis willen maken en mensen die zelfs de grafsteen voor hun geliefde niet meer kunnen betalen. Als al het leed is vastgelegd, en het ‘kritische panel’ (met onder anderen ‘sociaal advocaat’ Prem Radhakishun) zijn zegje heeft gedaan, geven de kandidaten nog één pitch van tien seconden. Dan is de keuze aan het publiek:
Wie heeft het geld het meeste nodig? En wie heeft de 10.000 euro echt verdiend?
So You Think You Can Dance Beg
Toen BNN in 2007 De Grote Donorshow aankondigde, waarin een terminale vrouw moest kiezen aan welke kandidaat ze haar nier zou doneren, was het land even te klein. Het CDA en de ChristenUnie wilden dat het programma zou worden verboden, minister Ronald Plasterk (PvdA) vond de show verwerpelijk en zelfs de Europese Commissie bemoeide zich ermee.
Uiteindelijk bleek het een hoax.
Maar Geld maakt gelukkig is geen grap. Het veroorzaakt ook nauwelijks ophef. Toen het eerste seizoen van start ging vertelde Prem bij RTL Late Night waarom hij ‘zo dankbaar’ is dat hij aan de show mag meewerken. ‘Je krijgt op een infotainment-manier informatie waar we anders onze schouders over zouden ophalen,’ vertelde hij. ‘Kom op man, het is de terugkeer van de solidariteit.’
Of is er iets anders aan de hand?
Thijs Lijster, filosoof aan de Rijksuniversiteit Groningen, ziet Geld maakt gelukkig als een symptoom van een brede verschuiving in het denken over armoede. Het is de verschuiving van solidariteit naar liefdadigheid. Deze ziet er ongeveer als volgt uit:
De verschuiving is al meer dan dertig jaar aan de gang. Werd een probleem als werkloosheid in de jaren zeventig nog als een collectieve uitdaging beschouwd, tegenwoordig wordt het eerder als een individueel probleem gezien. Indertijd ging het over de markt en de overheid, die te weinig banen zouden creëren. Maar anno 2015 zien we werkloosheid eerder als een gevalletje te weinig ‘human capital’ , of gewoon een kwestie van luiheid.
De verschuiving van solidariteit naar liefdadigheid vond niet alleen plaats in de politiek en de media, maar ook in de wetenschap. Pleitte de invloedrijke Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in 1976 nog voor ‘het recht op een bepaalde hoeveelheid middelen’ en in 1985 voor een onvoorwaardelijk basisinkomen; in 1987 veroordeelde de Raad juist de ‘grote vrijblijvendheid’ van de bijstand en in 2007 pleitte hij voor een ‘intensiever sanctiebeleid.’
Een programma als Geld maakt gelukkig komt dan ook niet uit de lucht vallen. Het is een product van de tijdgeest. De show is een soort van So You Think You Can Dance, maar dan voor mensen die denken dat ze zielig genoeg zijn.
Het format van John de Mol heeft bovendien veel weg van het format van de Sociale Dienst. Deze probeert de armen immers ook, zoals Prem, te dwingen tot meer ‘eigen verantwoordelijkheid.’ Met de nieuwe bijstandswet, die inging op 1 januari 2015, is er bijvoorbeeld een strafkorting voor eenieder die op ‘een gebrek aan persoonlijke verzorging’ of ‘onverzorgde kleding’ wordt betrapt. Ook de armen die niet willen verhuizen naar de andere kant van het land, niet genoeg solliciteren of weigeren ‘vrijwilligerswerk’ te doen dat zij als nutteloos ervaren, worden gekort. Gijsbert Vonk, hoogleraar socialezekerheidsrecht, spreekt ook wel van de opmars van de ‘repressieve verzorgingsstaat.’
Al met al is hulp niet langer een recht, maar een gunst. Steeds minder hulp wordt bovendien gefinancierd door belastingplichtige burgers, en steeds meer door gulle gevers (denk bijvoorbeeld aan de voedselbanken, waarvan de eerste pas in 2002 werd opgericht).
Het aloude onderscheid tussen de deserving en undeserving poor
Eigenlijk doen we zo een stap terug in de tijd.
