Op zijn veld bloeit gele kornoelje en blauwe honingbes tussen kerselaars en tamme kastanjes, eiken en wilgen. Onder de rook van de Antwerpse haven in het dorpje Verrebroek bedrijft François Ongenaert boslandbouw.
‘Het is afgekeken van de savanne’, vertelt de boer in een van zijn weides. ‘We bootsen de natuur op zijn rijkst na. De wortels van de bomen halen voedingsstoffen uit de aarde en brengen ze via het blad weer terug in het systeem. Uit de diepere lagen van de aarde voeding halen, is het meest duurzame wat je kunt bedenken.’
In zijn hoeve legt Ongenaert het boek Herstellende landbouw van Mark Shepard op tafel. De Amerikaan is de goeroe van de agroforestry. Op zijn New Forest Farm in Wisconsin bedrijft Shepard al twintig jaar boslandbouw.
Hij haalt er hogere opbrengsten mee dan zijn buren die op industriële schaal gewassen als mais verbouwen, laat hij zien aan de hand van talloze tabellen vol voedingsstoffen. Zonder dat hij hopen mest en chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt.
Sluipwesp tegen meelmotten
Ongenaert heeft in de afgelopen vijftien jaar twee maal kortstondig een bestrijdingsmiddel ingezet. Hij kreeg een keer meelmotten in de loods waar hij zijn graan opsloeg. Toen greep hij naar de pyrethrine, een biologisch bestrijdingsmiddel.
Het werkte wel even, maar het zat hem toch niet lekker. In Oostenrijk vond hij een sluipwesp die een natuurlijke belager is voor de motten. Sindsdien heeft hij er geen last meer van. ‘Ik wil van geen enkel bedrijf afhankelijk zijn’, zegt Ongenaert. Niet om bestrijdingsmiddelen of mest aan te voeren, niet om afval af te voeren.
De Vlaamse boer verbouwt granen en groenten, vruchten en noten. De consument moet anders eten, vindt hij. Voor zijn gezondheid. En om milieu en klimaat minder te belasten. Minder vlees en kaas. Meer vruchten en noten. En goede granen. ‘Tarwe slurpt energie’, zegt hij. ‘Toen er nog geen kunstmest was, stond dat alleen in kleigebieden.’
Ongenaert verkiest spelt. Dat heeft minder mest nodig en heeft een hogere voedingswaarde. Over elke groente en vrucht, graan en noot die hij verbouwt, heeft Ongenaert nagedacht. Hoeveel water en mest is nodig, wat levert het op aan voedingsstoffen?
Trots is Ongenaert op de olie die hij maakt van het vergeten plantje huttentut, vol met gezonde vetzuren
Trots is hij op de olie die hij maakt van het vergeten plantje huttentut en die bijzonder rijk is aan gezonde omega-3-vetzuren.
Zeker, de boslandbouw heeft ook zijn keerzijdes, erkent de boer. Je hebt meer mensen en machines nodig voor al die verschillende gewassen die je verbouwt. En het kost jaren totdat je het hele ecosysteem van interacterende bomen en gewassen hebt opgebouwd en je opbrengsten op niveau zijn.
Intussen ontvangt de boer een kleine veertienduizend euro uit de pot van het Europese landbouwbeleid. De inkomenssteun is gebonden aan het aantal hectaren dat je bezit. Maar dat is in zijn geval vrij bescheiden. Daarnaast is er een klein specifiek subsidieprogramma voor de boslandbouw. ‘Een pleister op een houten been’, zegt Ongenaert. ‘De gangbare landbouw wordt veel meer gesubsidieerd.’
Even wilde hij helemaal bedanken voor het geld. Maar toen bedacht hij dat het maar beter naar een bedrijf als het zijne kan gaan dat investeert in de toekomst. ‘Mijn kinderen gaan ervan oogsten’, zegt Ongenaert. ‘Ik doe het niet voor het geld, maar om bij te dragen aan de maatschappij. Naar mijn gevoel is dit de toekomst.’
Slecht besteed geld
De boer uit Verrebroek is niet de enige die muziek ziet in de boslandbouw. Experts uit vijftien landen concludeerden eind vorig jaar in een door de Europese Commissie besteld rapport dat deze vorm van boeren de potentie heeft om de opbrengsten en winstgevendheid te verhogen en tegelijkertijd bodemerosie tegen te gaan, de biodiversiteit te verbeteren en CO2 op te slaan.
Met ingehouden adem zien boeren en natuurorganisaties uit naar het voorstel voor een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) waar de Commissie eind mei mee zal komen, en waarvan vorige week al een conceptversie uitlekte (daarover later meer).
De grote vraag: zal zij ditmaal volop inzetten op nieuwe vormen van duurzaam boeren, zoals de boslandbouw?
