Het is 1980. Donald Henderson heeft eerder met succes de campagne tegen pokken geleid. Voor het eerst in de geschiedenis is het gelukt om een ziekte volledig uit te roeien.
Nu zegt de Amerikaanse epidemioloog op een congres: ‘Met andere ziekten is volledige uitroeiing nog niet haalbaar gebleken.’ Hij wijst erop dat de meeste mensen ook helemaal geen campagne willen om één ziekte uit te roeien.
De aanwezigen slaan Hendersons waarschuwingen in de wind. Aan het eind van de conferentie nomineren de verzamelde wetenschappers drie ziektes die volledig uitgeroeid moeten worden: mazelen, framboesia en polio.
In 1988, acht jaar later, meldt de World Health Organization (WHO) dat ze een nieuw doel heeft: het wereldwijd uitroeien van wilde polio. De ziekte, waarbij een virus ontstekingen in het ruggenmerg en uiteindelijk verlammingen veroorzaakt, moest helemaal de wereld uit.
De organisatie lanceert een programma dat nu, bijna dertig jaar later, nog altijd een van de meest ambitieuze, best gefinancierde - en controversieelste - gezondheidscampagnes ooit is.
Maar, waarom opeens een verhaal over polio?
De afgelopen maanden hebben we gesproken met diverse mensen aan het hoofd van de polio-uitroeiingscampagne. Ze zijn trots op wat ze hebben bereikt, maar erkennen ook dat het succes grote offers heeft gevraagd.
Een campagne die was bedoeld om overal ter wereld te zorgen voor betere gezondheidszorg én een einde moest maken aan een nare ziekte, heeft hoofdzakelijk het laatste bereikt. En dat alleen met veel meer geld, tijd en mankracht dan wie dan ook had kunnen voorzien.
Om verschillende redenen werden wij, Robert Fortner en Alex Park, door dit verhaal gegrepen. De afgelopen jaren is Robert, een oud-medewerker van Microsoft, bezig geweest met een boek over Bill Gates. In 2010 schreef hij een verhaal voor Scientific American over de bovenmenselijke inspanningen waarmee in India - waar polio het hardst huishield - de uitroeiingscampagne een succes werd.
Er waren veel meer en veel grotere problemen met de volksgezondheid
Op dat moment leek het een van de weinige positieve ontwikkelingen in de wereld. Later bleek India een schoolvoorbeeld van het ware probleem van de campagne: het land was zelf nooit van plan geweest polio uit te roeien. Er waren veel meer en veel grotere problemen met de volksgezondheid.
Toen ontstond een nieuwe crisis: ebola. In 2014 schreef Alex voor de Amerikaanse nieuwssite Mother Jones vanuit Washington DC over de ebola-epidemie die West-Afrika teisterde. Robert las het en uiteindelijk schreven we voor de HuffPost een verhaal over de WHO, de Amerikaanse regering en de Gates-stichting tijdens de ebola-epidemie.
We kwamen er namelijk achter dat de Gates-stichting de ebola-epidemie eerst geen aandacht gaf. Pas op 31 juli 2014, een maand nadat Artsen Zonder Grenzen - de belangrijkste internationale organisatie in de strijd tegen ebola - verklaarde dat de stichting ‘haar grenzen had bereikt,’ bracht de WHO weer een noodoproep uit. Niet over ebola, maar over polio. Over ebola repte de WHO pas negen dagen later.
Dat de WHO traag reageerde, heeft wellicht ook te maken met de samenstelling van de organisatie. Toen ebola opkwam, werd 38 procent van de werknemers in Afrika betaald uit geld bedoeld voor poliobestrijding. Dat programma was zo groot geworden, dat de WHO zich vooral met die ziekte bezighield.
Hoe kon dat gebeuren?
Wacht even. Wat is polio en hoe verspreidt het zich?
