Abnormaal weer zou de nieuwe norm kunnen worden. Alle landen zouden worden getroffen. Tropische eilanden zouden worden verzwolgen door de stijgende zeespiegel.

Aan duidelijke waarschuwingen ontbrak het niet in de film Climate of Concern, die Shell in 1991 liet maken. De film werd in de jaren negentig wereldwijd als voorlichting vertoond op scholen en universiteiten. Daarna raakte Climate of Concern in de vergetelheid. Wij maken de film nu - ruim een kwarteeuw later - opnieuw openbaar. ‘An Inconvenient Truth blijkt een afgeleide van een Shellfilm uit 1991,’ zegt Tom Burke van de groene denktank E3G.

Vimeo
Kijk hier naar de hoogtepunten van Shells klimaatfilm Climate of Concern (1991) of scroll naar beneden voor de volledige film. Klik rechtsonder in de player op ‘cc’ om de ondertiteling aan te zetten.

‘Nu actie ondernemen is de enige veilige verzekering die we hebben,’ zei de voice-over. Shells heldere waarschuwing van een kwarteeuw geleden is extra relevant nu de Amerikaanse president en zijn kliek de realiteit van de opwarming van de aarde ontkennen, en de wereldwijde ‘scepsis’ in hun kielzog een herleving lijkt door te maken. Kennelijk wist Shell in 1991 al voldoende om de noodklok te luiden.

Waarom was Shell zo zeker van z’n zaak? En wat deed Shell vervolgens? Dat beschrijf ik in deze reconstuctie op basis van interne documenten die ik in handen heb gekregen. In vijf hoofdstukken vertel ik van Shells nalatigheid: ondanks alle nodige kennis over de gevaren, blijft het bedrijf inzetten op fossiele energie en blijft het ambitieuze klimaatactie tegenwerken. ‘Ze wisten het,’ zegt Burke. ‘Shell vertelde het publiek de waarheid over klimaatverandering in 1991. Maar de boodschap is nooit aangekomen bij het bestuur.’

Fossiele brandstoffen veroorzaken onomkeerbare schade aan het klimaat

Woensdag 27 november 1985. Shellmedewerker Mike Griffiths is naar het Engelse plaatsje Norwich gereisd voor een veldbezoek aan Tom Wigley, de directeur van de van de University of East Anglia.

Griffiths was een van de zes leden van Shells Greenhouse effect working group en bezig met een nieuw rapport over klimaatverandering. ‘Wigley is mijns inziens een heel nuchtere man’, schreef hij een dag later in zijn verslag. Wigley had hem verteld over de onzekerheden in de klimaatwetenschap, maar hij was ook bereid geweest zijn nek uit te steken. ‘De afgelopen 100 jaar is de aarde warmer geworden’, had Wigley gezegd. Hij voorspelde dat de temperatuur de komende veertig jaar nog met 1 of 2 graden Celsius zou stijgen. ‘Zo’n temperatuurstijging zou groter zijn dan we de afgelopen 1000 jaar hebben gezien’, noteerde Griffiths.

De interne onderzoeksgroep waarvan hij deel uitmaakte publiceerde in 1986 zijn conclusies. ‘Confidential,’ staat er op iedere pagina van die ik in handen kreeg - het onderzoek was duidelijk niet bedoeld voor de buitenwereld.

‘Wetenschappers zijn het er in grote mate over eens dat de toename van broeikasgassen voor opwarming van de aarde zorgt,’ schreven Shells onderzoekers. De modellen wezen op ‘significante veranderingen van de zeespiegel, oceaanstromingen, neerslagpatronen, regionale temperaturen en van het weer.’

‘Zulke relatief snelle en dramatische veranderingen hebben gevolgen voor de leefomgeving van mensen, voor hun toekomstige levensstandaard en voedselvoorraden, met potentieel grote sociale, economische en politieke consequenties van dien.’

Er was nog een beperkt begrip van de precieze opwarming en de precieze gevolgen, maar ‘zolang de mens broeikasgassen in de atmosfeer blijft uitstoten, doen we gegarandeerd mee met dit mondiale ‘experiment’,’ schreven de Shellmedewerkers. ‘Mogelijk zal het milieu zo worden aangetast dat sommige stukken van de aarde onbewoonbaar worden.’

Aangezien klimaatverandering zich en aangezien de wetenschappelijke kennis nog hiaten vertoonde, vonden de Shellonderzoekers het te vroeg voor ‘onmiddellijk ingrijpen.’ Maar er was genoeg bekend om over oplossingen na te gaan denken, schreven de Shellmedewerkers, pas in actie komen bij onomstotelijk bewijs

Voor de industrie ‘staan enorme belangen op het spel,’ wisten de onderzoekers. ‘Aangezien fossiele brandstoffen de voornaamste bron zijn van CO2 in de atmosfeer, is het zeer wenselijk dat de energie-industrie de blik Al was het maar omwille van Shells reputatie: de kans was ‘groot dat de massa ongerust wordt en actiegroepen van zich gaan laten horen.’

Wat Shell en de andere oliebedrijven wisten van het klimaat

Shell had zich al eerder in het klimaatprobleem verdiept. In een memo uit 1979 van Shells kolendivisie werd al over het klimaatprobleem geschreven: de toename van CO2 in de atmosfeer was reden tot zorg en In de bronnenlijst van de studie uit 1986 werden tientallen papers en boeken over het broeikaseffect genoemd; de vroegste De klimaatwetenschap timmerde toen al en markant genoeg liepen onderzoekers uit de olie- en gasindustrie daarbij De reden was eenvoudig: de bedrijven wilden weten in hoeverre klimaatverandering een bedreiging zou vormen voor hun zakelijke belangen.

