Op de dag na de aanslagen op luchthaven Zaventem en metrostation Maalbeek opende in Brussel het eerste Franstalige inburgeringsbureau. Bij de sobere ceremonie waren onder meer de burgemeesters van de Brusselse gemeenten Molenbeek en Schaarbeek aanwezig. Voortaan kunnen nieuwkomers daar, voorlopig op vrijwillige basis, taal- en burgerschapscursussen volgen.
Binnenkort heeft ook gemeente Brussel-Stad een plek waar immigranten de Franse taal en de lokale zeden kunnen leren. Al opereert dat bureau weer op eigen houtje: de commissie van de Franse gemeenschap in Brussel ‘kon het niet eens worden over één overkoepelend inburgeringsagentschap voor heel Brussel.’
Nee, ik wil niet suggereren dat er een verband is tussen de gebeurtenissen op zwarte dinsdag 22 maart en de aarzelende manier waarop Brussel nieuwe burgers in de samenleving integreert. Radicalisering heeft vele psychologische, maatschappelijke en religieuze oorzaken. Van de maatschappelijke is wellicht tekortschietend onderwijs, zoals David Van Reybrouck pijnlijk beschreef, de belangrijkste.
Wat ik wel wil opperen, is dat de inburgeringsperikelen een treffende illustratie zijn van de vele problemen waarmee Brussel en België kampen.
Wat is er aan de hand met België?
Allereerst laten ze de ongelooflijke bestuurlijke complexiteit van België zien. Het land kent drie gewesten - het Vlaamse, Waalse en Brusselse hoofdstedelijke - elk met een eigen regering en parlement. En drie gemeenschappen: de Vlaamse, Franse en Duitstalige. Die gemeenschappen hebben ook hun eigen regering en parlement. Met de federale instellingen erbij zijn er zes regeringen en parlementen.
Brussel is helemaal een oerwoud. Er is het hoofdstedelijk gewest Brussel. En de stad Brussel, die uit negentien gemeenten bestaat met een hoge mate van autonomie. Ook de Vlaamse en Franse gemeenschap hebben hun instellingen in Brussel. Voor de Franse gemeenschap is COCOF de gemeenschapscommissie, die het dus niet eens kon worden over een gemeenschappelijk inburgeringsagentschap.
Het is die verwaarlozing en ontmanteling van de staat die zich nu wreekt
Dat de bevoegdheden in België verdeeld zijn over allerlei bestuursniveaus leidt ertoe dat in het kleine land zaken als inburgering in de verschillende landsdelen en zelfs binnen één stad - Brussel - verschillend worden aangepakt.
Is dat erg? Niet zolang het overal goed gebeurt. En helaas is dat in Brussel niet het geval. In de afgelopen jaren konden nieuwkomers met een verlangen de taal te leren en de samenleving te leren kennen alleen terecht bij de Vlaamse gemeenschap. Vanaf nu dus ook bij de Franse. Maar er is te weinig capaciteit. Elk jaar arriveren meer dan 20.000 nieuwkomers uit niet-EU-landen in de Belgische hoofdstad. De bedoeling is dat er straks 9.400 mensen, nog niet de helft dus, een traject kunnen volgen.
Dat is ook een kwestie van geld - een tweede probleem. Brussel genereert 20 procent van het bruto nationaal product, terwijl 10 procent van de Belgische bevolking er woont. De Vlaamse en Waalse pendelaars die er werken maar niet wonen, betalen hun belasting elders. Al jaren woedt er een debat over de mate waarin Brussel onvoldoende middelen heeft om de armoede te bestrijden, fatsoenlijk onderwijs aan te bieden en de tunnels op te knappen. Intussen zijn er ook compensatiefondsen opgetuigd, maar of die toereikend zijn, is zeer de vraag.
