‘Ik wil niet overdrijven, maar ik denk echt dat dit de wereld kan veranderen’, zegt Naomi Klein.
De klimaatactivist en auteur zit een paar plekken naast burgemeester Bill de Blasio tijdens een historische persconferentie begin januari in New York. De burgemeester maakt bekend dat zijn stad binnen vier jaar al haar investeringen uit de fossiele industrie terugtrekt én vijf grote oliebedrijven aanklaagt zodat zij – en niet de belastingbetalers – de kosten van klimaatmaatregelen gaan dragen.
‘Deze rechtszaak komt van de grootste stad in het machtigste land op aarde, een stad die toevallig ook nog de financiële hoofdstad van de wereld is’, zegt Klein. Het is een stap richting gerechtigheid, vindt ze: de vervuilendste bedrijven moeten eindelijk betalen voor de klimaatschade die vooral de armste mensen treft.
Bill McKibben, een bekende klimaatjournalist en een van de grondleggers van de klimaatbeweging in Amerika, noemt de aankondiging ‘een van de belangrijkste momenten’ in de dertig jaar dat hij over het klimaat schrijft. ‘New York City got very, very real today.’
New York staat niet alleen. In Californië zijn in 2017 zes vergelijkbare zaken gestart tegen de grootste kolen-, olie- en gasbedrijven op aarde. Niet eerder pakten aanklagers met zulke diepe zakken de handschoen op: het juridische uithoudingsvermogen van een stad als New York kan zich meten met dat van een bedrijf als ExxonMobil.
Nu wordt er bijna iedere week wel een nieuwe zaak aangekondigd. Maandag voegde Arnold Schwarzenegger zich in de rij
Nu wordt er bijna iedere week wel een nieuwe zaak aangekondigd. Afgelopen maandag was het Arnold Schwarzenegger, de oud-filmster-annex-bodybuilder die als gouverneur van Californië al vol inzette op duurzame energie. Hij liet weten dat hij in gesprek is met advocaten om een rechtszaak aan te spannen tegen een groep oliebedrijven.
In 1994 werd er voor het eerst een aanklacht ingediend waarbij klimaatverandering een rol speelde, maar tot halverwege de jaren nul waren rechtszaken rond klimaatverandering zeldzaam. Sindsdien zijn er tientallen zaken gestart waarin het klimaat centraal staat, met een piek aan nieuwe zaken in 2017. In de meeste gevallen zijn overheden het doelwit, verder zijn het bedrijven, banken en investeerders die gedaagd worden om zich te verantwoorden voor de ontoereikendheid van hun klimaatbeleid.
In Nederland hebben we het voorlopige hoogtepunt van deze golf van dichtbij meegemaakt: het baanbrekendste klimaatvonnis ooit stamt uit 2015 en werd geveld in de zaak van Urgenda tegen de Nederlandse staat. De overheid werd toen op de vingers getikt omdat ze te weinig deed om burgers tegen gevaarlijke klimaatverandering te beschermen.
Advocaten hebben duidelijk het recht ontdekt als potentieel breekijzer om politieke patstellingen en vastgeroeste belangen open te breken. Maar wat bereiken ze?
Laat de grootste vervuiler betalen: de zaak van een Peruaanse berggids
Hoog in het Andesgebergte van Peru ligt een gletsjermeer dat ieder moment kan overstromen. Het hangt als een zwaard van Damocles boven het hoofd van berggids Saúl Luciano Lliuya en de andere bewoners van zijn woonplaats Huaraz. Het meer ligt 20 kilometer verderop, boven de stad en het groeit snel door het smeltwater van de almaar krimpende gletsjers in de omgeving.
Er hoeft maar één flinke lawine het meer te bereiken en er stroomt een catastrofale vloedgolf naar beneden. Het huis van Lliuya komt dan drie meter onder water te staan en het drinkwater in de omgeving wordt onbruikbaar.
Natuurlijk willen Lliuya en de andere inwoners van Huaraz dit lot bezweren. Een nieuwe dam en nieuwe afvoerpijpen kunnen het meer ongevaarlijk maken, maar dat kost 3,5 tot 5 miljoen euro.