Het Texaanse ExxonMobil begon om die reden al in de jaren zeventig het klimaat te bestuderen. In een uit 1981 kreeg het management uitgelegd dat de verwachte totale CO2-uitstoot in het jaar 2030 zou kunnen zorgen voor ‘catastrofale gevolgen (in ieder geval voor een aanzienlijk deel van de wereldbevolking).’ Hoewel er nog veel onzeker was over de precieze effecten, werd er binnen Exxon al in 1982 gerapporteerd dat er een ‘duidelijke wetenschappelijke consensus is ontstaan’ over het verband tussen Om de opwarming tegen te gaan ‘zou het gebruik van fossiele brandstoffen drastisch beperkt moeten worden,’ een Exxon-medewerker.

De oliebedrijven zochten elkaar algauw op om hierover te zo weten we dankzij recente Tussen 1979 en 1983 deelden alle grote oliebedrijven hun onderzoek over het klimaat in een gezamenlijke task force van hun branchevereniging het American Petroleum Institute (API). De task force nam de en dacht al in 1980 na over

De oliebedrijven wisten méér dan het publiek

De klimaatwetenschapper James Hansen in 1988.
De klimaatwetenschapper James Hansen in 1988.

Met hun gedeelde kennis hadden de oliebedrijven een flinke voorsprong op het publiek. Het werd pas in 1988 opgericht, en media-aandacht voor het klimaatprobleem kwam pas toen goed op gang. In juni van dat jaar vond in het Amerikaanse congres een hoorzitting plaats over klimaatverandering. De jonge klimaatwetenschapper James Hansen stal de show. Hij zei voor het oog van de wereld dat de aarde al met een halve graad Celsius was Het was 99 procent zeker dat dit geen natuurlijke variatie was, zei Hansen, maar een gevolg van menselijke uitstoot.

‘Sterke reductie fossiele brandstof vereist om klimaatverandering tegen te gaan’, kopte The New York Times de volgende dag op de voorpagina.

Shell had toen al begrepen dat klimaatverandering gevolgen zou hebben voor de eigen In 1989 paste de organisatie aan om rekening te houden met extremer weer en een Net als de andere oliebedrijven nam Shell intern dus het zekere voor het onzekere; het hield rekening met de gevolgen van klimaatverandering. Shell begon de eigen milieuprestaties te meten, startte onderzoek naar de afvang en opslag van CO2 en ontwikkelde programma’s om het affakkelen van aardgas te beperken en het energiegebruik

Dat waren kleine stapjes in de juiste richting, maar Shell wist dat het probleem De verbranding van olie, gas en kolen leverde per definitie problemen op voor milieu en klimaat, maar tegelijkertijd had de groeiende wereldbevolking méér fossiele energie nodig. Om een gesprek over dit duivelse dilemma tussen groei en milieu op gang te brengen, maakte Shell in 1991 de film Climate of Concern. ‘Nu actie ondernemen is de enige veilige verzekering die we hebben’, zei de voice-over. verscheen in verschillende talen en versies, onder meer Arabisch, Turks en Nederlands, en werd wereldwijd vertoond.

Vimeo
Bekijk hier de volledige versie van Shells klimaatfilm Climate of Concern (1991). Klik rechtsonder in de player op ‘cc’ om de ondertiteling aan te zetten.

Maar in de film loste Shell het dilemma niet op, en in de jaren daarna zou het bedrijf – net als de rest van de samenleving – klem blijven zitten tussen groei en groen. ‘Het is slecht voor ons allemaal als economische activiteiten het milieu schaden,’ zei Shelltopman Mark Moody-Stuart in 1994 tijdens een speech in Jakarta. ‘Aan de andere kant kunnen generaties nu en in de toekomst alleen in hun behoeftes voorzien door verdere

Shell wilde zich verantwoordelijk opstellen, maar vond ook dat het niet de zwaarste lasten hoefde te dragen in het zoeken naar een oplossing, omdat uiteindelijk alleen internationale samenwerking tussen overheden dit probleem kon oplossen.

Dat was precies wat regeringsleiders zich inmiddels ook hadden gerealiseerd. In 1992 tekenden ze in Rio de Janeiro een om ‘gevaarlijke menselijke beïnvloeding van het klimaat’ te voorkomen.

Maar toen ze dat verdrag wilden gaan uitvoeren, werden ze keihard tegengewerkt. Uitgerekend door bedrijven zoals Shell, die al sinds de jaren tachtig onderzoek deden naar het klimaatprobleem. Dat brengt ons naar Amerika en het tweede hoofdstuk van dit verhaal: hoe de oliebedrijven op de rem trapten door het publiek zand in de ogen te strooien.

Shell en andere oliebedrijven zaaien bewust klimaattwijfel

Toen regeringsleiders eind jaren tachtig hardop begonnen na te denken over manieren om klimaatverandering op te lossen, besloot een groep Amerikaanse oliebedrijven dat het tijd was voor een tegengeluid. In 1989 richtten ze de Global Climate Coalition op. De lobbygroep kreeg twee doelen: twijfel zaaien over de klimaatwetenschap en benadrukken dat regulering – als die er dan toch kwam – de samenleving duur zou komen te staan. Alle grote Amerikaanse oliebedrijven waren lid, waaronder Shell Oil, een van de grootste dochtermaatschappijen van de Royal Dutch Shell Group.

In 1988 een public affairs manager het ‘Exxon-standpunt’: ‘het benadrukken van de onzekerheid in de wetenschappelijke conclusies over het mogelijk versterkte broeikaseffect.’ De reden voor deze opstelling was duidelijk: te hard ingrijpen zou kunnen leiden tot ‘onomkeerbare en dure draconische

De sceptische argumenten die in Amerika werden gefabriceerd, verspreidden zich over de wereld en bereikten ook Shells kantoren in Europa. Shellmedewerker Peter Langcake werd aan het werk gezet om de golf van sceptische argumenten te wegen. Langcake was zich bewust van het grote belang van zijn onderzoek. In de inleiding van zijn rapport uit 1994 schrijft hij: ‘De dreiging van klimaatverandering is en blijft de belangrijkste milieukwestie voor de fossiele brandstoffenindustrie, met grote gevolgen voor de business.’

