Schokkend nieuws: meer dan de helft van de wetenschappelijke adviseurs van de Europese organisatie die de veiligheid van ons eten moet bewaken, heeft een belangenconflict. Dat stelt althans Corporate Europe Observatory (CEO), de organisatie die het als missie heeft te waken over de invloed van het bedrijfsleven op Europese wetgeving.

In haar publicatie  oordeelt CEO dat de ‘vreselijke resultaten’ van haar onderzoek naar belangenverstrengeling binnen de European Food Safety Authority (EFSA) ernstig doen twijfelen aan de geloofwaardigheid van het wetenschappelijke advies dat de hoogste Europese autoriteit op het gebied van voedselveiligheid geeft.

De EFSA lag eerder al onder vuur. Door de bias van haar wetenschappelijke onderzoekers zou ze verschillende keren Zo bagatelliseerde de club de invloed van suiker op de obesitasepidemie en miskende het de gevaren van de hormoonverstorende stof Bisphenol A.

Vreemd dat CEO belangenverstrengeling waarneemt bij een zo hoog percentage van de EFSA-wetenschappers. Want na jarenlange kritiek, niet alleen van CEO, maar ook vanuit het Europarlement, heeft de voedselautoriteit begin 2012 haar beleid ter bestrijding van belangenconflicten juist aangescherpt. Op basis van een  wees het al 85 kandidaten voor de wetenschappelijke panels af. Lang niet genoeg, vindt CEO, dat de regels nog te slap vindt. 

Welke regels hanteert EFSA dan?

EFSA definieert een belangenconflict als ‘een situatie waarin een individu in een positie is om zijn of haar professionele of officiële hoedanigheid op de een of andere manier te exploiteren voor persoonlijk of gezamenlijk profijt’. In gewone mensentaal: je hebt een belangenconflict als je het werk dat je voor EFSA doet kunt gebruiken om je eigenbelang of dat van een bedrijf waarmee je banden hebt te dienen. Een simpel voorbeeld: je zit in het wetenschappelijke panel van EFSA dat oordeelt over het verband tussen suiker en obesitas en je bent ook aandeelhouder van Coca-Cola. 

Waarom is deze definitie volgens CEO veel te beperkt?

Het woord ‘exploiteren’ wekt de suggestie dat het gaat om bewuste pogingen voordeel voor jezelf of een bedrijf te behalen. Waar EFSA voor waakt, is de wetenschapper die eigenlijk een mol is van het bedrijfsleven en die stiekem probeert beslissingen erdoor te krijgen waarbij de industrie zich in de handen kan wrijven. Belangenverstrengeling is in deze optiek een integriteitskwestie: iemand maakt misbruik van zijn positie. 

Maar in de praktijk verloopt beïnvloeding vaak subtieler en hoeft er geen kwade opzet achter schuil te gaan. Als je door de industrie georganiseerde workshops bijwoont, onderzoeksfinanciering van ze krijgt of in wetenschappelijke adviescomités van bedrijven zit, word je, of je dat nu wil of niet, toch een beetje vriendjes met ze. Er ontstaat, betoogt CEO, een gemeenschappelijke cultuur, je gaat op dezelfde manier tegen bepaalde kwesties aankijken. Als wetenschapper mag je nog zo overtuigd zijn van je eigen integriteit en onafhankelijkheid, toch ben je sluipenderwijs in een bepaalde invloedssfeer gekomen.

Wat zijn de gevolgen van een te smalle omschrijving van belangenverstrengeling?

Een nauwe definitie leidt tot soepele regels. De in Parma gevestigde voedselautoriteit vindt dat er pas een alarmbel moet afgaan als meer dan 25 procent van het onderzoek van een wetenschapper gefinancierd is door de industrie. Ook ziet het alleen bezwaren tegen deelname van een expert in een panel, als de werkzaamheden die deze voor een bedrijf verricht rechtstreeks verband houden met het thema waar het panel zich over buigt.

Stel dat Nestlé veel geld stopt in jouw onderzoek en je zit in een EFSA-panel dat zich bezighoudt met voedseltoevoegingen. Als de research die je voor Nestlé doet niet gaat over de additieven die het panel tegen het licht houdt, is er volgens EFSA geen probleem. Volgens CEO wel. Je hebt er immers belang bij Nestlé niet tegen de haren in te strijken en dat bedrijf wil dat de stoffen die het in zijn muesli en babyvoeding stopt als veilig worden beoordeeld.

Ook legt EFSA volgens CEO de lat te laag voor zogeheten Food Safety Organisations. Dat zijn instellingen die zich in dienst van het publieke belang bezighouden met voedselveiligheid en die zich daarbij onafhankelijk en integer betonen. Het verrichten van werkzaamheden voor een dergelijke club kan volgens EFSA nooit botsen met advieswerk voor de voedselautoriteit. 