Moet de Peruaanse belastingbetaler daarvoor opdraaien? Of is het eerlijker als de fossiele-energiebedrijven de rekening betalen? Zij wisten dat hun brandstoffen klimaatverandering zouden veroorzaken – en dus gletsjers zouden doen wegsmelten in de bergen boven Lliuya’s huis.
Voor de Duitse advocaat Roda Verheyen is het antwoord duidelijk: laat de grootste vervuilers betalen. Verheyen promoveerde op klimaatschade en het internationale recht, ze werkte voor verschillende milieuorganisaties en ze reisde met de delegatie van de Duitse regering naar verschillende internationale klimaatconferenties. Via de non-gouvernementele organisatie Germanwatch kwam ze in contact met Lliuya.
In 2015 diende ze namens hem een aanklacht in tegen de Duitse kolengigant RWE. Dat was geen willekeurige keuze; RWE is de grootste uitstoter van Europa. Aangezien RWE ongeveer 0,5 procent van alle wereldwijde CO2-uitstoot tot nu toe heeft veroorzaakt, claimt Verheyen dat het bedrijf een half procent van de beschermingsmaatregelen bij het Palcacochameer moet betalen. Dat komt neer op 17.000 euro, die het bedrijf – als bijdrage aan de bescherming van Lliuya – zou moeten overmaken aan de lokale autoriteiten in Huaraz.
‘Toen ik aan de zaak begon, werd ik gek en naïef genoemd’
‘Toen ik aan de zaak begon, werd ik gek en naïef genoemd’, zegt Verheyen. RWE vond dat de zaak geen enkel bestaansrecht had en moest worden gestaakt. Het bedrijf kreeg aanvankelijk gelijk van de rechter die geen ‘lineair causaal verband’ kon ontdekken tussen de uitstoot van RWE en de potentiële schade in Huaraz.
Maar Verheyen ging in beroep en op 30 november 2017 gebeurde er iets dat velen voor onmogelijk hadden gehouden. Het gerechtshof in Hamm oordeelde dat het proces mag doorgaan.
Verheyen mag dit jaar in de rechtbank experts aan het woord laten om te bewijzen dat Lliuya’s huis inderdaad bedreigd wordt door het hoge waterpeil in het gletsjermeer, en dat het inderdaad mede door RWE’s uitstoot komt dat de aarde opwarmt en de gletsjers in Peru smelten. ‘Een overweldigend gevoel’, zei Verheyen toen het besluit bekend werd.
‘Wat mij motiveert, is dat ik denk dat ik gelijk heb’, zegt Verheyen als ik haar in februari bel. Ze is net haar poedel aan het uitlaten en klinkt opgewekt en zelfverzekerd. Haar zaak is ‘heel concreet’, vervolgt ze. ‘De keten van gebeurtenissen is heel duidelijk. Meer broeikasgassen betekenen meer opwarming en minder gletsjers. Het is echt geen raketwetenschap.’
De argumenten en het moment waarop de industrie onraad rook
De argumentatie is in de meeste klimaatzaken grofweg hetzelfde. De kolen-, olie- en gasbedrijven wisten ongeveer als eerste hoe ernstig klimaatverandering was. Ze hebben die kennis – zeker in de VS – bewust onder de pet gehouden en hebben er desinformatie over verspreid. Vervolgens hebben ze nog decennia reclame gemaakt voor fossiele brandstoffen, waar ze honderden miljarden dollars mee hebben verdiend. De schade schoven ze af op toekomstige generaties. Is het dan niet eerlijk dat zij nu een deel van de kosten dragen?
Matt Pawa was een van de eerste advocaten die zich aan die vraag waagde. In 2008 diende hij namens het dorpje Kivalina in Alaska een aanklacht in tegen ExxonMobil en 23 andere grote uitstoters. Pawa stelde dat het dorpje last had van snelle erosie van de kustlijn door de stijgende zeespiegel. Hij eiste een vergoeding van 400 miljoen dollar om de verhuizing van de inwoners te betalen.