In die ik in handen heb, bespreekt Langcake de recente rapporten van het IPCC en de ‘alom bekende wetenschappelijke grondslagen’ uit de klimaatwetenschap waarover ‘volledige concensus’ is (zoals het feit dat meer broeikasgassen in de atmosfeer meer warmte vasthouden). Vervolgens wendt hij zich tot de sceptici, ‘een behoorlijke minderheid; die stelde dat ‘de zorgen over de opwarming van de aarde overdreven en ondoordacht zijn.’ Langcake weegt al hun bezwaren, maar vindt ze niet overtuigend en legt ze De klimaatwetenschap kon en het

Langcakes conclusies bereikten de top van het bedrijf. Ze werden in 1995 opgenomen in een Management Brief waarvan ik een kopie in handen kreeg. Een jaar later zei topman Mark Moody-Stuart publiekelijk dat de toename van CO2 in de atmosfeer waarschijnlijk tot opwarming leidde. De industrie moest klimaatverandering niet

Hoe oliebedrijven de publieke opinie bespeelden om klimaatactie tegen te houden

Maar de lobbygroepen waarvan Shell lid was, bleven dat – in weerwil van wel doen. In aanloop van de klimaattop die in 1997 in Kyoto zou plaatsvinden, voerde de Global Climate Coalition (GCC) de twijfelcampagne op. Alle middelen werden ingezet om de twijfel te verspreiden: reclames, advertorials in nationale kranten, speciale memo’s voor journalisten en congresleden.

Een van de tactieken: de productie van een video die beweerde dat een verhoogde CO2-concentratie voor hogere opbrengsten in de landbouw zou zorgen en zo de honger zou helpen uitroeien. Een boodschap die geen recht deed aan de waarschuwingen van klimaatwetenschappers - en die bovendien diametraal tegenover het rampscenario stond dat Shell al eerder in Climate of Concern had geschetst. De mainstream opvatting was - en is - juist dat de klimaatverandering de wereldwijde landbouw meer kwaad dan goed zou doen.

In 1995 schreef de GCC in een dat ‘de meeste wetenschappers hun twijfels hebben bij de dramatische voorspelling dat Groenland of het ijs van de Zuidpool zou smelten,’ wat aantoonbaar in tegenspraak was met de kennis die eerder binnen Shell was

De GCC schreef ook een om de legitimiteit van het IPCC - door Shellmedewerker Peter Langcake in 1994 omschreven als ‘de meest samenhangende, gezaghebbende en invloedrijke weerslag van wetenschappelijke opvattingen over Klimaatverandering’ – te ondermijnen.

De medewerkers op Shells hoofdkantoren in Europa vonden de twijfelcampagne veel te ver gaan, en Shell werd onder druk gezet door de milieubeweging. In stapte Shell Oil, na bijna tien jaar aan twijfelzaaien, eindelijk uit de Global Climate Coalition.

De schizofrene relatie van Shell met de wetenschap

Alle Shellvestigingen erkenden vanaf dat moment het verband tussen menselijke maar de oude spagaat – die tussen groei en milieu – zorgde ervoor dat Shell een schizofrene relatie met de wetenschap Shell begon actief te pleiten tegen een ‘overreactie’ van overheden door te wijzen op ‘onzekerheden’ in de Het was alsof Shell zei: van roken krijg je kanker, maar er is ook een kans dat je er niet ziek van wordt. Hou daar rekening mee als je overweegt te stoppen.

Het bedrijf begon voorwaarden te stellen aan het beleid. ‘Alles wat we doen moet gebaseerd zijn op degelijke wetenschap, rekening houdend met kosten en baten en de economische behoeftes en ambities van zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden,’ schreef Shell in In Kyoto moesten wereldleiders waken voor ‘onbezonnen beleidsmaatregelen,’ want die zouden net als klimaatverandering ‘serieuze economische gevolgen’ Alleen ‘no regret’-maatregelen waren geoorloofd – maatregelen zoals energiebesparing die sowieso economisch voordeel

Alle maatregelen die op korte termijn geld zouden kosten maar op lange termijn flinke baten zouden opleveren – zoals investeringen in een schone energievoorziening – werden de facto tot ‘regret’-opties verklaard: dingen waarvan je spijt zou krijgen. ‘Onomkeerbare acties moeten worden vermeden,’ stelde een Management Brief over het IPCC waarvan ik een kopie in handen kreeg.

Het effectiefste excuus ooit: ‘De markt gaat dit wel oplossen’

Het was heel duidelijk wat voor type beleid als ‘onbezonnen’ werd beschouwd. In hun inventarisatie van mogelijke beleidskeuzes schreven de onderzoekers in 1986 al dat alleen ‘draconische maatregelen zoals een wereldwijd verbod op kolenverbranding enig significant Shell – in die tijd nog actief in de steenkool – zag zulke oplossingen als ‘economisch noch politiek haalbaar.’ ‘Hoewel het in theorie mogelijk is om het gebruik van fossiele brandstoffen via wetgeving in te perken, is een wereldwijde reductie op wat voor manier dan ook extreem onwaarschijnlijk.’

De wens was hier duidelijk de vader van de gedachte, want lang niet iedereen was het met die stelling eens. De Amerikaanse milieuwaakhond EPA had bijvoorbeeld al in 1983 aangedrongen op ‘onmiddelijke actie’ om het gebruik van kolen te beperken. Shell was in 1986 ook al van een onderzoek van de Amerikaanse National Research Council (uit 1983) dat concludeerde dat beleidsmaatregelen ‘zoals een stevige belastingheffing op fossiele brandstoffen effectief zouden kunnen zijn.’ In een Management Brief uit 1996 over het nieuwste IPCC-rapport stond kortweg: ‘Overheden kunnen een breed scala aan maatregelen inzetten om klimaatverandering

Het nieuwste IPCC-rapport ‘lijkt een oproep tot politieke actie,’ schreef Shell. ‘Er is geen excuus om niks te doen.’