De verschuiving van solidariteit naar liefdadigheid gaat namelijk gepaard met de terugkeer van een oud onderscheid, dat we kunnen traceren tot op de eerste Armenwet van koningin Elizabeth van Engeland (1533-1603). Er zouden zogenoemde ‘deserving’ en ‘undeserving poor’ zijn: armen die onze steun verdienen, en armen die hun ellende aan zichzelf te danken hebben.
‘Je begint iedere seconde sympathieker te worden,’ roept Prem tegen een man die failliet is gegaan, ‘eerst dacht ik: wat een loser’
In zowel de studio van SBS6 als aan het loket van de Sociale Dienst moeten de armen keer op keer bewijzen dat ze onze steun echt verdienen. Ze moeten laten zien dat hun ziekte wel erg genoeg is, hun depressie wel zwaar genoeg en hun kans op een baan wel klein genoeg. Als het over de stijgende zorgkosten gaat, hoor je ook steeds vaker dat ongezonde mensen eigenlijk een hogere premie zouden moeten betalen – vooral als ze hun ziekte aan zichzelf te danken hebben.
In Geld maakt gelukkig doen de deelnemers er alles aan om het publiek te overtuigen dat ze gewoon pech hebben gehad. Ze solliciteren zich suf, leven zo zuinig mogelijk – heus, hun valt echt niets aan te rekenen. Soms krijgen de kandidaten het panel met zich mee. ‘Je begint iedere seconde sympathieker te worden,’ roept Prem tegen een man wiens restaurant failliet is gegaan, ‘eerst dacht ik: wat een loser.’
Maar als een vrouw vertelt over de schuld die ze heeft overgehouden aan haar dure pilotenopleiding, ontsteekt Prem in woede. Waarom is ze zo dik? Hoe wil ze ooit een nieuwe baan krijgen als ze er niet uitziet als een aantrekkelijke pilote? Als een mishandeld meisje vertelt over haar schuld bij de NS vraagt Prem of ze soms niet weet dat je moet betalen voor een treinkaartje.
De suggestie is helder: hebben deze domme vrouwen onze steun eigenlijk wel verdiend?
De tirades van Prem doen denken aan oude woorden van George Orwell , die zich tachtig jaar geleden al afvroeg waarom ‘mensen aannemen dat ze het recht hebben tegen je te preken zodra je inkomen onder een bepaald niveau is beland.’ Maar wie geen zin heeft in de vernedering van de ‘sociale advocaat’ van SBS6 of de ‘activeringsconsulent’ van de gemeente – of wie zijn ellende gewoon niet zo goed kan pitchen – die valt steeds vaker buiten de boot.
Armoede is peperduur (en heel goedkoop om vanaf te komen)
Eén ding mogen we niet vergeten: de afbrokkeling van de solidariteit is niet alleen het probleem van de armen.
Solidariteit is ook een kwestie van eigenbelang: een samenleving wordt er steviger, gezonder en rijker van. Zo organiseerde de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen aan het begin van dit jaar nog een symposium met de titel ‘Hoe duur is armoede?’
Het antwoord bleek vrij eenvoudig: armoede is peperduur. Wie het als een individueel probleem beschouwt, blijft blind voor de maatschappelijke kosten: de verspilling van talent, de lagere belastinginkomsten en het uitdijende zorg-, politie- en justitieapparaat. Een chronische dakloze kan zomaar de Balkenendenorm toucheren – niet qua salaris, maar qua maatschappelijke kosten.
De welvaartsziekten van tegenwoordig zijn bovenal armoedeziekten, vertelde Godfried Engbersen, hoogleraar sociologie in Rotterdam, tijdens het symposium. Arme mensen roken vaker, drinken vaker en eten ongezonder, wat resulteert in kanker, diabetes en obesitas. Het is een vicieuze cirkel: armoede leidt tot ongezond gedrag, wat leidt tot een slechtere gezondheid, wat leidt tot nog meer armoede.
Wie in Amsterdam de taxi pakt van Oud-Zuid naar Nieuw-West legt niet alleen zeven kilometer af, maar die komt ook terecht in een wijk waar de levensverwachting maar liefst zeven jaar lager ligt. Volgens Engbersen zouden we ons moeten richten op de structurele oorzaken van deze slechte gezondheid, zoals de lage lonen, de werkloosheid en het te veel aan vet, suiker en zout in het eten. Het heeft weinig zin om, à la Prem, met een megafoon Nieuw-West binnen te marcheren en te roepen dat iedereen zich aan de Schijf van Vijf moet houden.