De infectie van wilde polio - daar gaat dit verhaal over - begint pas echt in de darmen. Sommige geïnfecteerden hebben nergens last van, anderen krijgen koorts. De meeste mensen zijn goed bestand tegen het virus, maar bij ongeveer een op de tweehonderd geïnfecteerden komt het terecht in het centrale zenuwstelsel.
Daar beschadigt het zenuwcellen die de spieren besturen, waardoor de slachtoffers - meestal kinderen - deels of geheel verlamd raken. In het slechtste geval raken ook de zenuwcellen van de ademhalingsspieren beschadigd en is polio dodelijk.
In rijke landen, waar polio waarschijnlijk niet meer voorkomt, verspreidde het virus zich vroeger via speeksel, door hoesten en zoenen. Polio kan zich ook verspreiden via menselijke ontlasting. Dit is vooral in arme landen als Pakistan en Afghanistan een groot probleem. Daar zijn de sanitaire voorzieningen vaak slecht, komt rioolwater ongereinigd in het drinkwater terecht en blijft het virus voorkomen.
Er is geen remedie tegen polio en als het virus eenmaal huishoudt in het centrale zenuwstelsel, veroorzaakt het grote schade. Die kan worden beperkt, maar bijna nooit ongedaan gemaakt.
Hoe zit die campagne dan in elkaar?
In 1988 waren er in 125 landen meer dan 350.000 gevallen van spontaan voorkomende polio. Vorig jaar zijn 37 gevallen van wilde polio geconstateerd. Dat is een daling van meer dan 99 procent.
Deze enorme afname is het werk van de uitroeiingscampagne, die in 1988 begon. Deze campagne heet officieel de Global Polio Eradication Initiative (GPEI) en wordt gecoördineerd vanuit hetzelfde gebouw als de WHO in Genève. Maar de WHO is slechts een van de vele partners.
In 1988 waren er in 125 landen meer dan 350.000 gevallen van spontaan voorkomende polio. Vorig jaar zijn er 37 gevallen van wilde polio geconstateerd
Andere zijn onder meer het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) en allerlei non-profitorganisaties, zoals de Bill en Melinda Gates-stichting en Rotary International. GPEI krijgt geld van allerlei landen, de Gates-stichting is met afstand de grootste sponsor van de campagne.
In de kern is het programma vrij simpel: inenten, jaar op jaar, totdat wilde polio is verdwenen. In de meeste rijke landen, zoals Nederland, wordt ingeënt met een injectie. In de meeste arme landen wordt een goedkoper oraal vaccin gebruikt, dat gedurende enkele maanden een paar keer op de tong van een kind wordt gedruppeld.
Het stimuleert het immuunsysteem in de spijsvertering, waardoor de ontvanger de rest van zijn of haar leven vrijwel zeker immuun is voor polio.
En...wat kost het?
Meer dan tien miljard.
‘Uitroeiing is een ondankbaar doel,’ legt campagnevoerder Walter Orenstein uit. ‘Als ik je zou vertellen dat er een campagne bestaat die een ziekte voor 99 procent kan laten verdwijnen, zeg je: wow, wat een programma. Maar als je gaat voor volledige uitroeiing, is elke besmetting er een te veel.’
Kortom: het werk zit er nog niet op. Als we willen voorkomen dat er ooit weer een polio-epidemie komt, zit er niets anders op dan de grote meerderheid van de kinderen overal ter wereld in te enten, totdat het allerlaatste poliogeval is gevonden en geïsoleerd.
Dat betekent dat het programma elk jaar weer, totdat polio helemaal is uitgeroeid, honderden miljoenen vaccins moet kopen en verschepen, vooral naar landen die het niet zelf kunnen betalen.
Aangezien vaccins kunnen bederven, zorgt GPEI voor koelkasten, koelboxen en generatoren om het middel van de fabriek onder de mensen te brengen. En omdat polio niet ‘in het veld’ kan worden vastgesteld, beheert het programma een keten van testlaboratoria. Daarbovenop komt een heel leger van medewerkers die het vaccin naar de kinderen brengen.