En hij verloor. Volgens de rechter was dit namelijk een politieke kwestie. In hoger beroep in 2012 oordeelde de rechter dat de energiebedrijven niet aansprakelijk waren omdat de federale overheid wetten had gemaakt die de uitstoot moesten beperken. In een juristenblad werd voorzichtig gespeculeerd over het ‘einde van aansprakelijkheidsrechtszaken over het klimaat’.
ExxonMobil had te vroeg gejuicht, bleek toen een verzekeraar zich onverwachts ontpopte tot bondgenoot van Pawa
Het was te vroeg gejuicht. En dat bleek al snel, toen de verzekeraar van een van de gedaagden zich ontpopte tot onverwachte bondgenoot van Pawa.
Wat was het geval? AES – een van de grootste energiebedrijven in de VS en net als Exxon gedaagd voor de schade in Kivalina – klopte na het vonnis aan bij zijn verzekeraar om de proceskosten vergoed te krijgen. Het bedrijf had zich immers verzekerd voor aansprakelijkheidszaken.
Daar dacht de verzekeraar, Steadfast, anders over. De aansprakelijkheidsclaim van Kivalina was niet zomaar een ‘gebeurtenis’ die de verzekering wel zou dekken, stelde Steadfast, het was een ‘natuurlijk en waarschijnlijk gevolg’ van het handelen van het bedrijf.
AES ‘wist of had moeten weten’ dat de uitstoot van broeikasgassen door het bedrijf klimaatverandering zou veroorzaken, met schade aan het dorp in Alaska tot gevolg. De rechter gaf de verzekeraar gelijk: het bedrijf had geen dekking tegen dit soort aanklachten.
Vanaf dat moment waren ze gewaarschuwd, de ‘fossiele’ bedrijven. Stront aan de knikker.
De tegenaanval onder leiding van ExxonMobil
De machtigste industrie op aarde reageert furieus op de klimaatzaken, vooral in de VS. Advocaten als Pawa die zich tegen de fossiele industrie keren, maken een reële kans verketterd te worden door een van haar lobbygroepen. Zij vallen tegenstanders keihard aan. Oliegigant ExxonMobil leidt de tegenaanval, met als voorlopig hoogtepunt een serie aanklachten tegen advocaten en juristen die werken aan klimaatzaken tegen het bedrijf.
Exxon spreekt van een ‘samenzwering’ van juristen en wetenschappers die het bedrijf geld afhandig willen maken en via de rechter politiek willen bedrijven. De advocaten zouden ExxonMobil bovendien het zwijgen willen opleggen en zo de ‘vrije meningsuiting’ van het concern indammen.
Zelfs de procureur-generaals van New York en Massachusetts, vergelijkbaar met openbaar aanklagers in Nederland, die Exxon onderzoeken vanwege veronderstelde aandeelhoudersfraude, zijn door het bedrijf beticht van samenzwering.
Volgens Jasper Teulings, hoofd juridische zaken bij Greenpeace International, passen die aanklachten in een bredere trend: die van de criminalisering van milieuactivisten met ‘strategische rechtszaken’ (de zogeten ‘SLAPPS’) bedoeld om de tegenpartij te intimideren.
Zo zijn Greenpeace en de kleine Nederlandse organisatie BankTrack na hun deelname aan het protest tegen de omstreden North Dakota Access Pipeline aangeklaagd voor 900 miljoen dollar wegens ‘criminele activiteiten’. Terwijl deze organisaties niet eens fysiek hadden deelgenomen aan de protesten tegen de pijplijn.
Greenpeace USA had alleen steunbetuigingen via sociale media gedeeld, aldus Teulings, en zaken als mobiele solarpanelen, winterkleding en een handleiding voor ‘vreedzaam protest’ ter beschikking gesteld. BankTrack stuurde twee brieven aan de investeerders achter de pijplijn. Niemand had zich ergens aan vastgeketend.
De strategie is ‘ronduit Trumpiaans’, zegt Teulings. ‘Zulke zaken maken geen enkele kans. Ze zijn alleen bedoeld om de tegenpartij op kosten te drijven en af te houden van het eigen werk. Het kost mij op dit moment meer dan de helft van al mijn tijd.’
