Geen enkele reden meer om je zorgen te maken over CETA, het vrijhandelsverdrag dat Canada en de EU waarschijnlijk op 27 oktober gaan ondertekenen, verzekert minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Lilianne Ploumen (PvdA). Want in een verklaring bij het verdrag hebben beide partijen glashelder vastgelegd dat:
- Het recht van Canada, de EU en de lidstaten om de eigen regels vast te stellen op het gebied van de bescherming van milieu, consumenten en werknemers op geen enkele manier zal worden aangetast.
- Landen op grond van CETA niet gedwongen kunnen worden om diensten zoals de gezondheidszorg en de watervoorziening te privatiseren en niet verhinderd zullen worden die diensten opnieuw in overheidshanden te leggen, als ze eerder zijn geprivatiseerd.
- CETA buitenlandse investeerders niet de kans zal geven het recht te beperken van overheden om regels in het publieke belang op te stellen. Eerder richtte veel van het publieke protest zich op ISDS. Die afkorting staat voor een zeer omstreden systeem dat bedrijven de mogelijkheid geeft landen aan te klagen voor een speciaal tribunaal als ze vinden dat bepaalde regelgeving hun investeringsmogelijkheden beknot. In februari dit jaar kwamen Canada en de EU overeen ISDS te vervangen door een ander systeem voor investeringsbescherming dat transparanter zou zijn en niet de gevaren zou inhouden die de tegenstanders erin ontwaren.
Die toezeggingen hebben de tot nu toe sceptische PvdA over de streep getrokken. Daarmee is er nu een Kamermeerderheid voor het vrijhandelsverdrag.
Heeft Ploumen gelijk dat alle zorgen zijn weggenomen? En doet het Nederlandse parlement er verstandig aan met CETA in te stemmen?
De juridische status van een vakantiebrochure?
Ploumens partijgenoot in het Europees Parlement Agnes Jongerius is daar nog niet zo zeker van. ‘Ik weet het nog niet,’ fluistert ze de dag voor de stemming in de Tweede Kamer, in antwoord op de vraag of zij straks voor CETA gaat stemmen, als het Europees Parlement aan de beurt is om zijn fiat te geven.
‘Er is nu een gezamenlijke verklaring die ze gaan tekenen. Het moet duidelijk zijn dat dit niet zomaar een briefje is. Ik snap nog niet helemaal hoe zo’n verklaring die andere dingen zegt dan in het verdrag staat toch dezelfde juridische status kan hebben,’ zegt Jongerius.
In juli 2015 stemde zij tegen de resolutie van het Europarlement over dat andere handelsverdrag, TTIP. Ze vond de eisen die werden gesteld aan het voorgenomen vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten te slap.
Aan die al te zwakke voorwaarden voldoet CETA, het handelsverdrag met Canada, niet eens. Dat bleek uit een onderzoek dat Ferdi De Ville, werkzaam bij het Centrum voor EU-studies van de Universiteit van Gent, begin dit jaar deed op verzoek van de sociaaldemocraten.
Maar is het wel fair om deze twee op een ander moment met een andere handelspartner gesloten verdragen langs dezelfde meetlat te leggen?
‘Bijna alle Amerikaanse bedrijven hebben een vestiging in Canada. Als je het in de VS en Canada niet op dezelfde manier regelt, kun je als bedrijf vrij makkelijk kiezen of je de ene of de andere route neemt.’
Zeker wel, legde Jongerius mij in een eerder gesprek in februari uit. ‘Bijna alle Amerikaanse bedrijven hebben een vestiging in Canada. Als je het in de VS en Canada niet op dezelfde manier regelt, kun je als bedrijf vrij makkelijk kiezen of je de ene of de andere route neemt.’
De Ville voegde aan dit argument nog toe dat CETA werkt als een precedent voor de TTIP-onderhandelingen: het zal lastig zijn de VS te ontzeggen wat aan Canada is toegezegd.
De Gentse wetenschapper zag meer dan twintig aspecten waarop CETA niet voldoet aan wat het parlement wil. Zo eist het parlement een juridisch bindende mensenrechtenclausule. Die zou, voegt het eraan toe, standaard moeten zijn in alle EU-handelsverdragen.
Nu kun je zeggen: in het geval van Canada hoeven we ons over mensenrechten toch niet druk te maken? Toch is dat niet altijd evident. Human Rights Watch stelt dat het land gefaald heeft maatregelen te nemen om af te dwingen dat Canadese bedrijven mensenrechten respecteren als ze elders zakendoen.
Ook wil het Europees Parlement dat publieke diensten zoals de watervoorziening, onderwijs en gezondheidszorg niet onder het handelsverdrag vallen. CETA bevat geen ondubbelzinnige bescherming van dergelijke ‘diensten van algemeen belang.’ Dat houdt het gevaar in dat Canadese bedrijven straks op basis van CETA kunnen eisen dat deze diensten geliberaliseerd worden en zij toegang krijgen tot bijvoorbeeld de watermarkt.
