Het is marktwerking in optima forma.

In 2009 leende een Amerikaanse investeerder 455 miljoen euro, legde daar zelf 45 miljoen bij en kocht niet minder dan vijfhonderd Nederlandse kinderdagverblijven.

De schuld die de investeerder maakte, werd afgeschoven op de crèches. Dat dwong hen om in te zetten op maximale winst in plaats van op de beste pedagogische kwaliteit voor de

Het overkwam talloze kinderopvangbedrijven in Nederland, sinds die in 2005 aan de markt werden overgelaten.

In 2011 dat 44 procent van de kinderopvanglocaties in handen is van 5 procent van alle En dat het aantal stichtingen zonder winstoogmerk is gedaald van meer dan zestig procent in 2003 naar dertig procent in 2010.

Peuterscholen werd tot nu toe een gang naar de markt bespaard.

Maar per 1 januari 2018 is de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk van kracht.

Wat gaat er per 1 januari veranderen?

Daarmee gelden voor alle peuterspeelzalen - opgericht ter bevordering van de ontwikkeling van kinderen - in één keer dezelfde regels als voor de kinderopvangorganisaties.

De organisaties, vaak stichtingen verbonden aan gemeentelijke welzijnsorganisaties, kunnen dan nog wel blijven bestaan, maar de financiering van hun werk wordt veel complexer.

Dit dwingt de peuterspeelzalen zich commerciëler op te stellen

En dat dwingt de peuterspeelzalen om zich een stuk commerciëler op te stellen.

Dat klinkt misschien als iets futiels. En verklaart wellicht waarom er zo weinig over geschreven is.

Maar feitelijk komt deze maatregel erop neer dat de overheid nog meer grip verliest op een sector die door de Wereldbank, Europese Unie en UNICEF wordt aangewezen als dé plek om de kloof tussen kansarme- en kansrijke kinderen te verkleinen.

Waarom is dat een probleem?

Peuterspeelzalen worden voornamelijk bezocht door kinderen die vanwege hun thuissituatie het meest profiteren van goede zorg en spelend leren.

In de meeste gevallen gaat het hierbij om kinderen wier ouders een laag opleidingsniveau hebben of niet goed Nederlands spreken.

Dus vrezen oudervereniging BOinK en de Brancheorganisatie Maatschappelijke Kinderopvang nu dat een deel van deze kinderen gaat afhaken.

Want de helft van de die vroeger in aanmerking kwamen voor een gemeentelijke korting, moet nu zélf een subsidie regelen bij de Belastingdienst.

Dat betekent dat de ouders het geld voor het kindercentrum eerst volledig moeten overmaken en vervolgens via de belasting het geld weer moeten terugvragen.

‘Dat is voor veel ouders te ingewikkeld,’ stelt Gjalt Jellesma, de voorzitter van de belangenvereniging voor ouders in de kinderopvang BOinK. ‘Zeker als Nederlands niet je moedertaal is.’

Vervolgens is het de vraag of peuterspeelzalen het zich kunnen permitteren om de pedagogische kwaliteit centraal te blijven stellen. Denk aan het faciliteren van spel, het sensitief reageren op kinderen, het ondersteunen van kinderen bij het reguleren van hun gevoel en hun gedrag en het creëren van een veilig klimaat.

Kun je je daar wel genoeg op richten als je een groot deel van de tijd moet steken in het werven en binnenboord houden van klanten?

Waarom is die marktwerking zo omstreden?

Vragen bij marktwerking in de kinderopvang zijn niet nieuw. Kort na de introductie daarvan leidden ze ertoe dat de OESO scherpe kanttekeningen plaatste bij het Nederlandse marktexperiment - waar de peuterscholen nu dus ook aan worden blootgesteld.

In 2006 de club van rijke landen erop dat de kinderopvang juist geleverd lijkt te worden door landen - destijds waren dat Zweden, Denemarken, Frankrijk en Nieuw Zeeland - die de kinderopvang niet aan de markt overlaten.