De bouwstenen onder alle aanklachten
De advocaten die het tegen de fossiele industrie opnemen moeten dus, zeker in de VS, een gigantisch uithoudingsvermogen hebben en héél stevig in hun schoenen staan. Waarom geloven ze dat ze toch kans maken te winnen? Alle zaken die nu gevoerd worden tegen bedrijven, hebben op hoofdlijnen dezelfde bouwstenen.
De eerste bouwsteen is het voortschrijdende inzicht van de klimaatwetenschap. Dat de uitstoot van broeikasgassen klimaatopwarming veroorzaakt, weten we al een tijdje. Maar sinds enkele jaren is het steeds beter mogelijk de specifieke bijdrage van specifieke bedrijven aan het probleem in kaart te brengen.
Door te berekenen hoeveel kolen, olie en gas een fossiele-energiebedrijf uit de grond heeft gehaald, is ook uit te rekenen hoe groot diens bijdrage aan de opwarming is. Zo kwam advocaat Verheyen erachter dat de Duitse kolengigant RWE tussen 1751 en 2010 verantwoordelijk is geweest voor ongeveer 0,5 procent van alle uitstoot.
Zo’n aandeel in de opwarming is niet verwaarloosbaar en kán reden zijn een bedrijf op het matje te roepen. Maar dan moeten de advocaten óók kunnen bewijzen dat de opwarming specifieke schade veroorzaakt.
Ook die bouwsteen krijgt een steeds steviger fundament: het lukt klimaatwetenschappers steeds beter om de vingerafdruk van menselijke uitstoot terug te zien in specifieke veranderingen, zoals het smelten van gletsjers in het Andesgebergte.
Een specifiek bedrijf kan vervolgens aansprakelijk worden gesteld als het (1) de schade zag aankomen en (2) de mogelijkheid had die schade te minimaliseren of te voorkomen. Dat zijn bouwstenen drie en vier van alle aanklachten die nu ingediend worden: er is overvloedig bewijs dat de fossiele-energiebedrijven wisten dat hun activiteiten een bedreiging voor het klimaat vormden én dat ze andere opties hadden.
Neem ExxonMobil. Een voorloper van dat bedrijf, Humble Oil, publiceerde al in 1957 onderzoek dat aantoonde dat de verbranding van fossiele brandstoffen leidt tot de ophoping van CO2 in de atmosfeer. De hele Amerikaanse olie-industrie inclusief Exxon werd via branchevereniging The American Petroleum Institute (API) al in 1968 gewaarschuwd dat uitstoot van CO2 aanzienlijke klimaatrisico’s veroorzaakte. En in 1977 kreeg het voltallige Exxonbestuur van een eigen klimaatonderzoeker een presentatie over hoe ernstig de gevolgen van de uitstoot wereldwijd konden zijn. Exxon investeerde in die tijd grote bedragen in eigen klimaatonderzoek.
Intussen loog Exxon bijna continu over de gevaren die intern bekend waren
Dus ja, de oliegigant was als geen ander op de hoogte van de risico’s. Had het daarnaar kunnen handelen? Ook dat is zeker. Het waren juist de oliebedrijven die al vroeg patenten aanvroegen voor energietechnieken die de uitstoot aanzienlijk konden verlagen. Toen de Amerikaanse overheid in 1967 plannen maakte om te investeren in elektronische alternatieven voor verbrandingsmotoren, zei de voorzitter van de API-koepel tegenover een Senaatscommissie van het Amerikaanse Congres dat dit ‘absoluut niet nodig was’ omdat zijn industrie daar al volop onderzoek naar deed.
Intussen loog Exxon bijna continu over de gevaren die intern bekend waren. Het bedrijf zaaide doelbewust twijfel en financierde pr-campagnes en dissidente klimaatwetenschappers die de consensus over de risico’s van de opwarming bestreden.
Carroll Muffett, jurist en directeur van het Center for International Environmental Law (CIEL), trekt een vergelijking met de rechtszaken tegen tabaksfabrikanten, die wisten dat hun producten schadelijk waren, daar twijfel over zaaiden, en later in de rechtbank aansprakelijk werden gesteld voor de schade die ze rokers toebrachten.