Geldtekort treft niet alleen Brussel, maar vooral de federale overheid. In het mooie, aangrijpende en ook boze stuk ‘Er is een beetje Brussel in mij doodgegaan’ schreef journalist Bart Eeckhout: ‘De structurele onderfinanciering van federale overheidsdiensten zoals Justitie, waartoe de Veiligheid van de Staat behoort, is het gevolg van een politiek systeem dat decennialang met bijna fundamentalistische obsessie alle energie heeft geïnvesteerd in decentralisatie en staatshervorming. Wat nationaal overbleef, werd verwaarloosd.’
Het is die verwaarlozing en ontmanteling van de staat die zich nu wreekt. In de afgelopen dagen kwam een ontstellend aantal missers aan het licht, die niet zelden te maken hadden met gebrekkige communicatie tussen de verschillende bestuurslagen en een tekort aan middelen op federaal niveau. Om maar een wrang voorbeeld te geven: een verbindingsofficier in Turkije kreeg in juni 2015 informatie over de aan de grens met Syrië opgepakte terrorist die zich later op Zaventem opblies. Maar die bleef weken liggen, zodat hij intussen via Nederland ongemerkt terug naar België kon reizen en daar onder de radar kon blijven tot vorige week dinsdag.
Een gemeenschappelijk project?
Niet alleen de staat is ontmanteld, ook het gevoel een natie te vormen is in de afgelopen decennia langzaam maar zeker verdampt. Dat roept een fundamentele vraag op: hoe kunnen nieuwkomers eigenlijk integreren, als het land van aankomst geen cultuur heeft aan te bieden waarbij zij aansluiting kunnen vinden? Het idee dat zij zich moeten voegen naar de Belgische samenleving is problematisch ‘vooral ook omdat België geen uitgesproken "nationale" cultuur kent,’ schrijven de auteurs van het hoofdstuk over immigratie in het in 2013 verschenen boek België begrijpen.
‘Wat zou de verbindende schakel moeten zijn tussen een islamitische arbeider uit het afgelegen Rifgebergte, een Vlaamse CEO van een groot IT-bedrijf, een Brusselse dakloze, een voorgoed in Brussel aangestelde Europese ambtenaar en een jong Waals kaderlid van Turkse afkomst? Kunnen die zich herkennen in een gemeenschappelijk project?’ vragen de sociologen Marco Martiniello en Nathalie Perrin zich af.
Ze onderscheiden twee opvattingen: respect voor de wet en de openbare orde is alles wat een samenleving als bindmiddel nodig heeft, of de bevolking moet een corpus van gemeenschappelijke waarden delen. Martiniello en Perrin spreken zich niet helder uit over dit dilemma. Een ding vinden ze wel evident: ‘een zekere maatschappelijke samenhang is hoe dan ook onontbeerlijk.’ Juist die samenhang dreigt in hun ogen te verdwijnen in het België dat bestuurlijk en maatschappelijk steeds verder versnippert.
Het betoog van de sociologen klinkt in het licht van de jongste ontwikkelingen nogal profetisch. ‘Alles wijst erop dat de Belgische democratie haar grondslagen gedeeltelijk moet herdenken als ze wil blijven bestaan,’ schrijven ze. ‘Het is cruciaal dat een krachtige meerderheid van ’s lands inwoners zich herkent in haar grondslagen, om via hun betrokkenheid als burgers invulling te geven aan het maatschappelijk leven en om de middelpuntvliedende krachten in toom te houden die de Belgische samenleving steeds weer ter discussie stellen.’
Het kruispunt van Europa
Het idee dat België zich moet heruitvinden wil het voortbestaan, hoor je dezer dagen alom. Béatrice Delvaux, de hoofdredactrice van de Franstalige krant Le Soir, schreef afgelopen weekend dat er te veel grenzen zijn getrokken tussen de gemeenschappen in het land. ‘U heeft nog nooit Vlamingen ontmoet, of nog bijna nooit, of maar een paar ogenblikken? Dat is normaal, want ze wonen niet in dezelfde ruimte als u.’
Het is maar al te herkenbaar. Toen ik een jaartje geleden naar Charleroi trok, hoorde ik van verschillende Vlamingen dat ze er nog nooit geweest waren.