Als je kiest voor marktwerking, stel je het belang van het kind niet centraal

De belangrijkste verklaring: als je kiest voor marktwerking, stel je het belang van het kind niet

Dat komt onder andere doordat de markt te langzaam werkt. De tijd die nodig is om ‘de rotte appels’ onder de crèches uit de mand te halen, is vaak meer dan de paar jaar die een kind doorbrengt op zo’n crèche. Tegen de tijd dat de markt zijn werk heeft gedaan, is het kwaad voor veel kinderen al geschied.

Een ander groot bezwaar van de OESO is dat ouders niet goed in staat zijn om de pedagogische kwaliteit te beoordelen én dat ze er niet zo heel veel waarde aan hechten. Zodoende gaan de crèches elkaar niet beconcurreren op pedagogische kwaliteit, maar op nabijheid, prijs, uitstraling, langere openingstijden of flexibiliteit. Zaken die niet primair in het belang zijn van het kind.

Een derde nadeel dat volgens de OESO aan marktwerking kleeft, is dat het ongelijkheid in de hand zou werken. Mensen die veel kunnen betalen krijgen dan betere kwaliteit dan mensen die zich dit niet kunnen permitteren. Daarbij: het wordt voor crèches aantrekkelijker om zich te vestigen in rijkere buurten.

Dat is onwenselijk als je je bedenkt dat kinderen in de eerste twee tot vier levensjaren de belangrijkste breinontwikkeling van hun leven

En dat die ontwikkeling sterk afhankelijk is van de kwaliteit van de zorg en van de mate waarin kinderen uitgedaagd worden om – spelenderwijs – hun hersens te gebruiken.

Hoort Den Haag deze bezwaren wel?

Deze bezwaren van de OESO werden destijds genegeerd in Den Haag. De GGD bewaakte de kwaliteit, was de redenering.

Tot het Sociaal en Cultureel Planbureau in 2012 dat deze toezichthouder de belangrijkste pijler van de kwaliteit - de interacties tussen leidsters en kinderen – niet meenam in de controles.

De GGD bleek zich vooral te richten op de ‘papieren kwaliteit’: ‘Een pedagogisch beleidsplan hebben, het opleidingsniveau van de leidsters of de ratio leidster-kind.’

Daarmee werd de sterkste troef van de overheid – de vrije markt zal geen afbreuk kunnen doen aan de pedagogische kwaliteit, want de GGD houdt de wacht – in één keer uit handen geslagen.

Het ministerie van Sociale Zaken trok zich de kritiek aan en kwam met maatregelen die per 1 januari 2018 ingaan: de

Ook werd een nieuw meetinstrument opgetuigd waarmee de GGD de pedagogische kwaliteit wél echt zou kunnen meten. Alleen blijkt na onderzoek dat dit instrument niet op wetenschappelijk verantwoorde wijze

Hoe reageert de kinderopvang zelf?

Intussen liet de Brancheorganisatie Kinderopvang ook zelf onderzoek doen naar de effecten van marktwerking. In 2016 kwam met een rapport.

Daaruit dat de pedagogische kwaliteit van commerciële kindercentra niet slechter is dan die van de stichtingen zonder winstoogmerk.

Recent onderzoek van de Universiteit Utrecht trekt deze conclusie in twijfel. Er lijken, zoals de OESO ook al aangaf, wel degelijk verschillen tussen kinderopvangorganisaties die het maatschappelijke belang voorop stellen en de organisaties waar de financiële belangen centraal staan.

‘Wat wij gevonden hebben, is dat de educatieve kwaliteit bij deze grote commerciële organisaties het laagst is’

Voor dit onderzoek werden kinderdagverblijven en peuterspeelzalen op basis van uit 2012 ingedeeld in verschillende organisatietypen.

Vervolgens keek promovenda Willeke van der Werf hoe het zat met de pedagogische kwaliteit bij die verschillende organisatietypen. Ze vond dat grootschalige commerciële organisaties met veel vestigingen gemiddeld de slechtste pedagogische kwaliteit leveren.