Op dit moment slokt de landbouw 40 procent op van de EU-begroting, dik 50 miljard euro per jaar – wat slecht wordt besteed
Op dit moment slokt de landbouw bijna 40 procent van de Europese begroting op, jaarlijks dik 50 miljard euro. Geld dat, blijkt uit een stapel kritische rapporten, niet goed is besteed. De inkomenssteun gaat vooral naar grote, industriële ondernemingen, niet naar kwetsbare, kleine boeren.
Ook speelt de landbouw een grote rol in de vervuiling van het oppervlaktewater en de bodem, de daling van biodiversiteit en de uitstoot van broeikasgassen, vooral methaan en lachgas.
Het GLB draagt daaraan sterk bij door vooral de veehouderij te ondersteunen. Want veehouders zijn vaak grootgrondbezitters. Ook is het inkomen in de veehouderij het meest afhankelijk van de subsidies.
Om de milieu- en klimaatimpact van het GLB te verkleinen, werd in 2013 een poging ondernomen het te vergroenen. Boeren moesten voortaan aan bepaalde eisen voldoen, zoals het verbouwen van minimaal drie gewassen. Maar in de praktijk bleek de vergroening een wassen neus.
In de aanloop naar de nieuwe plannen regent het opnieuw rapporten met ronkende titels als ‘Naar een eerlijker, duurzamer en meer solidair GLB’. Zijn er ditmaal kansen dat er wél iets van zal komen?
De markt klopt voor geen meter
Met die vraag stap ik naar Gerben-Jan Gerbrandy, europarlementariër voor D66 en onlangs verkozen tot Nederlands groenste politicus, onder meer voor zijn inspanningen voor de vergroening van het Europese landbouwbeleid.
De voortekenen zijn niet gunstig, vreest hij. Eind vorig jaar presenteerde de Europese Commissie alvast een denkstuk met als titel The future of Food and Farming.
Gerbrandy: ‘De boodschap daarvan kun je vertalen als: we laten het zoveel mogelijk zoals het is, we moeten vooral de inkomenssteun en de budgetten overeind houden. Verder willen we nog wel Europese voorwaarden, maar veel simpeler en met veel meer ruimte voor de lidstaten om de uitvoering zelf in te vullen.’
Of dat de goede denkrichting is? ‘Daar twijfel ik sterk aan’, zegt Gerbrandy, en hij zwaait met een recent rapport van de Europese Rekenkamer. ‘Dit rapport haalt de analyse waarop het landbouwbeleid is gebaseerd volledig onderuit.’
‘De essentie daarvan is de voedselvoorziening veilig te stellen en de landbouwer een eerlijker inkomen te geven. Maar het eerste is helemaal geen probleem meer. Want Europa is een exporteur van voedsel geworden. En het tweede wordt alleen met inkomenssteun geregeld, niet door te kijken hoe de markt beter zijn werk kan doen.’
‘Aan de krop sla die je in de supermarkt koopt, had de boer het meeste werk. Maar de handel verdient er het meeste aan’
Die functioneert in de ogen van Gerbrandy bar slecht. ‘De boer krijgt nauwelijks een goede prijs voor zijn product. Hij levert de meeste toegevoegde waarde. Aan de krop sla die je in de supermarkt koopt, heeft de boer het meeste werk gehad. Maar de tussenhandel en de supermarkt verdienen er het meeste aan. Die markt klopt voor geen meter.’
Dat komt door de aard van het product, legt Gerbrandy uit. ‘De spruitjes komen allemaal tegelijk op de markt. Supermarkten onderhandelen keihard met individuele boeren. Op het moment dat ze zich willen verenigen, worden ze teruggefloten. Want dat is marktconcentratie. Intussen zie je wel een enorme concentratie van economische macht bij de supermarkten.’
De parlementariër ergert zich eraan dat het hier nooit over gaat, bij de discussie over het gemeenschappelijke landbouwbeleid. ‘We moeten naar een systeem waarbij de boer voldoende krijgt voor zijn product, zodat hij niet met allerlei publieke steun overeind moet worden gehouden,’ zegt hij.
Europa zou zijn rol als marktmeester dus beter moeten spelen. En áls de EU dan geld aan boeren geeft, zouden de eisen voor milieu- en klimaatvriendelijk boeren veel harder moeten zijn, vindt Gerbrandy.
‘De hele vergroening is een farce. Er is geen output. Maar op 5 procent van alle landbouwgrond heeft de Europese Rekenkamer enige verbetering gezien.’
De vinger in de pap van de landbouwlobby
Voor het mislukken van de vergroening waarschuwde de D66-politicus al in 2013, bij de vorige herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De vergroeningsmaatregelen waren, zei hij toen, ‘volledig uitgekleed’. En het Europees Parlement, dat daarmee akkoord was gegaan, had zich als ‘een stempelmachine van de landbouwlobby’ gedragen.