Het verschil is: de klimaatzaken ontwikkelen zich veel sneller. ‘Het duurde drie decennia voordat een rechter eindelijk oordeelde dat de eisers overtuigend bewijs hadden om wangedrag van de tabaksfabrikanten aan te tonen’, zegt Muffett. ‘Maar bij de aanklachten over klimaatverandering hebben de eisers het bewijs al in handen als ze de rechtbank binnenstappen. Dat is een enorme stap voorwaarts. Het laat zien dat klimaatrechtszaken geen vluchtig fenomeen zijn voor de olie- en gasbedrijven. Ze kunnen er niet omheen.’
Het advies aan de grootste uitstoters: bereid je voor
De klimaatzaken hebben de vraag wie verantwoordelijk is voor klimaatverandering – lange tijd een zuiver theoretisch vraagstuk – tastbaar en concreet gemaakt. Tot huiver van de fossiele industrie.
‘Als ik als advocaat voor een bedrijf zou werken’, zegt Roda Verheyen, ‘zou ik op dit moment met consultants aan het overleggen zijn hoe we de risico’s van rechtszaken en klimaatschade gaan ondervangen.’
En reken er maar op dat bedrijfsadvocaten daarmee bezig zijn. In september 2017 verscheen een lijvig rapport, Carbon Boomerang, over alle klimaatrechtszaken ter wereld. Het was specifiek geschreven voor investeerders en bedrijven en de boodschap was: bereid je voor.
De auteurs onderscheidden acht soorten klimaatzaken en brachten de risico’s ervan in kaart. Die liggen in de hele keten van fossiele energie en CO2-uitstoot; van boorput tot pomp, en van banken die kolenstokers financieren tot pensioenfondsen die hun investeringen te laat terugtrekken uit olie- en gasbedrijven. Iedereen die nog handelt alsof klimaatverandering niet bestaat, loopt risico.
Het wordt steeds duidelijker dat die boodschap is aangekomen in de bestuurskamers van de machtigste organisaties op aarde. Zo had oliebedrijf Chevron in z’n jaarverslag van 2016 het ineens over de risico’s van klimaatrechtszaken. Die kunnen een serieuze bedreiging voor de winstgevendheid vormen, erkent het bedrijf. Een jaar later zeggen twee andere Amerikaanse fossiele-energie bedrijven, ConocoPhillips en Peabody, hetzelfde.
En zo zijn er meer tekenen dat de industrie de rechtszaken vreest. In een klimaatzaak waar oliebedrijven eigenlijk niets mee te maken hadden – eentje tegen de Amerikaanse overheid – pleegden in 2015 drie brancheverenigingen van de fossiele industrie een gezamenlijke ‘interventie’: ze wilden meepraten in het proces omdat de zaak – naar eigen zeggen – een ‘directe bedreiging’ vormde voor hun sector en ‘een significant negatief effect zou hebben’ op de verkoop van hun producten.
Kortom: iedere nieuwe zaak is een signaal aan investeerders en bedrijven. En hoe meer zaken er gevoerd worden, hoe meer geld de bedrijven opzij moeten zetten om voorzorgsmaatregelen te nemen en schade te dekken. Investeren in nieuwe fossiele-energieprojecten wordt zo steeds minder aantrekkelijk, wat de toch al groeiende voorkeur van investeerders voor groene energie verder kan versterken.
De golf van klimaatzaken wordt waarschijnlijk ‘een serieuze aanjager van de energietransitie’, concluderen de auteurs van Carbon Boomerang.
Het Filipijnse onderzoek: klimaatschade als inbreuk op mensenrechten
Zelfs mensenrechten kunnen een rol spelen. In 2016, toen de Filipijnen door een serie gewelddadige tyfonen waren getroffen, klopte een groep milieuorganisaties aan bij de Filipijnse Mensenrechtencommissie. Ze hadden een verzoek: kan de commissie onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen door de grootste uitstoters ter wereld – bedrijven zoals Shell, ExxonMobil, BP en Chevron.