Maar sterk overheidsingrijpen was niet in het belang van Shell en de andere oliebedrijven, en dus geloofden ze er niet in. Hoewel geen serieuze klimaatwetenschapper voor een afwachtende houding pleitte, was dat precies waar de oliebedrijven voor lobbyden.

Ze kregen bijval van economen die geloofden dat innovatie en marktkrachten voor de beste, efficiëntste oplossingen Het moest worden bewaakt en de markt mocht niet ‘verstoord’ worden. De afwachtende houding werd verdedigd met een simpele, maar onbewijsbare claim: dat hard ingrijpen om klimaatverandering te voorkomen de samenleving meer zou kosten dan opleveren.

En zo klein als het vertrouwen in effectief klimaatbeleid van overheden was, zo groot was het vertrouwen in ‘de markt.’ Ten onrechte, zo zou blijken uit Shells eigen poging om een duurzame business op te richten. Dat brengt ons terug naar Europa en bij hoofdstuk drie van dit verhaal.

500 miljoen voor duurzaam (en hoe dat uitliep op niets)

6 oktober 1997. Jeroen van der Veer is nog maar net toegetreden tot de Group of Managing Directors – Shells variant op de Raad van Bestuur – als hij een persconferentie belegt in Londen. Hij heeft een grote aankondiging: Shell gaat een nieuwe bedrijfstak oprichten voor duurzame energie. ‘[Hernieuwbare energie is een uitdaging] voor particuliere bedrijven, de markt moet dit oppakken,’ zegt Van der Veer.

De economische vooruitzichten waren zonnig, zo zonnig dat Shell besloot in een periode van vijf jaar 500 miljoen dollar te investeren. De organisatie hield er op dat moment al rekening mee dat duurzame bronnen in 2050 tot wel de helft van alle energie zouden leveren. Shell wilde vóór 2005 10 procent van de markt voor zonne-energie veroveren. Verlies werd aanvankelijk op de koop toegenomen. ‘Het worden grote markten, dus willen we er vroeg bij zijn,’

Shell maakte volop reclame met de groene ambities. In The Financial Times plaatste het in maart 1999 een grote advertentie om bekend te maken dat het ‘de zaadjes voor duurzame energie’ Het bedrijf leek daadwerkelijk op de goede weg. ‘Shell heeft de juiste visie,’ zei Greenpeace-activist Diederik Samsom in Het bedrijf investeerde behalve zon ook in biobrandstoffen, windenergie, en waterstof – en hoopte met ten minste één van die activiteiten winst te gaan maken. Dat was een vereiste. ‘We kunnen ons geen rituele geldbranding veroorloven,’

Jeroen van der Veer (in het midden) tijdens een persconferentie in 1999. Foto: Roger Dohmen / HH
Jeroen van der Veer (in het midden) tijdens een persconferentie in 1999. Foto: Roger Dohmen / HH

De duik in het diepe die niet lukte

Maar het duurzame avontuur viel zwaar tegen. De 500 miljoen dollar die Van der Veer investeerde, zorgde niet voor de gehoopte ‘technologische doorbraak’. De zonnepanelen leverden onvoldoende op, de vraag voldeed niet aan de verwachtingen, concurrenten wisten sneller te groeien en de subsidies die Shell nodig had om door te gaan, werden soms ineens afgeschaft, zoals in Japan in 2002.

Na een kwam Shell onder druk te staan van aandeelhouders om nieuwe olie- en gasvoorraden te vinden en de winstgevendheid op te krikken. De groene activiteiten veranderden toen in rap tempo in een hoofdpijndossier. Ze leverden naar Shells maatstaven onvoldoende op en werden een voor een weer stopgezet. Biomassa, geothermie, waterstof - Shell stapte eruit of schroefde de ambities drastisch terug. In juni 2006 noemde Van der Veer zonnepanelen ‘een doodlopende straat.’ ‘Mensen schatten de mogelijkheden van deze energiebron In november van dat jaar verkocht Shell al zijn belangen in de sector.

Tijdens de financiële crisis, in maart 2009, maakte Shell bekend voorlopig helemaal te stoppen met investeringen in zonne- en Alleen de investeringen in biobrandstoffen en de afvang en opslag van CO2 werden voortgezet, omdat die dichter bij de kernactiviteten van het

De duik in het diepe die wél lukte

Het doorzettingsvermogen dat Shell voor groene energie niet kon opbrengen, legde het in dezelfde periode wel aan de dag voor een van de vervuilendste energiebronnen op aarde: teerzandolie. Dat is olie die wordt gewonnen uit teerzand, een mengsel van klei, zand en olie in (semi)vaste vorm. Om te zorgen dat graafmachines de teerzanden uit open mijnen kunnen opgraven, moeten bossen en ecosystemen worden gestript; om de olie vervolgens te verwerken zijn gigantische hoeveelheden energie nodig. Het proces gaat met gepaard: de gebieden waar teerzanden worden gewonnen zien eruit als een soort maanlandschap, grauw en kaalgeslagen. De residubekkens zijn zo uitgestrekt dat ze vanuit de ruimte zichtbaar zijn.

In 1999 was Shell al met een groot project begonnen in de Canadese provincie Alberta. Een noodzakelijke stap, ‘Het is duidelijk dat we olie, gas en kolen nog lang niet kunnen missen.’ Een wereld zonder olie was ‘vooralsnog een droom, tenzij die wereld een grote verarming accepteert.’

