Bekijk om te beginnen eens deze videoclip.
Zie de uitgelatenheid waarmee deze meiden dansen. Ongegeneerd, zoals je alleen kunt dansen wanneer je dat nooit hebt gemogen.
Ze smijten met terrasstoelen. Ze pakken broccolistronken uit het schap om mee te gooien. Ze bespringen iedereen die ze tegen het lijf lopen. Hun punt is duidelijk: ‘De stad is onze dansvloer. En die zullen we benutten ook.’ Ongegeneerd, ongeremd en bij tijd en wijle een tikkeltje onbeholpen.
Het tafereel uit deze videoclip bracht bij mij een persoonlijke herinnering naar boven, uit de tijd dat ik op een reformatorische middelbare school zat. U weet wel: meisjes in lange rokken, jongens met nette kapsels. Soms onverzekerd, soms zonder inenting. En dat alles vanwege ‘de vreze des Heeren’.
Op een dag organiseerden we een heus dansfeest voor onze klasgenoten. Met een dj, met kratjes bier. Met jongens, met meisjes. We dansten die avond alsof er nooit meer zo’n feest zou komen. En dat kwam er ook niet. Dit was ‘eens, maar nooit weer’. Aldus de ouders van onze klasgenoten en de schoolleiding, die er lucht van kregen.
We dansten die avond alsof er nooit meer zo’n feest zou komen. En dat kwam er ook niet
Onze danslust werd bezworen door de dodelijkste aller dooddoeners: ‘Ons soort mensen doet dit niet’. In het verborgene wisselden we vervolgens natuurlijk alsnog ‘verboden’ muziek op allerlei zelfgemaakte tapejes uit, maar de grens was sinds dat feest duidelijk. Dansen was voor ‘ons soort mensen’ verboden terrein.
Dromen tussen de eierdozen
Door ervaringen als deze ontstond mijn interesse in religieuze censuur. In 2007 reisde ik om die reden naar Iran, een land dat daarin grossiert. Ik bezocht allerhande rokerige kelders, waar in het diepste geheim door allerhande rockbandjes gerepeteerd werd. Het bleek een schaduwsamenleving, die een geheel nieuwe betekenis aan het begrip ‘underground’ gaf.
Nadat een fles zelfgestookte drank en een enorme zak wiet op tafel was gekomen, vertelden de muzikanten die ik sprak over hun verlangen naar een paspoort. Iedereen wilde weg, maar om een paspoort te krijgen moesten ze twee jaar in het leger dienen. Dat was voor velen een brug te ver.
De eierdozen waarmee ze hun oefenruimte hadden geïsoleerd, zorgden er intussen niet alleen voor dat het regime deze bandjes niet kon horen. De eierdozen dempten ook hun bijdrage aan de Iraanse cultuur - en dat deed de muzikanten nog het meest pijn.
Elke zorg, overtuiging of gedachte bleef verborgen achter de muren van het rockhol waarin ze hun liedjes oefenden. De ayatollahs hadden zodoende misschien niet het eerste, maar wel het laatste woord over de leefwereld van deze jonge Iraniërs.
De droom die in een dood eindigt
Ook de Iraanse band The Yellow Dogs, die het vrolijke dansnummer hierboven te berde bracht, wilde weg uit dit verstikkende klimaat. Anders dan zoveel anderen uit Teheran’s rockkelders hebben ze die droom verwezenlijkt: ze vluchtten naar New York en kregen uiteindelijk - ongeveer een maand geleden - een verblijfsvergunning. In hun laatste interview, verschenen als eerbetoon in VICE Magazine, vertellen ze over de moeizame weg naar het beloofde land, die via omkoping naar Istanbul leidde, en vandaar naar de Verenigde Staten.
Maar nu is de band dood. Dat wil zeggen: de gebroeders Soroush en Arash Farazmand, respectievelijk gitarist en drummer, werden afgelopen maandag 11 november om het leven gebracht. Ze bevonden zich op dat moment in het oude huis in Brooklyn waar ze met elkaar leefden en musiceerden. Buren omschrijven hen als ‘typische hipsters’ die ‘als kinderen’ aan het spelen waren. ‘Er werden de hele dag door instrumenten en versterkers naar binnen gedragen, door jongens die allemaal op elkaar leken.’ De schutter, collegamuzikant Raefe Akbar, viel dan ook niemand op toen hij het pand betrad. Zijn geweer zat in een gitaarkoffer.
Het bericht over het banddrama deed algauw de ronde op internet. The Yellow Dogs, die buiten Teheran en New York nog nauwelijks naam hadden gemaakt, werden deze week ineens door duizenden tegelijk ontdekt. Bij het lezen van het nogal zakelijke eerste nieuwsbericht over hun dood - Gunman ‘kills 3 bandmates, self after being kicked out of rock group’ - dacht ik aan de droom waarmee deze band ooit op weg ging. Aan de belofte van vrijheid, die zo onlosmakelijk verbonden is aan popmuziek. En die hun muziek een urgentie gaf die - nu rock-‘n-roll een doodnormaal en ongevaarlijk onderdeel is geworden van de culturele mainstraim - in veel popmuziek ontbreekt.