Van der Werf: ‘Wat wij gevonden hebben, is dat de educatieve kwaliteit bij deze grote commerciële organisaties het laagst is. De emotionele is relatief ook laag en de aandacht voor de brede ontwikkeling van kinderen en de taalverwerving is relatief beperkt.’

De beste kwaliteit leek daarentegen geleverd te worden door de ‘middelgrote, betrokken, stichtingen zonder winstoogmerk met een duidelijke maatschappelijke missie.’ Dat wil zeggen: ze zetten zich actief in voor meer integratie en het bestrijden van kansenongelijkheid.

Deze hebben volgens Van der Werf de beste educatieve kwaliteit. ‘Ze zijn het meest sensitief naar kinderen en zijn sterk gericht op een brede

Dus wat moeten we nu doen?

Nu kun je denken: het gaat hier om gegevens uit 2012. Toen was de situatie toch anders dan nu?

Van der Werf: ‘Ja, 2012 was een crisisjaar en dat beïnvloedt inderdaad het onderzoeksresultaat. Maar als je de kinderopvang overlaat aan de markt, is dit wat er kán gebeuren. De markt kan organisaties heel kwetsbaar maken. En daarmee wordt het bieden van een constante hoge pedagogische kwaliteit moeilijk.’

Niet dat ze terug wil naar de oude situatie. In een deel van de peuterspeelzalen was de kwaliteit namelijk ook niet voldoende. Dat waren de organisaties waarin noch de maatschappelijke missie noch de klantgerichtheid centraal stond. Van der Werf noemt dit de ‘bureaucratisch ontzielde

‘Waar we volgens mij naartoe zouden moeten,’ zegt ze, ‘is een nieuwe situatie waarin het maatschappelijke doel van de kindercentra zwaarder gaat wegen voor overheid, ouders, de kindercentra zelf en de gemeenten.’

Dat kan volgens haar door beleid waarbij overheden worden gestimuleerd om geld voor kindercentra (VVE-gelden, kinderopvangtoeslag) vooral bij de goed presterende maatschappelijk verantwoordelijke organisaties terecht te laten komen.

Bijvoorbeeld bij de stichtingen zonder winstoogmerk, of de kindercentra die bereid zijn een deel van de winst weer in de organisatie te steken om daarmee de kwaliteit te bevorderen.

Waarom voeren we hier geen discussie over?

In het rapport Dertig jaar privatisering, verzelfstandiging en marktwerking de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat je bij mislukt marktbeleid goed moet kijken waar het op gebaseerd is.

De overheid blijkt daar veel moeite mee te hebben, schrijft de raad: ‘Als de beleidspraktijk anders uitpakte dan de beloftes van de theorie, werd dit doorgaans geweten aan de praktijk, niet zozeer aan de theorie.’

In plaats van de discussie te voeren over de basis van dit beleid, kiezen we voor nóg meer marktwerking

In de afgelopen jaren zijn er meerdere en onderzoekers geweest die er op gewezen hebben dat marktwerking en kwalitatief goede kinderopvang maar moeilijk samen gaan.

Maar in plaats van de discussie te voeren over de basis van dit beleid, kiezen we voor nóg meer marktwerking.

Waardoor me moeten hopen dat de nieuwe harmonisatiewet niet al te slecht uitpakt voor de kinderen die hier, ondanks alle waarschuwingen, toch aan blootgesteld gaan worden.

Lees ook:

Hoe maken we onze kinderen empathischer? ‘Als het niet goed zit met de relatie tussen ouders en hun kinderen, krijg je daar als maatschappij onherroepelijk mee te maken. Dan moet je allerlei instanties optuigen om mensen weer op de rails te krijgen.’ Dus pleit docent Mary Gordon voor empathischer opvoeden. Maar hoe precies? Lees het interview hier terug Tot wat voeden we eigenlijk op? Zeven jaar geleden werd ik voor het eerst geconfronteerd met mijn gebrek aan opvoedidealen. Een gemiste kans: nadenken over de vraag wat je wilt bereiken met opvoeden, vergroot de kans dat je dichter bij die idealen uitkomt. Lees het verhaal hier terug