Hun bijdrage aan klimaatverandering leidt tot concrete schade voor de inwoners van de Filipijnen, wat hun rechten schendt, was het argument.
Ondanks fel protest van de beklaagde bedrijven, besloot de commissie in december 2017 de handschoen op te pakken. Dit jaar vinden er hoorzittingen plaats in Manila, Washington en Londen, waarvoor ook de olie- en gasbedrijven zijn uitgenodigd. Ze zullen waarschijnlijk wegblijven omdat zij vinden dat de mensenrechtencommissie haar boekje ver te buiten gaat.
Dat de commissie slechts kan adviseren en geen bindende uitspraken mag doen, weerhoudt de energiesector er niet van zich met hand en tand te verzetten tegen het onderzoek. Shell vroeg de mensenrechtencommissie zelfs expliciet het onderzoek te staken: de commissie zou geen enkel recht van spreken hebben over het doen en laten van Shell.
Is dat zo? Er zijn goede redenen om te geloven dat mensenrechten wél in deze discussie thuishoren. Volgens John Knox, speciaal rapporteur mensenrechten en milieu van de Verenigde Naties, zijn staten én bedrijven op basis van mensenrechtenverdragen nu al verplicht om een gezond en veilig leefmilieu – zonder klimaatontwrichting dus – te garanderen. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens heeft onlangs zelfs erkend dat een gezond leefmilieu een zelfstandig mensenrecht is.
Wat het ene moment legaal is, kan het volgende illegaal zijn
Daar komt bij dat het bestaande internationale recht overheden en bedrijven al verplicht hun uitstoot te reduceren. Wie dat niet doet, maakt zich vatbaar voor vervolging, verklaarde begin dit jaar een eminente groep internationale juristen onder leiding van Jaap Spier, voormalig advocaat-generaal van de Hoge Raad.
Energiebedrijven kunnen daar tegenover stellen dat het uitstoten van CO2 nooit ‘illegaal’ is geweest. Sterker: ze krijgen tot op de dag van vandaag vergunningen van overheden om fossiele brandstoffen uit de grond te halen.
Maar volgens Roda Verheyen, die de Peruaanse berggids Lluiya verdedigt in zijn zaak tegen RWE, maakt dat niet uit. ‘Een vergunning ontslaat je niet van alle verantwoordelijkheid. Er blijft altijd ruimte om aansprakelijk gesteld te kunnen worden’, omdat in geen enkele vergunning staat dat je een ander klimaatschade mag toebrengen.
Het zou historisch gezien niet de eerste keer zijn dat bedrijven die ‘legale’ dingen doen toch veroordeeld worden. Op dezelfde gronden zijn bedrijven die asbest bleven gebruiken nadat de gezondheidsrisico’s bekend waren, veroordeeld voor de dodelijke gevolgen van het product voor werknemers en consumenten. Verfmakers die lood in hun product verwerkten, deden niets illegaals, maar waren later toch aansprakelijk voor de gezondheidsschade - omdat ze beter wisten, net als de tabaksindustrie.
Gelijk hebben is iets anders dan het ook krijgen
De klimaatadvocaten hebben veel mee: de wetenschap, de tijdgeest, de moraal. Maar dat ze denken gelijk te hebben, betekent natuurlijk niet dat ze het ook krijgen. Zo is het notoir moeilijk om bedrijven verantwoordelijk te houden voor het schenden van mensenrechten - laat staan voor mensenrechten die nog geschonden moeten worden door toekomstige klimaatrampen.
Er kleven ook risico’s aan de golf rechtszaken waarin financiële genoegdoening wordt geëist op basis van historische uitstoot, vindt Jaap Spier, voormalig advocaat-generaal van de Hoge Raad. Hij is sowieso beducht voor schadeclaims. Volgens hem moeten klimaatzaken erop gericht zijn verdere schade te voorkomen, waarvoor je niet per se naar acties uit het verleden zou moeten kijken. Wie vandaag veel uitstoot veroorzaakt kan immers ook dáárvoor ter verantwoording worden geroepen.