Uit ruwe bitumen moet zwavel worden onttrokken, dat vervolgens in bergen wordt opgeslagen. Dit is onderdeel van de open mijn bij Fort McMurray in Canada. Foto’s: Hollandse Hoogte
Uit ruwe bitumen moet zwavel worden onttrokken, dat vervolgens in bergen wordt opgeslagen. Dit is onderdeel van de open mijn bij Fort McMurray in Canada. Foto’s: Hollandse Hoogte

Vanaf 2006, toen de activiteiten in zonne-energie werden verkocht, begon Shell honderden miljoenen uit te geven om concurrenten in Canada uit te kopen. In maart 2007 gaf het bedrijf in één klap 7,4 miljard dollar uit om strategische controle te verkrijgen over de belangrijkste Canadese teerzandreserves. De investeringen die het bedrijf in duurzame energie en CO2-opslag deed – jaarlijks gemiddeld 250 miljoen dollar in de tien jaar na Van der Veers aankondiging – staken er bleekjes bij af.

Shell verdedigde de investeringen door te wijzen op het oude dilemma tussen groei en groen. De wereld wilde maar ontwikkeling, en Shell zou daarvoor de brandstoffen leveren.

Maar de teerzanden wierpen een over alle andere goede pogingen om iets voor het klimaat te betekenen. Shell wist destijds al precies de winning van teerzandolie zou veroorzaken. Vandaag is Shell in teerzanden, precies zoals het zich in 2007

Onbedoeld liet het bedrijf in die jaren zien wat er gebeurde als je de transitie naar schone energie toevertrouwde aan de ‘marktkrachten’ in de olie- en gassector. Dan kwam er geen transitie. Zolang winstgevendheid het hoogste criterium bleef in de top van het bedrijf – en daar zorgden de managers, de concurrenten, de analisten en de aandeelhouders wel voor – kon Shell het dilemma tussen groei en groen niet oplossen en zou het blijven doen wat het altijd al deed: recordwinsten boeken met olie en gas. In 2008 bijvoorbeeld verdiende het bedrijf 31 miljard dollar.

Na het gefaalde groene avontuur keerde Shell zich af van duurzame energie en de bijhorende subsidies en zocht het naar een nieuwe manier om aan een oplossing bij te dragen. De oliegigant werd een steeds actievere pleitbezorger van CO2-beprijzing, een middel dat ervoor moest zorgen dat ‘de vervuiler betaalt.’ Een prachtig idee. Maar er was één probleem. Shell lobbyde in de centra van de macht intussen op zo’n manier dat dat principe nooit werkelijk zou worden toegepast. Dat brengt ons naar Brussel voor het vierde hoofdstuk van dit verhaal: Shells lobby.

De belangen van Shell gaan boven alles

Als ik Europarlementariër Bas Eickhout (GroenLinks) vraag naar Shells klimaatlobby, voelt hij enig ongemak. Want hij had nooit gedacht dat hij met Shell op één lijn zou zitten. Maar rond de hervorming van het Europese emissiehandelssysteem (ETS) was dat toch echt het geval. ‘Shell is redelijk actief. Ze duiken niet.’

Europarlementariër Bas Eickhout.
Europarlementariër Bas Eickhout.

De emissiehandel werd in 2003 geïntroduceerd als hét Europese antwoord op klimaatverandering. Bedrijven moesten gaan betalen voor het recht om CO2 uit te stoten. Dat recht konden ze onderling verhandelen, en bovendien zou de totale hoeveelheid beschikbare emissierechten elk jaar krimpen, wat de prijs voor vervuiling zou opdrijven. Zo zou een prijsprikkel ontstaan voor verduurzaming.

Op papier was het geniaal, maar het liep uit op een In de Brusselse wandelgangen werd de emissiehandel onschadelijk gemaakt. Industrieën die extra kosten vreesden, lobbyden keihard voor gratis rechten bij de Europese Commissie. Met succes. Er werden zoveel gratis rechten uitgedeeld dat bedrijven zelfs kans zagen te aan de verkoop ervan. Het omgekeerde van wat was beoogd.

Eickhout is één van de Europarlementariërs die al jaren vecht om het systeem in ere te herstellen en de CO2-prijs – die door alle gratis rechten was ingezakt – weer op te krikken. Hij pleitte er bijvoorbeeld voor om rechten uit de markt te halen zodat de prijs van uitstoot weer ging stijgen. En daarbij vond Eickhout dus een van de machtigste spelers van Brussel aan zijn zijde:

Een prachtige lobby met één piepklein nadeeltje

Een CO2-prijs is Shells gedroomde klimaatbeleid. Het laat ‘de markt’ het werk doen en zorgt tegelijk dat het relatief schone aardgas – dat Shell volop in de aanbieding heeft – veel beter kan concurreren met steenkool, de vieze maar goedkope energie waar Shell in 2000 afscheid van

Een prijskaartje op CO2-uitstoot zorgt er bovendien voor dat Shell geld kan gaan verdienen met de nu nog peperdure afvang en opslag van CO2-uitstoot. Shell doet daar al sinds de jaren negentig onderzoek naar en heeft inmiddels een om uitstoot af te vangen. Maar de techniek kan pas breder worden ingezet als de consument de extra kosten ophoest. Een hogere CO2-prijs zou dat regelen. En dus

Omdat Shell zich hard maakt voor een CO2-prijs, komt het als oliebedrijven uit de bus in de van de Londense non-profitorganisatie Influence Map. Maar Shells inzet heeft ook een nadeel: al het andere klimaatbeleid moet wijken. Politici die iets méér willen dan een CO2-prijs, krijgen Shell tegen zich.

Hoe Shell lobbyde tegen duurzame energiedoelen

Zo is Shell vanaf een van de belangrijkste stemmen in de Brusselse lobby tegen verplichte doelstellingen voor duurzame energie en energiebesparing. De Europese Commissie wilde die doelen voor 2030 vastleggen. Maar volgens Shell en andere multinationals zoals BP en Total moest Europa alleen een CO2-doel formuleren en voor een hoge CO2-prijs zorgen. Vervuiling zou dan duur worden, de rest ging vanzelf en de uitstoot zou dalen. Samen met oliebedrijf Statoil begon Shell een One Target Coalition om de lobby kracht bij te zetten.