De fundamentele oplossing is volgens Delvaux te investeren in de menselijke factor, in onderwijs, cultuur, welzijn en werkgelegenheid. En in ontmoetingsplekken. ‘We moeten in onze manier van leven het dorp van vroeger terugbrengen.’
Het verlangen naar een inclusief België, dat Vlamingen, Walen en nieuwkomers omarmt, klinkt hier overal op. Op school, op het Beursplein in Brussel, op wakes zoals in de markthal in Gent.
Maar wat is dan ‘ons België’ dat iedereen kan omarmen? Misschien kunnen de Belgen te rade gaan bij historicus Henri Pirenne (1862-1935). Hij gaf de in 1830 gevormde staat met zijn zevendelige geschiedenis van België een eigen nationaal verleden dat terugvoerde tot de Bourgondische hertogen van de veertiende en vijftiende eeuw.
Pirenne is ‘Belgiës grootste historicus,’ schrijft Olivier Boehme in zijn net verschenen boek Europa. Een geschiedenis van grensnaties. Als geen ander heeft hij gewerkt aan de vorming van een natiegevoel. Al was dat nogal paradoxaal. De ‘Belgische beschaving’ was in Pirennes ogen ‘internationaal in haar grond.’ Haar kracht zou bestaan in het op een kruispunt van Europa laten samensmelten van denkbeelden van allerwegen, in het openstaan voor opvattingen van allerlei aard en het van alle zijden nemen wat goed was. Juist daarom was België het ideale land om internationale instellingen te vestigen, vond hij.
Decennia hebben studenten en ook politici zijn verhaal ‘meegekregen als de hartverheffende waarheid over het verleden van hun vaderland,’ schrijft Boehme. Maar in de tweede helft van de twintigste eeuw rekenden Vlaamse en Waalse nationalisten af met het historische zelfbeeld van de Belgische natie als de weldadige synthese van verschillende invloeden.
Toch zijn verwante gedachten niet volledig uit het Belgische bewustzijn verdwenen. In zijn prachtige boek Een stenen moeder (2004) geeft dichter, essayist en romancier Luuk Gruwez er een eigenzinnige vertolking van: ‘Het is - om een groot dichter te worden - onontbeerlijk Belg te zijn. Daarmee bedoel ik niet "van de Belgische nationaliteit", maar een soort statenloze, internationale Belg van de geest, tussen bestaan en onbestaan, met minstens twee culturen in de kop, laverend tussen pathos en schaamte, ernst en ongein, het surreële en het reële.’
Ik zal het bekennen: ook ik wil graag een dergelijke internationale Belg zijn. Ik houd van de zelfrelativering en de zachtheid die veel van de inwoners van dit land eigen is. Waar Nederlanders zich niet zelden opstellen als de belichaming van het morele gelijk en de aanslagen in Brussel vooral als een kans lijken te beschouwen om de eigen overtuigingen met extra stelligheid te poneren, meen ik in België meer medeleven met de slachtoffers te ervaren en meer verlangen om het ontstellende leed te beantwoorden met liefde.
Alleen in België kan het gebeuren zowel Walen als Vlamingen een opgestoken friet als profielfoto kiezen in antwoord op de aanslagen
Ik weet het, het is schematisch, een volkskarakter bestaat niet. Toch denk ik dat Nederlanders vaak explicieter, ondubbelzinniger, apodictischer zijn dan Belgen. Ik herken mij in wat de enige Belgische Nobelprijswinnaar voor de Literatuur schreef: ‘Ik heb voor alles een immens respect, voor alles wat niet uit te drukken is in een wezen, voor alles wat stil is in een geest, voor alles wat geen stem heeft in een ziel, en ik betreur de mens die geen duisternis in zichzelf heeft.’
Ik houd ook van de Belgische zelfspot. Alleen in België kan het gebeuren dat zowel Walen als Vlamingen een opgestoken friet als profielfoto kiezen in antwoord op de aanslagen.