Spier vreest bovendien dat de zaken tegen olie- en gasbedrijven leiden tot ‘demonisering’: door boemannen aan te wijzen kan ‘de rest’ zijn verantwoordelijkheden ontlopen. Het zijn niet alleen olie-, kolen- en gasbedrijven die schuldig zijn aan klimaatverandering, wil hij maar zeggen, en het waren niet alleen bedrijven die kennis hadden over klimaatverandering en daar niet of nauwelijks naar handelden. Het is wat te gemakkelijk om één sector te verketteren, vindt Spier.
‘Je bent er niet vanaf als je een ander de verantwoordelijkheid in de schoenen hebt geschoven’
Channa Samkalden, een advocaat die al zeven jaar tegen Shell procedeert over nalatigheid rond olievervuiling in Nigeria, is dat met hem eens. ‘Misschien klinkt dat een beetje wonderlijk voor iemand in mijn positie’, zegt ze, ‘maar als je wilt dat klimaatrechtszaken slagen, moeten ze over hele specifieke plichten en verantwoordelijkheden gaan. Olie- en gasbedrijven mogen niet afgerekend worden op zaken die buiten hun macht liggen.’
‘Je bent er niet vanaf als je een ander de verantwoordelijkheid in de schoenen hebt geschoven’, vervolgt ze. ‘Er blijft een gigantisch deel van het probleem over dat te herleiden is tot de burgers zelf en de staat.’
Nu is het onwaarschijnlijk dat individuele burgers ooit in de rechtbank verschijnen voor hun aandeel aan de uitstoot – de bijdrage van één mens is, juridisch gezien, op een geheel van 7,6 miljard wereldburgers verwaarloosbaar. Overheden daarentegen kunnen wél voor de rechter ter verantwoording worden geroepen.
Waar de zaken tegen bedrijven meestal gaan over (voorzorgsmaatregelen voor) schade die nu al onontkoombaar is, gaan de zaken tegen overheden over de plicht om de economie naar duurzame wateren te koersen – en zo verdere schade te voorkomen.
Hoe de ene zaak de andere inspireert
Hét voorbeeld voor alle klimaatzaken tegen overheden is het proces van actieorganisatie Urgenda tegen de Nederlandse staat. De rechter oordeelde in 2015 dat het Nederlandse klimaatbeleid niet voldoende was om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen, terwijl de staat in internationale klimaatverdragen wél had geaccepteerd dat dat nodig is. Hij verplichtte de staat tot een emissiereductie van 25 procent in 2020 – meer dan de regering zelf van plan was. En hoewel het hoger beroep in de zaak nog loopt, is er volgens Dennis van Berkel, de jurist die voor Urgenda aan de klimaatzaken werkt, nu al veel veranderd.
Het Urgenda-vonnis bewees dat elk land een juridische plicht heeft zijn burgers te beschermen tegen klimaatverandering, zegt Van Berkel. ‘Alle landen zijn zich er nu van bewust dat ze ter verantwoording kunnen worden geroepen wanneer zij onvoldoende klimaatmaatregelen nemen. Het oefent grote druk uit op regeringen en parlementen.’
Sinds het Urgendavonnis zijn er over de hele wereld nieuwe zaken gestart. Van Pakistan tot Zwitersland, en van Nieuw-Zeeland tot Noorwegen; al in meer dan 24 landen wordt in de rechtbank bepleit dat overheden die de uitstoot niet onder controle brengen nalatig zijn – en dat de rechter dus mag ingrijpen.
Soms – maar lang niet altijd – is de rechtbank het daarmee eens. Zo verplichtte de Pakistaanse rechter verschillende overheidsfunctionarissen om gezamenlijk een plan te bedenken om de klimaatdoelen te halen.
In Nieuw-Zeeland vond de rechter het klimaatbeleid onvoldoende, maar omdat een net aangetreden nieuwe regering nieuwe doelen had aangekondigd, verbond hij daar verder geen conclusies aan.