Een goed werkend emissiehandelssysteem zou vanzelf prikkels uitdelen voor energiebesparing en voor duurzame energie, zeiden de multinationals. Dat was nogal optimistisch geredeneerd. De praktijk had bijvoorbeeld al uitgewezen dat alleen prijsprikkels bij lange na niet voor

En nog een praktisch probleem: de CO2-prijs was veel te laag omdat de Europese industrie veel te veel gratis rechten hadden geëist. Shell had via zelf aan de wedloop om gratis rechten die van het vlaggenschip van het Europese klimaatbeleid een brekebeen had gemaakt.

Dat was ook precies de reden dat Europarlementariërs zoals Eickhout naast de voorgenomen van het emissiehandelssysteem óók wilden vasthouden aan aparte doelstellingen voor duurzame energie en energiebesparing. Het vastleggen van zulke doelen zou investeerders zekerheid geven en de grip van overheden op de energievoorziening vergroten.

Shell zei - en had daar goede redenen voor. Een aparte doelstelling voor energiebesparing zou Shells raffinaderijen en chemiefabrieken treffen, omdat daar veel energie wordt verbruikt. Een aparte doelstelling voor duurzame energie zou de weg vrijmaken voor snellere groei van windmolens en zonnepanelen. En uiteindelijk zijn dat gewoon concurrenten van aardgas, waar Shell nog vele jaren aan hoopt te verdienen.

Shell wil het beste voor het klimaat, maar het wil niet stoppen met olie en gas

Het enige klimaatbeleid dat Shell accepteert is dus de heilige graal: een die de concurrentiepositie van de eigen raffinaderijen en chemiefabrieken niet raakt, die de kosten doorschuift naar consumenten, de status quo ongeroerd laat en hoogstens meer geld oplevert, omdat de concurrentie van kolen wegvalt en omdat Shell kan gaan verdienen aan de afvang en opslag van CO2.

In feite kan Shell eindeloos pleiten voor een CO2-prijs, en ondertussen gewoon verder gaan waarmee het toch al bezig was. Als het eindelijk lukt om de CO2-prijs op te voeren, zal de klant hoogstens meer gaan betalen voor de producten die Shell toch al levert. Bedrijven zoals Shell, die aan de oorsprong van de fossiele vervuiling staan, hoeven niets extra’s te betalen.

Het moge duidelijk zijn dat het niet alleen Shells schuld is dat de emissiehandel niet werkt of dat er tot nu toe geen strenger klimaatbeleid is gekomen. Beleidsmakers zijn zo slap geweest om te luisteren naar de lobby van multinationals zoals Shell – of zo naïef om te denken dat ‘de markt’ het klimaatprobleem zou oplossen.

Maar het opportunisme van de oliegigant is onmiskenbaar. Bekijk Shells klimaatlobby en je ziet: het bedrijf vindt een overgang naar schonere energie prachtig, als die maar niet betekent dat we daadwerkelijk stoppen met olie en gas; als die transitie maar niet optelt tot een transformatie. En als overheden het maar uit hun hoofd laten om serieuze drukmiddelen in te

Buiten Europa neemt Shells lobby vergelijkbare patronen aan. In Amerika sprak de oliegigant zich bijvoorbeeld uit voor het Clean Power Plan van president Barack Obama, terwijl de invloedrijke lobbygroep Business Roundtable, waar Shell ook aan tafel zat, tegelijkertijd tegen dat plan

De groepen waarvan Shell lid is beweren dus regelmatig van het bedrijf zelf. Shell zegt in dat soort gevallen aan tafel te blijven zitten om invloed uit te Maar de externe evaluatiecommissie die door Shell zelf is aangesteld om de duurzaamheidsprestaties te monitoren, vindt dat argument ‘niet voldoende overtuigend, omdat Shell verbonden blijft aan groepen die volgens velen klimaatactie

‘[Brancheverenigingen] zijn in het leven geroepen om te zeggen wat bedrijven zelf niet kunnen of willen zeggen,’ zegt Thomas O’Neill, die Shells lobby in kaart brengt voor Influence Map. ‘Dat is het doel van die organisaties.’

Shells cynische constatering: er gebeurt te weinig

Ziehier de concrete uitwerking van de ‘naar voren gerichte blik’ waar de Shellonderzoekers al in ‘Shellmensen wordt geadviseerd om direct of via brancheverenigingen het gesprek aan te gaan met nationale overheden,’ schreef Peter Langcake in 1994 in zijn interne evaluatie van het broeikaseffect. ‘Het belang van input leveren op overheidsniveau kan moeilijk

Die oproep was duidelijk niet aan gericht. Volgens Influence Map is Shell een van de lobbyisten van de energie-industrie. Shell besteedt jaarlijks minstens aan het tegenwerken van ‘onbezonnen’ klimaatbeleid. De vorige poging om zulk beleid tegen te werken achtervolgt het bedrijf nog altijd: in 2016 hebben Amerikaanse Congresleden opgeroepen tot een naar Shells bijdrage aan de Amerikaanse twijfelcampagnes. Nog een smet op Shells blazoen: het duurde tot augustus 2015 voordat Shell de notoire Amerikaanse klimaatsceptische lobbygroep ALEC verliet.

Misschien is dat waarom het bedrijf niet bang is dat een deel van haar fossiele bezittingen waardeloos zal worden door ingrijpend klimaatbeleid van overheden. ‘We zien regeringen niet de stappen nemen die consistent zijn met het tweegraden-scenario,’ schreef Shell in 2015 in

In het licht van Shells lobby is die uitspraak nogal cynisch. Een spaak in de wielen steken, en dan doodleuk opmerken dat de fiets niet vooruitkomt.

Het zou mooi zijn als Shells investeringen een ander verhaal vertelden. Maar dat is helaas niet het geval, zoals het vijfde en laatste hoofdstuk van dit verhaal laat zien.