Alleen krijgen organisaties te makkelijk het label Food Safety Organisation. Privé-onderdelen van universiteiten bijvoorbeeld. Neem OPERA, een in Piacenza gevestigd onderzoekscentrum dat deel uitmaakt van een Milanese privé-universiteit. De directeur Ettore Capri is lid van het wetenschappelijke panel dat zich binnen EFSA bezighoudt met pesticiden. Nu woedt er de laatste tijd een over het verband tussen het grootschalige gebruik van een nieuw soort pesticiden en bijensterfte. De aanwijzingen dat deze zogeheten ‘neonicotinoïden’ een belangrijke rol spelen in de dramatische bijensterfte van de laatste jaren worden steeds sterker. Maar Capri brengt sinds 2011 jaarlijks een rapport ‘Bee Health in Europe’ uit met als strekking: de rol van deze pesticiden is alleen bij oneigenlijk gebruik ervan aangetoond. Bij de medewerkers aan het rapport staan mensen van de agrobedrijven Bayer en Syngenta die het spul maken. Niet meteen feiten die een enorm vertrouwen wekken in de onafhankelijkheid van het advies van deze Italiaanse professor. Toch kwam hij door de screening van EFSA. 

Wat is dan wel een goede definitie?

CEO stelt een omschrijving van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor: ‘Een belangenconflict kan ontstaan als iemands vermogen een oordeel uit te spreken in de ene rol is aangetast door zijn of haar verplichtingen in een andere rol.’ Zulke situaties scheppen een risico van bias, vreest de WHO. De organisatie benadrukt dat er ook van een belangenconflict sprake kan zijn als daar geen onethisch gedrag uit volgt. Het simpele feit dat iemand twee petten op heeft kan de geloofwaardigheid van een individu al aantasten. Hoe netjes hij ze ook afwisselt, de vezels van de ene pet komen toch op de andere terecht.

Ware woorden, maar wat betekent dit concreet?

Corporate Europe Observatory trekt radicale conclusies. Wie voor overheidsinstanties wetenschappelijk advies wil geven, moet minimaal vijf jaar geen belangen in de commerciële sector hebbben gehad. Als je door de industrie gefinancierd onderzoek verricht, hoe weinig geld je daar ook voor krijgt, ben je per definitie niet geschikt om onafhankelijk adviseur te zijn, vindt de lobbywaakhond.

Is dat niet al te radicaal?

CEO vindt van niet. De club erkent het dat het steeds lastiger wordt om goed gekwalificeerde, volledig onafhankelijke wetenschappers te vinden. Want de bezuinigende overheid dwingt universiteiten steeds meer om financiering voor onderzoek bij het bedrijfsleven te zoeken. Maar ze zijn heus nog wel te vinden. Uit recent in de VS uitgevoerd onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat bijna de helft van alle onderzoekers in de levenswetenschappen in het geheel geen banden heeft met de industrie.

Toch is het wel erg rigoureus om te stellen dat wie de afgelopen vijf jaar ook maar één cent van het bedrijfsleven ontvangen heeft de schijn van belangenverstrengeling op zich laadt. Op die manier worden wel erg veel deskundigen buitengesloten. De top dogs uit de wetenschap blijken immers vaak mensen te zijn die veel geld uit het bedrijfsleven binnenhalen en vaak gevraagd worden voor advieswerk.

Is er een alternatief?

Werkbaarder lijkt   die de European Medicines Agency (EMA) hanteert. Die organisatie beoordeelt de veiligheid en effectiviteit van geneesmiddelen. EMA onderscheidt drie risiconiveaus. Het meeste gevaar ziet EMA bij ‘directe belangen’. Die heb je bijvoorbeeld als je als onderzoeker aandelen hebt bij een farmaceutisch bedrijf of er op de loonlijst staat als consultant. Wanneer je alleen onderzoeksfinanciering van bedrijven ontvangt, heb je een indirect belang. EMA heeft de ‘algemene regel’ dat iemand met directe belangen ongeschikt is om in beoordelingscommissies van de organisatie te zitten. Bij indirecte belangen wil het geneesmiddelenagentschap ‘verzachtende maatregelen’ nemen. Die moeten zorgen voor ‘de best mogelijke balans’ tussen de noodzaak de rol van mensen met belangenconflicten te beperken en het verlangen de beste experts in te zetten.

Een heldere schaal, maar EMA is nogal vaag over wat de gevolgen van een indeling in twee hoogste risiconiveaus precies zijn. Een blik op de lijst van wetenschappelijke experts leert dat de EMA veelvuldig experts inschakelt die naar eigen zeggen in categorie drie vallen. Die ‘algemene regel’ geeft EMA blijkbaar de ruimte daar nogal vaak van af te wijken. Nog meer experts zitten in de categorie twee. Wat de verzachtende maatregelen in dit geval inhouden, is in nevelen gehuld.

Klinkt nogal deprimerend.

Zeker. Bij twee prominente Europese agentschappen die verantwoordelijk zijn voor de medicijnen en het voedsel die op de markt komen, is het beleid voor het tegengaan van belangenverstrengeling bepaald niet waterdicht. De voedselautoriteit hanteert een te smalle definitie, waardoor het vrij evidente gevallen van belangenconflict in eigen huis toelaat. Het geneesmiddelenagentschap onderscheidt drie risiconiveaus, maar maakt nauwelijks duidelijk hoe het omgaat met experts die in de twee hoogste risicoklassen vallen.

Niet slim van deze clubs. Want alle onduidelijkheid voedt het wantrouwen in de onafhankelijkheid van hun oordeel en ondermijnt het vertrouwen in de medicijnen die we slikken en het voedsel dat we in de schappen vinden.