Dit alles is ongelooflijk duur. Tot dusver heeft het programma ongeveer 15 miljard dollar gekost. De campagne heeft ook al drie keer een uitroei-deadline vastgesteld en gemist - in 2000, 2005 en 2012. De volgende komt eraan in 2018.
En hoeveel het nu kost? Zo’n 1,25 miljard dollar per jaar. Daarmee behoort het met de campagnes tegen aids en malaria tot de duurste bestrijdingsprogramma’s ooit.
Hoe kwam de campagne van de grond?
Als er iemand is die van het uitroeien van polio een prioriteit maakte, dan is het Albert Sabin, de Pools-Amerikaanse uitvinder van het orale poliovaccin.
Dat zit zo. In de jaren tachtig hadden de meeste rijke landen polio geëlimineerd door het vaccin toe te voegen aan de cocktail die ze alle kinderen geven. Sommige andere landen, zoals Cuba en Guyana, waren er ook met het orale vaccin in geslaagd de ziekte uit te bannen.
Kortom: wereldwijde uitroeiing leek haalbaar.
Alleen moesten er nog partners gevonden worden. En die vond Sabin na een reeks lezingen voor leden van Amerikaanse Rotaryclubs, een internationale netwerkorganisatie met allerlei maatschappelijke doelen.
Waarom zou je blijven betalen voor het inenten van kinderen als je een ziekte uit de wereld kan helpen?
Sabin en de Rotary raamden de kosten op 120 miljoen dollar. Polio uitroeien was een ambitieus doel, maar ook ongelooflijk aantrekkelijk. De ziekte was al jaren uit de Verenigde Staten verdwenen, helemaal vergeten was ze niet.
Voor de leden van de Amerikaanse Rotary was polio zelfs ‘een van de meest gevreesde ziektes, zo niet de meest gevreesde’, zegt Carol Pandak, die de afgelopen zeventien jaar het polioprogramma van de Rotary leidde.
In de tijd dat Rotary zich besloot hard te maken voor uitroeiing, zegt Pandak, voelden veel leden ook een emotionele band met polio. ‘Ons ledenbestand is zo samengesteld dat veel leden de grote epidemieën van de jaren vijftig nog helder op het netvlies hadden staan.’
Meerdere leden vonden het idee van totale uitroeiing van een ziekte geweldig. Waarom zou je blijven betalen voor het inenten van kinderen als je een ziekte voor eens en voor altijd uit de wereld kan helpen?
Dus gingen ze met de pet rond bij regeringen en private sponsoren. En toen ging het snel. Met het opgehaalde geld roeiden ze polio uit in landen in Latijns-Amerika. Ook voor andere ziektes, zoals tetanus, kinkhoest en de mazelen, werd de vaccinatiegraad opgeschroefd.
Hoe werd dit een wereldwijde campagne?
Een succes dus, maar eind jaren tachtig besefte Rotary dat de hele wereld poliovrij maken niet zou lukken. Er was hulp van de WHO nodig.
Wat gebeurde er: in 1987 publiceerde een aantal WHO-medewerkers een pleidooi voor een mondiale campagne in een intern magazine. ‘De enige vraag is of wij het gaan doen of dat we onze opvolgers vertellen wat ervoor nodig is.’
Een jaar later kondigde de WHO aan dat polio in het jaar 2000 volledig uitgeroeid zou zijn. Met een verwijzing naar Latijns-Amerika werd gesteld dat ‘onder de vlag’ van poliobestrijding de gezondheidszorg overal ter wereld verbeterd zou worden.
Sponsoren zouden geld geven om te helpen polio uit te roeien, maar met de steun zouden ook klinieken worden gebouwd, medewerkers worden getraind en vaccins worden gekocht.
Alleen bleef in het uiteindelijk programma weinig van die mooie plannen over. Onbedoeld werd het algemene doel losgelaten kinderen tegen een hele reeks ziektes in te enten.