In mei 2011 besloot Shell dat het ‘s werelds grootste drijvende gasfabriek zou gaan bouwen: de Prelude. Alles aan de Prelude is gigantisch. Hij weegt ongeveer evenveel als zes vliegdekschepen, is meer dan vier voetbalvelden lang en tot ruim 130 meter hoog. De Prelude kan aardgas uit de zeebodem winnen én dat vervolgens direct vloeibaar maken, zodat tankers het kostbare goedje op zee kunnen komen ophalen. Shell hoopt na de Prelude nog vele nieuwe drijvende platforms te bouwen om gaswinning op eerder onbereikbare plekken mogelijk te maken. Kosten van het eerste exemplaar: tussen de 10 en 13 miljard dollar.

Megaprojecten zoals de Prelude laten zien dat Shell steeds nieuwe grenzen opzoekt om olie en gas uit de aarde te halen. Naast het vloeibare aardgas zet Shell de laatste jaren volop in op oliewinning uit de diepzee. En in 2015 nam het olie- en gasbedrijf BG over voor ruim 64 miljard euro.

De reden? Shell doet zijn best relevant te blijven. Want ondanks de vele miljardeninvesteringen kachelde Shells aandeel in de wereldwijde olie- en gasproductie tussen 2000 en 2015 terug van De overname van BG vergroot Shells aandeel weer maar het verlies in marktaandeel is nog lang Toen Ben van Beurden in 2015 zei dat de industrie alles moet doen om een ‘gouden tijdperk voor aardgas’ te ontketenen, was het hem dus menens.

Waar Shell de groei van duurzaam graag aan ‘de markt’ overlaat, daar lobbyt het bedrijf volop voor de aanleg van nieuwe gasinfrastructuur en voor overheidsbeleid dat het gebruik van (vloeibaar) Shell probeert aardgas neer te zetten als ‘onmisbare pilaar’ van het duurzame energiesysteem. Het is schoner dan kolen, zegt het bedrijf, en kan worden ingezet om het wisselende aanbod van duurzame stroom uit zon en wind

Dat klopt, maar er zit een addertje onder het gras. Of zeg maar gerust: een cobra. Want de Europese gasindustrie – met Shell voorop – bouwt dan een ‘brug’ naar een schoon energiesysteem. ‘Als je nu kijkt hoeveel infrastructuur we al hebben voor gas,’ zegt Europarlementariër Bas Eickhout, ‘dan is dat voor een goed huwelijk tussen aardgas en duurzame energie. Maar Shell voor investeringsbesluiten die ons voor nog eens dertig tot veertig jaar aan aardgas vastklinken. Zo vormt het een hindermacht voor de verdere groei van

Ook Shells suggestie dat aardgas ‘klimaatvriendelijk’ is, valt niet te rijmen met de feiten. Aardgas is inderdaad de Een gascentrale stoot ongeveer half zoveel CO2 uit als kolen. Maar dat is nog altijd 45 keer zoveel als een windmolen, en 25 keer zoveel als De Amerikaanse Energy Information Administration verwacht dat het aandeel van aardgas in de wereldwijde uitstoot oploopt van 20 procent in 2012 tot 26 procent in 2040 - een grotere stijging dan

De klimaatwinst van aardgas boven steenkool verdampt bovendien als er in de productieketen te veel een zeer En uitgerekend Shells rapportage over methaan laat te wensen over, stelt Shells eigen Zolang Shell niet méér transparantie biedt over methaanlekkages, is ‘dat hele ‘gas als transitiebrandstof’-verhaal echt een wassen neus,’

Toch houdt Shell eraan vast. In 2016 het schaliegas onder het kopje ‘toekomstige kansen’ – samen met duurzame energie. Terwijl inmiddels is dat juist bij schaliegasboringen veel methaanlekkages

Shell mist de groene boot

Het is dit hiaat tussen kennis en gedrag die steeds opnieuw terugkomt. Shell presenteert zich met dure - niet zelden – als ‘een innovatief, competitief, vooruitstrevend en toekomstgericht energiebedrijf.’ Maar het R&D-budget is in vergelijking met concurrenten niet uitzonderlijk. De investeringen in klimaatvriendelijke technieken schommelen al sinds 1998 rond de 1 procent van de totale investeringen. Shell investeert daarentegen nog tientallen miljarden in projecten die rechtstreeks indruisen tegen de doelen uit het

En terwijl Shell blijft investeren in fossiel, mist het de groene boot. De afgelopen zes jaar is er wereldwijd zo’n per jaar in de schone-energiesector geïnvesteerd. Shell zou moeten investeren als het nu doet, om alsnog mee te groeien met die markt. Maar in de disclaimer bij een voor investeerders schrijft het bedrijf letterlijk dat het dat voorlopig niet van plan is: ‘Wij hebben geen onmiddellijke plannen om binnen onze investeringshorizon van 10 tot 20 jaar naar een portfolio van netto nul CO2-uitstoot te gaan.’

Campagne van Shell uit 2016.
Campagne van Shell uit 2016.

Dit soort uitspraken laat zien dat Shell al dertig jaar wegloopt voor de ultieme consequentie van de klimaatwetenschap: dat we moeten stoppen met het gebruik van fossiele energie.

Ondanks alle kennis die het bedrijf verzamelde en documenteerde over het klimaatprobleem, begon het aan de grootschalige ontginning van teerzanden.

Ondanks alle kennis over de voor klimaat en milieu heeft Shell tussen 2006 en 2015 9 miljard dollar uitgegeven in een olie en gas te winnen op

Ondanks het feit dat de winning van de nu al bekende wereldwijde reserves voldoende zijn om ons stabiele leefklimaat definitief te ontwrichten, blijft Shell zoeken naar nieuwe olie- en gasvelden. In 2015 gaf het bedrijf 6,6 miljard dollar uit aan exploratie; ruim 25 keer zoveel als aan de

In weerwil van al deze feiten blijft Shell volhouden dat het een ‘kracht voor het goede’ wil zijn in de wereld. Het wil méér energie leveren – omdat de wereldwijde vraag nog altijd stijgt – en tegelijkertijd de uitstoot terugbrengen. De beste strategie daarvoor verschilt van land tot land, zegt Shell – maar natuurlijk is aardgas altijd onderdeel van de ideale oplossing, en moeten overheden goed oppassen voor ‘onbezonnen’ en ‘draconische’ maatregelen.