Armoede uitroeien: wat kost het precies?
Stel, we gooien het roer helemaal om.
Wat als we maximaal zouden inzetten op solidariteit in plaats van liefdadigheid?
Tijdens het symposium maakte Cok Vrooman, hoofdonderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau, het rekensommetje. In 2013 leefden bijna 1,3 miljoen mensen onder de armoedegrens. Armoede komt het meeste voor onder kinderen: in 2013 waren er ongeveer 400.000 arme kinderen in Nederland. Er zijn bovendien veel mensen die werken, maar alsnog in armoede leven – zo heeft twee derde van de arme kinderen werkende ouders.
Eigenlijk komt het hier op neer: armoede is peperduur, maar armoede uitroeien is relatief goedkoop
Vrooman becijfert de kosten van het uitroeien van ál deze armoede – ‘verdiend’ of ‘onverdiend’ – op 2,1 miljard euro per jaar. Dat is ongeveer 0,3 procent van ons nationale inkomen. Ter vergelijking: Nederland geeft jaarlijks 4 miljard uit aan sigaretten, 6 miljard aan (grotendeels ineffectief) werklozenbeleid en 13 miljard aan vakanties. En o ja, het vermogen van John de Mol wordt op 2,3 miljard geschat.
Eigenlijk komt het hier op neer: armoede is peperduur, maar armoede uitroeien is relatief goedkoop. Natuurlijk, met die 2,1 miljard heb je niet alle problemen direct verholpen – van een lage opleiding tot een slechte gezondheid, van een depressie tot sociale uitsluiting. Maar uit recent onderzoek van Eldar Shafir, psycholoog aan de Universiteit van Princeton, en Sendhil Mullainathan, econoom aan de Universiteit van Harvard, blijkt dat vooral de context van armoede leidt tot overgewicht, drankmisbruik en andere onverstandige beslissingen. Armoede is geen karaktergebrek, het is een geldgebrek.
De rekensom van Vrooman laat ondertussen zien dat er niets vanzelfsprekends is aan armoede. Dat er nu 124.000 meer arme kinderen zijn dan in 2007 is geen natuurverschijnsel. Armoede kun je prima bestrijden als samenleving. En de kans is groot dat iedereen daarvan profiteert: de maatschappelijke baten zijn zelfs groter dan de kosten.
Neem alleen al de armoede onder kinderen: in de VS worden de kosten (in termen van een duurdere zorg, meer criminaliteit, lagere productiviteit en lagere belastingopbrengsten) op 4 procent van het nationaal inkomen geschat. In Engeland is het 3 procent en in Nieuw-Zeeland 4,5 procent. Stel, we zetten de kosten van louter de kinderarmoede in Nederland op 1 procent van het bbp. Dat is 6 miljard euro per jaar: drie keer zoveel als het uitroeien van de armoede hier zou kosten.
Conclusie: het is tijd voor een nieuwe verschuiving, weg van de liefdadigheid en terug naar de solidariteit. Daar zal iedereen wel bij varen. De enige die verliezen zijn misschien nog John de Mol en Prem, want ik heb werkelijk geen idee hoe je iets als collectieve, geïnstitutionaliseerde solidariteit in een pervers televisieformat giet.
Waarom arme mensen domme dingen doen Armoedebestrijding in Nederland is vaak op een misvatting gebaseerd: dat armen het beste zichzelf aan de haren uit het moeras kunnen trekken. Een baanbrekende theorie over de gevolgen van geldgebrek voor je denkvermogen laat zien dat dat niet klopt. Ongelijkheid is goed voor iedereen (en nog zes mythes die rijp zijn voor de prullenbak) De economische wetenschap maakt een turbulente tijd door. Als er één thema is waar de oude zekerheden wankelen, dan is het ongelijkheid. Het ene na het andere dogma over de verdeling van inkomen en vermogen is in de afgelopen jaren in rook opgegaan. Tijd voor een overzicht. Lees ook Rutgers boek: ‘Gratis geld voor iedereen.’ Een paar maanden geleden verscheen Rutgers boek over hoe het anders kan – van een basisinkomen voor iedereen tot een werkweek van vijftien uur, van een wereld zonder grenzen tot een wereld zonder armoede. De Volkskrant schreef: ‘Schaamteloos grote ideeën, een genot om te lezen.'
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!