De Amerikaanse antropoloog Svea Closser vertelt: ‘Ik zat bij een hoop vergaderingen waar mensen zeiden: algemene inenting is goed, maar we moeten nú polio uitroeien, anders komt het er niet meer van. Als ze [de inenters] te veel bezig moeten zijn met algemene inenting, lukt het nooit om polio uit te roeien.’
Het resultaat: legers vaccinatiemedewerkers gingen wereldwijd van deur tot deur met alleen het poliovaccin.
En wat is de rol van Bill Gates?
We weten niet precies waarom Bill Gates in 2007 besloot zich op polio te richten. Dat jaar zegde hij 700 miljoen dollar toe om de ziekte uit te roeien. De Microsoftmiljardair had daarvoor al polioprojecten gefinancierd, maar richtte zich ook op andere volksgezondheidthema’s als roken en de gezondheid van moeders.
Zoals veel Amerikaanse Rotaryleden had ook Gates persoonlijke herinneringen aan polio. Als kind in de jaren zestig had hij gezien hoe zijn tante had geleden onder de gevolgen van de ziekte. Maar tot dusver had polio bij zijn stichting geen prioriteit.
Dus vanwaar die omslag? Toen we de stichting ernaar vroegen, verwees die ons naar een serie speeches die Gates in die tijd gaf. Alleen blijft zijn motivatie daarin vaag.
Net als sommige campagnevoerders lijkt Gates polio vooral uit te willen roeien om te bewijzen dat het überhaupt mogelijk is om ziektes uit te roeien.
Probleem opgelost dus?
Sinds Bill Gates geld geeft, is de uitroeiing van wilde polio vrijwel voltooid. Maar laten we niet te vroeg juichen. Want door al die vaccinaties is een nieuw probleem ontstaan dat alle vooruitgang teniet kan doen.
Dat zit zo. Anders dan in het injecteerbare vaccin dat rijke landen gebruiken, zit er in het orale vaccin dat ontwikkelingslanden geven een verzwakte maar nog altijd levende variant van het poliovirus. Zo’n verzwakt virus kan op zeker moment muteren en een ziekte veroorzaken: het vaccine-derived polio virus (VDPV).
In 2016 waren er in de hele wereld drie gevallen van VDPV. Dit jaar zijn dat er al 84. VDPV zou geen serieuze bedreiging van de volksgezondheid zijn als de vaccinatiegraad tegen polio overal ter wereld hoog zou blijven.
Maar nu de leiders van de uitroeiingscampagne op het punt staan de overwinning uit te roepen, zijn veel mensen bang dat de vaccinatiegraad overal zal dalen, terwijl het aantal VDPV-infecties zal toenemen.
Dus waarom horen we niets over deze ziekte die het directe resultaat is van deze campagne? Daarover gaat ons andere verhaal van vandaag.
Met dank aan Correspondentlid en epidemioloog en microbioloog Amrish Baidjoe van het Imperial College in Londen en hoogleraar Global Child Health aan de Universiteit van Amsterdam Michaël Boele van Hensbroek voor het checken van dit verhaal. En aan Hans Pieter van Stein Callenfels voor het vertalen van het artikel uit het Engels.
Lees ook:
Als je een ziekte bijna uitroeit. Maar daardoor een nieuwe ziekte te wereld in helpt Het is een ongekend succes: na 30 jaar en 15 miljard dollar is wilde polio 99 procent gedaald. Maar net nu we dat willen gaan vieren, blijkt de vaccinatie een nieuwe gevaarlijke ziekte te veroorzaken. Hoe kan dit? Erfelijke ziekten uitroeien: met deze wetenschappelijke doorbraak kan het Ziekten genezen, muggen resistent maken tegen malaria, antibioticaresistentie tegengaan: het onvoorstelbare wordt voorstelbaar met de DNA-bewerkingstechniek CRISPR. Deze week werd bekend dat mutaties in embryo’s ongedaan kunnen worden gemaakt met CRISPR-Cas en zo erfelijke ziektes tegengegaan. Maar, moeten we dit allemaal wel willen?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!