In Nederland is Shell lid van een van bedrijven die oproepen tot ambitieuzer klimaatbeleid. CEO Ben van Beurden wil meer en hij houdt de optie open om een duurzaam energiebedrijf over te kopen, en zo in één klap een speler van Wie weet. Vooralsnog zijn het alleen maar woorden, niet veel anders dan die van Van der Veer twee decennia geleden.

Waar de schoen al meer dan dertig jaar wringt

Juist voor een bedrijf dat zegt zo graag te willen is de belangrijkste vraag misschien wel: waarom doet het niet al lang méér voor het klimaat? In eerste instantie lijkt het antwoord: Shell kan niet kiezen. Het dilemma tussen groei en groen breekt het bedrijf op. Shell wil het allebei, maar blijft gevangen in die eeuwige spagaat. Gemeende mooie woorden versus te weinig daden. Dat zou een tragisch slot van dit verhaal zijn, en het zou van Shell een metafoor maken voor de samenleving, die ook niet kan kiezen.

Maar ik vrees dat hier niet alleen tragiek in het spel is. Shell maakt namelijk wel degelijk keuzes. Het kiest steeds opnieuw. Iedere keer als een bootje met Shellmedewerkers de zee op gaat om te zoeken naar nieuwe olie- en gasbronnen; iedere keer als een nieuwe put wordt geslagen; iedere keer kiest Shell. De keuze voor fossiel wordt door het bestaande systeem opgelegd: de managers doen wat ze doen, de samenleving vraagt om fossiele energie, aandeelhouders vragen om hoog dividend. Shells gedrag is hier een gevolg van: het kiest bewust voor de activiteiten die nu het meeste opbrengen en die klanten van vandaag het beste dienen.

Overheden die – in tegenstelling tot Shell – de verantwoordelijkheid hebben om burgers te beschermen tegen gevaarlijke klimaatverandering, staan erbij en kijken ernaar.

In een speech uit 1992 zei topman Lo van Wachem: uiteindelijk bepaalt het volk. ‘In de uiteindelijke analyse moet het beleid een afspiegeling zijn van de collectieve wil van burgers, die ze via hun regering doen gelden. Het is de plicht van de industrie om, in het belang van de hele maatschappij, ervoor te zorgen dat dat beleid wordt gebaseerd op de juiste relevante feiten.’

Dat is steeds Shells opstelling geweest. Maar het is ook precies waar de schoen wringt - al meer dan dertig jaar. Want Shell levert niet alleen input voor dat ‘gesprek’ met de samenleving. Het stelt ook voorwaarden aan het beleid. Als een democratisch gekozen overheid – of een groep overheden zoals in de Europese Unie – niet aan die voorwaarden voldoet, levert Shell formidabele weerstand. Beleid dat de kernactiviteiten van Shell bedreigt, wordt zoveel mogelijk kapot gelobbyd.

Ondertussen kan het bedrijf doorgaan met waar het toch al mee bezig was. Door de overname van BG groeiden fossiele reserves met 25 procent. Het bedrijf wil na 2020 nog groeien in schaliegas en -olie. En ook dit jaar gaan er bootjes de zee op om te zoeken naar nieuwe olie en gas. Business as usual tot in lengte der dagen – tot Shell definitief wordt ingehaald door groene concurrenten, of tot alle grimmige voorspellingen uit Climate of Concern werkelijkheid worden.

Dat is niet alleen een tragische samenloop van omstandigheden. Het is ook een systemische fout. De vraag voor de samenleving én voor Shell is: hoe we die gaan rechtzetten.

Een woordvoerder van Shell laat in weten: ‘Ons standpunt over klimaatverandering is welbekend; we onderkennen de klimaatuitdaging en de rol die energie speelt in het garanderen van een goede levenskwaliteit. Shell zal blijven oproepen tot effectief beleid voor lagere CO2-uitstoot.’

Hoe olie- en gasreuzen twijfel over klimaatverandering zaaiden Toen wereldleiders eind jaren tachtig hardop begonnen na te denken over manieren om de uitstoot naar beneden te brengen, besloten Amerikaanse olie- en gasbedrijven dat het tijd was voor een tegengeluid. Ze ondermijnden klimaatactie door twijfel te zaaien over de wetenschap. Shell deed mee. Lees hier de analyse Shell erkent al dertig jaar het gevaar van klimaatverandering (en deze film bewijst dat) Uit vertrouwelijke documenten blijkt dat oliebedrijf Shell al sinds 1986 intern alarm slaat over de gevaren van klimaatverandering. Tegelijkertijd werkt het bedrijf al dertig jaar klimaatbeleid tegen. Vandaag openbaren wij opnieuw Shells zelfgemaakte klimaatfilm waarmee het de wereld wilde waarschuwen - en wat het daarna (niet) deed. Bekijk hier de film Zo reageerde Shell op mijn onderzoek naar de verontrustende klimaatfilm die het in 1991 liet maken Vandaag maken wij Shells klimaatfilm Climate of Concern opnieuw openbaar en publiceer ik een uitgebreide reconstructie over Shells vroege klimaatkennis. Vóór publicatie vroeg ik Shell of het gedrag van het bedrijf in lijn is geweest met de kennis die het al sinds eind jaren tachtig verzamelde over klimaatverandering. Hier lees je Shells reactie. Lees hier de reactie Wil je dit onderwerp volgen? Als correspondent Klimaat & Energie onderzoek ik de oorzaken van de klimaatcrisis en onze toekomst op een steeds warmere aarde. Blijf op de hoogte via mijn wekelijkse mail