De gezamenlijke verklaring die bij het verdrag wordt gevoegd zou de angst voor die mogelijkheid moeten wegnemen. Maar over de juridische status van dat document bestaan niet alleen bij Jongerius zorgen. Die ‘heeft het gewicht van een vakantiebrochure’ vond Greenpeace over een gelekte versie van de verklaring. De tekst van het verdrag zelf houdt, vinden critici, grote gevaren in voor overheden die een dienst zoals de watervoorziening weer onder publieke controle willen brengen.
Als er geen gevaar is, waarom vraagt Duitsland dan zoveel uitzonderingen?
Bij een workshop over CETA in het Europees Parlement december vorig jaar wees de Waalse socialiste Maria Arena erop dat Duitsland als het gaat om allerlei publieke diensten, zoals gezondheidszorg, uitzonderingsbepalingen heeft bedongen.
Die ‘Reservations Applicable in the European Union’ zitten verstopt in annex II van het verdrag. Het is opvallend dat Nederland voor maar één sector uitzonderingen heeft gevraagd, Duitsland voor wel dertien. ‘Duitsland behoudt zich het recht voor belangrijke privaat gefinancierde ziekenhuizen te nationaliseren,’ staat er bijvoorbeeld. En: ‘Duitsland behoudt zich het recht voor om elke maatregel te nemen of te behouden aangaande het sociale zekerheidssysteem.’
Bij die workshop claimde de verantwoordelijke eurocommissaris Cecilia Malmström dat landen diensten altijd kunnen nationaliseren, niets ze tot liberalisering kan dwingen, en ze te allen tijde het recht behouden om regels naar eigen goeddunken op te stellen. Maar waarom achtte Duitsland het dan nodig deze uitzonderingsbepalingen op te nemen? Die vraag omzeilde de Zweedse handelscommissaris handig.
Investeringsbescherming nu goed geregeld?
De publieke discussie over de handelsverdragen richtte zich tot nu toe vooral op ISDS, het omstreden systeem waarmee bedrijven via private rechtbanken overheden kunnen aanklagen als ze vinden dat bepaalde regels hun investeringsmogelijkheden aantasten.
Zijn nu met het nieuwe, door de Europese Commissie bedachte alternatief, het Investment Court System (ICS) , alle bezwaren weggenomen?
Tegenstanders vinden dat niet veel meer dan wat cosmetische verbeteringen zijn aangebracht en dat het systeem in de kern even gevaarlijk en ondemocratisch blijft door investeerders het unieke privilege toe te kennen beleid te kunnen aanklagen via een speciaal tribunaal. ‘Niet veel meer dan wat lippenstift op een nogal onpopulair varken,’ klonk uit de hoek van de zich tegen de handelsverdragen kerende ngo’s.
Jongerius is iets positiever. In ons gesprek in februari zei ze dat er met ICS wat stapjes vooruit zijn gezet. ‘Het is goed dat je met een vaste lijst arbiters moet werken die niet de ene dag advocaat voor een bedrijf en dan weer arbiter kunnen zijn. Dat er meer transparantie komt over wat voor soort uitspraken er gedaan worden, vind ik ook mooi.’ Maar ze blijft twijfels houden over de noodzaak van een dergelijke vorm van investeringsbescherming. ‘Eigenlijk vind ik dat we het niet nodig hebben. Je kan ook naar de nationale rechtbanken. De rechters in Duitsland hebben die discussie geopend. Ik zou ook de Nederlandse rechters willen horen.’
Ferdi De Ville zit op de lijn van Jongerius. ‘Je kan niet ontkennen dat ICS tegemoetkomt aan een aantal kritieken op het oude ISDS,’ zei hij in een gesprek december vorig jaar. ‘De rechters worden nu publiek benoemd. In zekere zin neem je het risico op een structureel belangenconflict weg. Er komt een beroepsmogelijkheid die er vroeger niet was.’
Toch blijft een fundamenteel kritiekpunt in zijn ogen overeind. ‘Je kunt je afvragen of een dergelijk systeem überhaupt nodig is bij een verdrag tussen democratieën met een goed functionerende rechtsstaat. Er blijft een fundamentele positieve discriminatie van investeerders in zitten. Zij krijgen een mogelijkheid die niemand anders in de maatschappij krijgt. Ze krijgen ook enkel rechten, geen plichten.’
Waarom een ‘negatieve lijst’?
De Ville had nog een zorgenpunt: de keuze voor de aanpak van de ‘negatieve lijst’ voor diensten in CETA. Die houdt in dat de markt voor alle diensten wordt opengegooid, tenzij ze zijn genoemd als uitzondering. Zoals in CETA bijvoorbeeld diensten die verleend worden bij de uitoefening van het gezag van de overheid. Bij een ‘positieve lijst’ bewandel je precies de omgekeerde weg: je benoemt alleen de sectoren die zullen worden vrijgemaakt.
