Ode aan de achteloosheid

David Van Reybrouck
Correspondent Revolutie in Indonesië
Illustratie: Tzenko (voor De Correspondent)

Alleen de grootste kunstenaars bereiken vroeg of laat het punt van geniale nonchalance. Een lofzang op het sublieme aanklooien.

Vorige week stond ik in de Alte Galerie in Berlijn minutenlang tegenover dit werkje van Max Liebermann.

Die Gartenbank van Max Liebermann. Foto: Museen zu Berlin / Andres Kilger

Ik keek vooral naar dat tuinbankje. Eén witte streep verf, bijna recht uit de tube, voor de rugleuning in de zon. Voor de poten linksonder zelfs nog minder: het weefsel van het oorspronkelijke canvas.

Hoe is het mogelijk, dacht ik, dat zo’n klassieke, technisch onderlegde schilder als Liebermann hier zo nonchalant durfde te schilderen? Het licht op de jurk van het meisje: een paar slordige klodders wit-gele verf. De gele vlek in het gazon: een plas zonlicht, zo van het palet geschraapt.

Ja, ik weet het, de invloed van het Franse impressionisme op de Duitse schilderkunst deed zich gelden. Liebermann woonde een halve eeuw voor dit werkje in Parijs en bezocht de École de Barbizon waar het zo allemaal een beetje begonnen is, dat spelen met verf. Je ziet Renoir in de lichtvlekken, Monet in het gras, Cézanne in de jurk, en Van Gogh, of zelfs Seurat, in het gebladerte, maar dat is het allemaal niet. Kunst is meer dan kunstgeschiedenis, stijl meer dan een kwestie van invloeden.

De geniale nonchalance van de schilder

Liebermann was 69 toen hij in de zomer van 1916 zijn dochter meermaals liet poseren in de tuin bij Wannsee. Daar, ten westen van Berlijn, had hij een villa laten bouwen aan de oevers van de Havel. We vergeten dat jaartal. We vergeten dat op een paar kilometer van dit zonnige tafereeltje het Duitse militaire opperbevel gehuisvest was. We vergeten dat in die zomer de Slag bij de Somme uitbrak.

Liebermann weet: wat ik verlies aan precisie, win ik aan trefzekerheid

We wanen ons nog even in de negentiende eeuw. Liebermann is oud – 69 gold als bejaard toen – en gevierd. Eredoctor aan de Friedrich-Wilhelms-Universität in Berlijn, bewonderd in heel Europa, onderscheiden door koningin Wilhelmina in Den Haag. De Pruisische Kunstacademie gaat een jaar later, bij zijn zeventigste verjaardag, een groot retrospectief aan hem wijden.

Hij heeft het punt bereikt van geniale nonchalance, het punt waarop techniek zozeer deel van het lichaam is geworden dat ogen, handen en hersenen elkaar woordeloos verstaan. Het punt waarop hij soeverein slordig mag zijn, waarop hij weet: wat ik verlies aan precisie, win ik aan trefzekerheid.

Ik ken geen trefzekerder geschilderd tuinbankje dan dit. Dat vond Liebermann misschien ook. Het werkje heet: Die Gartenbank.

Hier zitten geen levenslessen in

En nee, die moeiteloze zwier valt niet aan te leren of te kweken. Lessen voor het eigen leven zitten hier niet in. Diepzinnige wijsheden of inspirational quotes vallen hier niet te rapen. De mythe van de maakbare mens delft het onderspit tegenover zoveel overwicht. We moeten weer leren bewonderen.

Japanse kalligrafen hadden het, Miles Davis had het, de Italiaanse bergbeklimmer Emilio Comici had het en de pas overleden actrice Jeanne Moreau had het. Sublieme achteloosheid. Niet langer je best doen, niet langer iets willen zijn of bereiken. Gewoon je lichaam laten zingen, nadat je het een leven lang hebt gevoed met alle kleuren en stijlen. Alsof het niks is.

Het is slechts weinigen gegeven. De meeste artiesten komen vroeg of laat in een fase van Spätkunst terecht: het meesterschap is er nog, vaak meer nog dan vroeger, maar de onderwerpen zijn opgedroogd, het verhaal is verteld. De urgentie is weg. Wat dan nog rest, zijn variaties op een thema.

Maar de vleugels van de allergrootsten blijven groeien. En de meest geniale was misschien wel William Turner.

