Anthony moet energy gaan halen van zijn vriendinnetje. Ze legt zo veel nadruk op de eerste lettergreep van zijn naam, dat het klinkt alsof ze haar keel schraapt. Met ‘energy’ bedoelt ze van die nep-Red Bull van dertig cent per blikje. Ze spreekt het uit als eenurtjie. Ze zit op haar te hoge fiets met één voet aan de grond en één voet op haar trapper, de punt van haar zadel drukt haar grijze joggingbroek in haar naad.

Bij de ingang van de supermarkt hangt een bordje dat scholieren verbiedt hun tassen mee de winkel in te nemen. Anthony is gehoorzaam en hangt zijn rugzak op aan het stuur van zijn vriendinnetjes fiets. Ze wankelt, zegt godverdomme en zet dan ook haar andere voet op de grond. Zodra Anthony is verdwenen achter de schuifdeuren van de winkel, haalt ze zijn tas van haar stuur, tilt hem met gestrekte arm omhoog, kijkt er even naar, en laat hem dan van zo hoog mogelijk op de grond storten.

Het vriendinnetje van Anthony is onrustig. Ze smeert lipgloss op, doet kauwgom in haar mond, pulkt wat onder haar nagel vandaan, speelt met haar fietsbel

Het vriendinnetje van Anthony is onrustig. Ze trekt haar mobiel uit haar zak, ontgrendelt hem, vergrendelt hem, en stopt hem weer terug. Ze smeert lipgloss op, doet kauwgom in haar mond, pulkt wat onder haar nagel vandaan, speelt met haar fietsbel. En ze kijkt constant om zich heen. Naar de deur waar Anthony straks weer uit komt, naar de middelbare school aan de overkant van de straat, naar de auto’s op de parkeerplaats. Soms probeert ze achter zich te kijken, maar met de enorme bontkraag aan haar capuchon heeft ze zichzelf gesaboteerd.

Ze probeert haar paardenstaart los te maken, de stang van haar fiets nog steeds tussen haar benen geklemd. Het elastiekje zit vast. De fiets begint te hellen. Het elastiekje zit nog steeds vast. Ze trekt, vloekt, trekt. De fiets pleurt om, het vriendinnetje ook. Kwaad duwt ze de fiets van zich af en staat op. Haar elastiekje is losgeraakt en ligt op de grond in een plas.

Ze wil haar fiets rechtop zetten, maar het stuur is gedraaid en het lukt niet. Ik zet mijn eigen fiets op de standaard zodat ik haar kan gaan helpen, net wanneer twee blonde meisjes haar kant op lopen. Eentje roept: ‘Hooi! Ik help je wel even.’ Ik draai me weer om richting mijn fiets: mooi. Dat meisje komt haar helpen. Maar wanneer ik nog even achterom kijk, blijkt het tegendeel waar. Dat meisje is op het achterwiel gaan staan, stampt een paar keer hard op de spaken en grijnst. Even lijkt het vriendinnetje van Anthony aangedaan. Dan duwt ze met geweld het meisje van haar achterwiel af en sist ze dat ze de tering moet krijgen. Het meisje deinst terug, steekt twee middelvingers op en loopt de supermarkt in.

Anthony komt even later naar buiten met twee blikjes energy en een paarse zak Doritos. Hij geeft zijn vriendinnetje een kus op haar wang en raapt zonder iets te vragen haar fiets en zijn tas van de grond. ‘Love you.’ Zijn vriendinnetje kijkt hem aan met iets wat lijkt op een glimlach. Dan wendt ze haar blik af en pulkt schijnbaar ongeïnteresseerd iets onder haar nagel vandaan. ‘Weet ik.’