Wat maakt het in godsnaam uit? Het zijn toch spiegelbeeldige methodieken met hetzelfde resultaat? Had Malmström niet gelijk toen ze dit bij de workshop in december alleen een technische, geen politieke kwestie noemt? Neen. Het Europees Parlement heeft in juli niet voor niets in een resolutie gezegd dat ze in TTIP de aanpak van de negatieve lijst niet wil. De belangrijkste reden: je legt impliciet vast dat alle toekomstige sectoren geliberaliseerd zullen zijn. Want sectoren waarvan je nu het bestaan nog niet kunt bevroeden, kun je niet nu al noemen.
De sociaal-democratische parlementariër Maria Arena stelde: het is niet logisch om van de Amerikanen te vragen wat we aan de Canadezen niet vragen. Als we negative listing in TTIP niet willen - wat het parlement in de resolutie van juli 2015 heeft gezegd - moeten we het dus ook niet in CETA willen.
Als we negative listing in TTIP niet willen moeten we het ook niet in CETA willen
In die resolutie eiste het parlement ook dat de afspraken over arbeidsnormen bindend en afdwingbaar zijn. Dat zijn ze in CETA niet. Er zijn geen sancties bij de schending van de fundamentele rechten van werknemers zoals het recht zich te verenigen in een vakbond. Het is een van de redenen waarom de Europese vakbeweging CETA een paard van Troje noemt.
Maar de pleitbezorgers zoals de Nederlandse minister Ploumen en de Zweedse eurocommissaris Malmström verdedigen het verdrag hartstochtelijk. De laatste noemde CETA het meest betekenisvolle handelsakkoord in jaren, met een economische speler van het formaat van Rusland. Handelsbarrières in de vorm van importheffingen zouden er bijna volledig door verdwijnen. Voor bijvoorbeeld schoenen zijn die nu nog altijd 20 procent. Alleen al het opruimen van die importtarieven zou Europese exporteurs jaarlijks 470 miljoen opleveren. Om de feestvreugde te verhogen, gaat de Canadese markt straks niet alleen open voor goederen, maar ook voor diensten. Nog wezenlijker: CETA is een stap vooruit in onze poging de mondiale economie van de toekomst vorm te geven, in de geest van Europese waarden.
Tijdens de workshop probeerde de Canadese hoofdonderhandelaar Steve Verheul Malmströms woorden kracht bij te zetten door te verzekeren dat hij in al de jaren van onderhandeling nimmer had gevraagd om een verzwakking van Europese regels. Maar om het mild te zeggen: hij plooide de waarheid. Het was dezelfde Verheul die in 2011 het voornemen van de EU om teerzandolie als ‘vuil’ te karakteriseren discriminatie noemde waartegen Canada zich wilde beschermen, desnoods door een procedure bij de Wereldhandelsorganisatie te beginnen. Gedurende de onderhandelingen over CETA oefenden de Canadezen grote druk uit op de Europese Commissie om teerzandolie, dat toch een hoge uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt, geen negatief stempel te geven. De Europese Commissie zwichtte.
Alle reden dus om de twijfelen aan de verzekering van de Malmströms en Ploumens van de wereld dat we rustig kunnen gaan slapen.
Meer lezen?
De waarheid (en enkele leugentjes) over TTIP Nu de voorspellingen over de economische groei door TTIP overdreven blijken, zetten de voorstanders een nieuw argument in. Het zou de kans bieden de regels van de wereldhandel te bepalen. Twee politicologen ontzenuwen beide argumenten genadeloos. #TTIP: Waar is de voorspelde banengroei op gebaseerd (en klopt die wel)? In juli begint de tiende ronde TTIP-onderhandelingen tussen Europa en de Verenigde Staten. Levert dit verdrag nu wel of niet meer banen op? Factchecker Yorick Smakman en ik pluisden de rapporten door en onderzochten de verborgen aannames en tekortkomingen achter de cijfers. Leestips over TTIP: hoe Nederland een claimparadijs werd (en nog 5 verhalen om in te halen) Bij De Correspondent komen er veel vragen binnen over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), het handels- en investeringsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, waar momenteel over onderhandeld wordt. We schreven al de nodige kritische stukken over het verdrag. Voor wie wil bijlezen: hier een overzicht. Schrapt Brussel eens regels, zijn het milieu én de economie de klos Frans Timmermans is vol vuur begonnen aan zijn grote strijd tegen overbodige wetgeving uit Brussel. Maar schrapt hij wel de juiste regels? Politici van links tot rechts, ja zelfs van zijn eigen partij, vinden dat hij ook goede milieuplannen offert. Plannen die Europa niet alleen vergroenen, maar ook de economie op gang brengen.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!