Een hoogtepunt? Voor Turner slechts een opstapje

Drie zomers geleden kwam ik op een trektocht door Wales op een avond in het gehucht Llanthony Abbey uit. Ik zette mijn tent op en wandelde tijdens de schemering door de ruïnes van de voormalige augustijnerabdij.

Turner was hier in de zomer van 1792 beland. Hij was pas zeventien maar zat toen al als wonderkind twee jaar op de Royal Academy of Arts. Tijdens de vakantiemaanden trok hij met een schetsboek door Wales. Aanvankelijk wou hij architect worden, nu tekende hij ruïnes in hun landschap.

Kort daarna maakte hij een schets van Llanthony Abbey...

‘Distant View of Llanthony Abbey’ door Joseph Mallord William Turner in 1792. Collectie: Tate

...en deze aquarel.

‘Llanthony Abbey, Monmouthshire’ door Joseph Mallord William Turner in 1792. Collectie: Indianapolis Museum of Art / gift van de kinderen van dhr. en mevr. Hugo O. Pantzer

Tot diep in de negentiende eeuw zou het werkje herdrukt worden en menige studeerkamer in Victoriaans Engeland sieren.

Maar wat voor de meeste kunstenaars het absolute hoogtepunt in hun oeuvre zou zijn, was voor Turner slechts een opstapje. Twee jaar later, in 1794, werkte hij zijn schets opnieuw uit tot een aquarel.

‘Llanthony Abbey’ door Joseph Mallord William Turner in 1794. Collectie: Tate

De herders met hun honden zijn verdwenen, in de plaats is een wanhopig mannetje gekomen dat vecht tegen de wind, het weer is onguurder geworden.

En ook dat is nog niet genoeg. Want veertig later, de 19-jarige Turner is dan 59 geworden, schildert hij nogmaals de ruïne van Llanthony Abbey, of hoe hij zich deze herinnerde. Het is een verbluffend werk. Op de voorgrond schuilen nog wat gedaantes, maar die doen er niet meer toe.

‘Llanthony Abbey, Monmouthshire’ door Joseph Mallord William Turner in 1834. Collectie: Indianapolis Museum of Art / Kurt F. Pantzer

Het menselijk element is volkomen nietig geworden nu. De mens is nog een schim, de kerk nog slechts een mist. Dit is geen beeld meer van een kerk die krot is geworden, maar van een ruïne die nog hooguit als nevel bestaat, nevel waar wat licht op valt. Alles is vloeibaar geworden nu, van de striemende regen in de rechterbovenhoek, naar de kolkende rivier die linksonder het beeld verlaat.

Zelfs de rotsen werden wolken en de bergen losten op. Ik wist niet dat er zoveel kon gutsen op een oppervlakte van 30 bij 42 centimeter.

Onderzoekers vermoeden zelfs dat een ongedateerde waterverfstudie diende als voorstudie voor het schilderij van 1834. Voorstudie? Nastudie? Wie zal het zeggen? Bij de late Turner lopen schetsen en schilderijen in elkaar over. We zijn op het punt gekomen dat werken gewoon ademen was.

‘Llanthony Abbey’ door Joseph Mallord William Turner in c.1834. Collectie: Tate

Veertig jaar weten dat minder meer is

Wat tussen deze en vorige aquarellen ligt is veertig jaar later weglaten, veertig jaar vergeten, veertig jaar weten dat minder meer is. Gebouwen werden landschappen, landschappen werden regenbuien en regenbuien werden licht. ‘Mehr Licht,’ prevelde Goethe rond die tijd op zijn sterfbed in Weimar, meer licht voor de man die kleuren zo intens bestudeerd had. Wat is het toch met ouder worden en die groeiende gevoeligheid voor licht?

Ook Turner kon er geen genoeg van krijgen. Toen hij bijna zeventig jaar oud was, wou hij aan den lijve ondervinden wat dat was, vloeibaar worden, wat het betekende wanneer de wereld waterverf werd, kortom, hoe dat aanvoelde, noodweer op zee.

‘Snow Storm - Steam-Boat off a Harbour’s Mouth’ door Joseph Mallord William Turner. Collectie: Tate

Hij liet zich bij de meest ellendige weersvooruitzichten inschepen in Harwich en vroeg om boven in de mast vastgebonden te worden, als een moderne Odysseus die de sirenes van het sublieme wou ondergaan. Het resultaat was het beroemde Snow Storm: Steam-boat off a harbour’s mouth (1842). Veel achtelozer wordt het niet in de Europese kunstgeschiedenis.

Daar kan zelfs geen tuinbankje tegenop.

Meer lezen?