Er is wel meer waar de verschillende gemeenschappen elkaar in vinden. De Waalse schrijver Alain Beerenboom schreef algelopen weekend in Le Soir: ‘We houden van dezelfde jam, we delen dezelfde mayonaise op de frieten, we hebben dezelfde mening over Standard, dezelfde vooroordelen over belastingen, flikken en ambtenaren. Dezelfde ironie jegens de Fransen en Hollanders. En onszelf. Het is het bewijs dat we niet alleen een land zijn, maar ook een natie.’
Wellicht moeten de Belgen nog leren fier te zijn op hun eigenheid. Misschien is het feit dat pas op 23 maart het eerste Franstalige inburgeringsbureau opende ook een symptoom van een teveel aan zelfrelativering. Als je zelf niet gelooft dat je een eigen cultuur hebt die de moeite waard is, durf je die ook niet aan te bieden. Maar zelfspot en openheid voor andere denkbeelden zijn deugden waar we zeker radicaal aangelegde geesten niet genoeg van kunnen doordringen.
Gisteren keurde de Belgische regering de tekst goed van een verklaring die nieuwkomers voortaan verplicht moeten ondertekenen. Het met de hulp van Etienne Vermeersch, de eminence grise van de Belgische filosofie, gemaakte document bevat veel waarvan je hoopt dat iedereen - nieuwkomer of niet - het onderschrijft. Zelfspot mag er (gelukkig maar) niet in staan als een deugd die de nieuwkomer dient te leren. Maar wel is er in te lezen dat in België iedereen recht heeft op fundamentele vrijheden zoals die van meningsuiting en van beleving van seksuele geaardheid.
De verklaring verplicht nieuwkomers ook een inspanning te leveren zich in de samenleving te integreren en daartoe ook de taal van de regio waar hij of zij woont te leren. Wie dat niet doet, kan teruggestuurd worden. ‘Een unicum in Europa,’ stelde De Standaard vanmorgen.
Nu is niet erg helder wat die verplichting precies inhoudt. ‘Ik begrijp en aanvaard dat ik daarvoor gebruik kan maken van de inburgeringstrajecten waarin de deelstaten van dit land voorzien,’ staat er.
Toch is het hoopgevend dat deze nieuwkomersverklaring er vooral is gekomen op initiatief van de N-VA. Dat juist de Vlaams-nationalistische partij die België het liefst ziet verdampen werkt aan versterking van het federale beleid, biedt hoop dat in deze bange dagen het inzicht indaalt dat België meer eenheid nodig heeft.
Meer over België en identiteit:
Wie naar het Belgische onderwijs kijkt, ziet de kiem van de tragiek van Brussel verklaard België levert de meeste Syriëgangers. België heeft de grootste kloof tussen autochtone en allochtone jongeren. België lijkt zich vooral om andere zaken druk te maken. Dus: hoe die kloof te overbruggen en de gigantische ongelijkheid tegen te gaan? Waarom willen Belgen en Nederlanders toch zo weinig van elkaar weten? Een fascinerende tentoonstelling over de vijftien jaar dat Nederland en België één land vormden, nodigt uit tot nadenken over de verhouding tussen de twee landen. Over de geheimen van natievorming en de kansen voor Europa. Waarom we steeds opnieuw afscheid moeten nemen van onze identiteit In een prikkelend boek probeert filosoof Lieven De Cauter antwoorden te vinden op de epidemie van het identiteitsdenken en de alleenheerschappij van de economie. Zijn oplossing? Iedereen activist. Bewonder elkaar! De dichter voor Europa worstelt met haat en verzoening België herdenkt de dood van de grote dichter Emile Verhaeren. De kans is groot dat je nog nooit van hem hebt gehoord. In Nederland mag hij dan haast vergeten zijn, Verhaerens werk als veerman tussen culturen en pleitbezorger van een verenigd Europa is prachtig én actueel.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!