Het was juist dan ook hun roep om vrijheid die de bandleden in de problemen bracht:
Van de kelder naar het dak
De band was al eerder opgevallen. In 2009 verschijnt de film No one knows about Persian cats, gebaseerd op het verhaal van The Yellow Dogs. De film, die op het festival in Cannes in de prijzen viel, handelt over twee jongens in Teheran die net uit de cel zijn gekomen. Ze willen met hun muziek naar Amerika, om daar door te breken. Onderweg komen ze tegenstand tegen, van de buren en de overheid.
Voor the Yellow Dogs ging de film in het jaar na verschijning in werkelijkheid nog even door. De Iraanse autoriteiten kregen lucht van de film, die aanvankelijk aan hun censuur ontglipt was. Het waren ook nog eens de dagen dat het protest tegen de herverkiezing van president Ahmadinejad hardhandig werd neergeslagen. Jong zijn was link, popmuziek was verboden. De combinatie van die twee maakte dat The Yellow Dogs op de vlucht sloegen.
De inmiddels vermoorde broers waren op dat moment spilfiguren in de Iraanse rockscene. In de film zien we bijvoorbeeld hoe hun ouders de stroom uitzetten om hen voor de politie te waarschuwen. En hoe ze op sommige dagen zelfs naar het dak van hun woning trokken om hun muziek te kunnen blijven spelen. Dat kón niet onopgemerkt blijven.
Ze werden in het jaar nadat de film uitkwam uitgenodigd om op het ‘South by Southwest’ -festival in Texas te komen spelen - en besloten vervolgens te blijven. Ze vroegen met behulp van een Amerikaanse diplomaat politiek asiel aan, huurden een woning in Brooklyn en timmerden al snel flink aan de weg. De afgelopen maanden stond de band op een aantal prominente podia. Insiders tipten de band als een groep om in de gaten te houden.
Domme pech?
En nu houdt alles ineens op. Is deze tragedie nu ‘slechts’ een tragisch lotgeval? Of is het meer dan dat?
Iraanse hardliners zullen het verhaal in ieder geval als afschrikwekkend voorbeeld aan hun eigen jongeren voorhouden. ‘Zie je wel, dit is wat ervan komt als je een rock-‘n-rollbestaan nastreeft!’ Alle Iraanse vooroordelen over Amerika, over het Westen, over de gevaren van vrijheid en losbandigheid worden door dit drama in één klap bevestigd.
Mensenrechtenactivisten zullen er op hun beurt op wijzen dat dit is wat je kunt verwachten wanneer je papierloze migranten zo lang in rechtsonzekerheid laat verkeren. De twee overleden broers hadden een maand geleden hun verblijfsvergunning gekregen. De dader - voor zover bekend - nog niet. Voor papierloze migranten is het niet mogelijk een conflict via een gang naar de rechter of een bezoek aan de politie te beslechten. Zo wordt niet alleen het conflict, maar ook hun illegale verblijf zichtbaar voor de autoriteiten.
Alle vooroordelen over Amerika in één klap bevestigd
Achter de moord zou een persoonlijke vete schuilgaan. De dader zou voor de band van de broers naar Amerika zijn gekomen. Toen de band voor een ander koos, ging hij er met de spullen van de band vandoor. Zo gaat althans de mare, daags na de moord.
Maar meer dan wat ook is dit verhaal een in- en intrieste vertelling over een stel jongens uit Teheran, dat in het hippe Williamsburg, New York ‘hun Harvard’ had gevonden. Zo zeiden ze het althans in een van hun schaarse interviews: ‘Als je een geweldig ingenieur wil worden, dan wil je als Iraanse jongen naar de NASA toe. Als je goed kunt studeren, probeer je op Harvard of Stanford terecht te komen. De muziekscene hier, in New York City, was óns Harvard.’
Volgens hun trouwe volgers stond de band op het punt om door te breken. Maar zelfs al zou het succes zijn uitgebleven, dan hadden ze nog bereikt wat ze wilden bereiken: de vrijheid om op straat te dansen zoals ze dat wilden. Om muziek te spelen op een manier die bij hen paste, zonder te hoeven vrezen voor een inval van de moraalpolitie. Voor de dwang om zich aan de norm van ‘ons soort mensen’ te hoeven houden.
De paradox is dat ze die vrijheid vonden in een land waar ook die andere vrijheid onlosmakelijk mee is verbonden: de vrijheid om een wapen te kopen, rond te dragen en vervolgens leeg te schieten.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!