Zoals de ene klimaatzaak de andere inspireert, zo voedt het oordeel van de ene rechter dat van de ander
Toch kon je aan het vonnis zien dat er een unieke ontwikkeling gaande is, zegt Urgenda-advocaat Van Berkel: de rechter in Nieuw-Zeeland beriep zich op het vonnis in de Urgendazaak om zijn eigen uitspraak te stutten. ‘Niemand had ooit een uitspraak gezien waarin zoveel jurisprudentie uit andere landen werd aangehaald.’
Zoals de ene klimaatzaak de andere inspireert, zo voedt het oordeel van de ene rechter dat van de ander. Het klimaatrecht floreert – en de zaken hebben zelfs impact als de klimaatadvocaten het proces verliezen, omdat de overheid verantwoording moet afleggen op een manier waarop ze dat in het parlement meestal niet hoeft. Daar is de meerderheid het meestal toch wel met de regeringscoalitie eens: de fractiediscipline maakt dat ministers wegkomen met vage toezeggingen.
Bij de rechter werkt dat niet. Als het bestaande beleid onvoldoende is om de uitstoot te verlagen in lijn met de internationale klimaatafspraken, kan er worden afgerekend.
Klimaatzaken zijn niet ideaal, wel cruciaal
Alle advocaten die aan de klimaatzaken werken, zijn zich ervan bewust dat hun werk baanbrekend is. Hun succes hebben ze niet zelf in de hand – dat is afhankelijk van de ontwikkeling van de klimaatwetenschap, de welwillendheid van rechters, en de politieke cultuur in de landen waar ze procederen. De pioniers worden meestal keihard tegengewerkt, maar zetten meestal door.
Zoals in de Verenigde Staten, Amerika, waar de regering-Trump alles uit de kast trekt om een klimaatzaak van een groep kinderen tegen de overheid vroegtijdig de nek om te draaien. Tot nu toe zijn die pogingen mislukt, maar er wordt ondertussen al openlijk gespeculeerd over een ‘botsing tussen de gerechtelijke en de uitvoerende macht’. Want als advocaat Julia Olson en de kinderen gelijk krijgen, zal de regering-Trump dan luisteren en een serieus klimaatbeleid gaan voeren? En zal de president na hem dat doen?
Er staat nogal wat op het spel in de VS. Het land is jaarlijks goed voor 15 procent van alle uitstoot wereldwijd. Klimaatzaken ‘zijn misschien wel onze laatste beste hoop om een leefbaar klimaat voor jonge mensen en toekomstige generaties’ te verzekeren, stelt Danny Noonan, een medewerker van advocaat Olson.
Een voorlopig succes heeft ze al op zak. In een tussenuitspraak oordeelde Ann Aiken, de federale rechter in de staat Oregon, dat Amerikaanse rechtbanken tot nu toe veel te terughoudend waren geweest in milieurechtszaken. ‘De wereld heeft daaronder geleden’, schreef ze in haar oordeel.
‘Het recht op een klimaatsysteem dat het menselijk leven in stand kan houden is essentieel voor een vrije en ordelijke samenleving’, oordeelde Aiken verder. Zonder een stabiel klimaatsysteem zou er ‘geen beschaving of vooruitgang mogelijk zijn’. Het lijkt nu nog onwaarschijnlijk dat het Hooggerechtshof in Amerika dat met Aiken eens zal zijn, maar aan de andere kant: van tevoren is moeilijk te voorspellen welke juridische benaderingen zullen slagen en welke zullen falen. Het (voorlopige) succes van Urgenda was ook niet voorspeld.
Maar laten we eerlijk zijn. Het recht is geen ideaal middel om klimaatverandering aan te pakken. Het is traag, het leidt niet direct tot vermindering van uitstoot, en het zorgt voor veel frictie en hakken in het zand.
Daar staat tegenover dat advocaten nu de machtigste organisaties en politici op aarde ter verantwoording roepen voor hun bijdrage aan het probleem en hun onvermogen of onwil om dit op te lossen. De klimaatadvocaten dwingen overal ter wereld eigenhandig een nieuwe golf van morele helderheid af; ze schrijven collectief aan een nieuw verhaal over verantwoordelijkheid en onze gezamenlijke toekomst.
Ik wil niet overdrijven, maar ik denk echt dat dit de wereld kan veranderen.
Lees verder:
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!