In de landbouwcommissie van het Europees Parlement zaten destijds heel wat boeren die zelf inkomenssteun uit Brussel ontvingen. Ze hadden er dus rechtstreeks belang bij dat de subsidiestroom op gang bleef en de eisen waaraan ze moesten voldoen niet te pittig waren.
Gerbrandy zei destijds tegen mij dat hij dat ‘heel raar’ vond. ‘Als ik een chemisch bedrijf zou hebben, zou iedereen het absurd vinden als ik mij met wetgeving rond de chemische industrie zou bemoeien. Dat zou belangenverstrengeling zijn. Maar in de landbouwhoek geldt dat als een pre: dan zou je juist weten waar je het over hebt.’
Europarlementariër Peter Jahr kreeg 97.889 euro EU-subsidie voor zijn boerenbedrijf – en stemde vóór het landbouwbeleid
Anno 2018 telt de landbouwcommissie van het Parlement nog steeds heel wat boeren. Neem europarlementariër Jan Huitema (VVD). De maatschap van de melkveehouderij waarvan hij mede-eigenaar is, ontving in 2017 ruim 27.000 euro GLB-geld.
Desgevraagd laat Huitema weten dat hij maat is gebleven om in de toekomst het bedrijf te kunnen overnemen. Wel krijgt hij zolang hij lid is van het Europees Parlement geen arbeidsvergoeding of inkomen uit de winstdeling van de melkveehouderij.
Dat het bedrijf waarvan hij mede-eigenaar is landbouwsubsidie ontvangt, heeft volgens hem geen invloed op zijn standpunt over het GLB. Als liberaal vindt hij juist dat de markt zijn werk moet doen en is hij voor de afbouw van de directe inkomenssteun. Hij is net als Gerbrandy de mening toegedaan dat Europa het geld vooral moet inzetten om innovatie en duurzame landbouw te stimuleren.
Gat in de begroting
Aan de telefoon zegt Huitema het ‘belachelijk’ te vinden dat het Europees Parlement voor het behoud van het landbouwbudget heeft gestemd. ‘De Brexit heeft een gat in de Europese begroting geslagen: het is nodig te bezuinigen en kritisch naar de uitgaven te kijken. Je kunt niet geld vinden voor nieuwe uitdagingen en alles bij het oude houden.’
Je kunt hem dus niet verwijten dat hij vecht voor het behoud van het GLB omdat hij er zelf de vruchten van plukt. Maar heeft zijn collega niet een punt dat het vreemd is dat direct belanghebbenden meestemmen over de toekomst ervan? ‘Die mening laat ik aan de heer Gerbrandy’, laat Huitema kortaf weten.
Zeker is dat er een aantal dominante stemmen in het Europees Parlement zijn die wél steeds voor het behoud van de directe inkomenssteun stemmen en er zelf van profiteren.
Zoals Peter Jahr, parlementslid voor de CDU en vennoot van landbouwbedrijf Agrar GmbH Taura. Die onderneming ontving in 2016 €97.889 aan GLB-geld. Jahr stemde vóór een resolutie van het Europees Parlement waarin staat dat de hoeveelheid geld voor landbouw niet mag verminderen. Ook is hij pleitbezorger van minder bureaucratie (lees: minder regels) bij de toekenning ervan.
Of zoals zijn Duitse partijgenoot Albert Dess. Als landbouwwoordvoerder van de Europese Volkspartij neemt hij een spilpositie in het debat over de toekomst van het GLB in. Hij is ook bestuursvoorzitter van Bayernland, een bedrijf dat melk afneemt van 2.500 boeren en kaas en boter verkoopt. In zijn gemeente Berngau ontving Albert Dess junior in 2016 een kleine 18.000 euro aan landbouwsubsidies. Toeval of niet, Dess is fel pleitbezorger van het behoud van het Landbouwbeleid in de huidige vorm.
‘Alle seinen staan op rood als het gaat om de biodiversiteit. De landbouw speelt daar een heel grote rol in’
Ik spreek Gerbrandy en Huitema voor een conceptversie van het Commissievoorstel uitlekt. Een markant punt: een boer mag maximaal € 60.000 per jaar ontvangen. Dit lijkt het antwoord te zijn op het gat in de begroting. Als het er echt doorkomt, betekent dat een serieuze koerswijziging die ook Peter Jahr raakt. Maar eerst zien en dan geloven. Want dit is een concept dat officieel nog niet bestaat. En de Commissie doet alleen een voorstel, het Parlement en de Raad (samengesteld uit de ministers van de lidstaten) zijn de wetgevers die beslissen.
Opvallend is verder wat er staat over duurzaamheid en vergroening. Nagenoeg niets. Het document rept van ‘inkomenssteun voor duurzaamheid’. Maar wat dit concreet betekent, krijgt geen invulling. Verder is er een speciaal programma voor klimaat en milieu. Maar dat is vrijwillig. Groene politici en milieuorganisaties reageerden dan ook teleurgesteld.
Het is conform wat Gerbrandy verwacht: weinig vergroeningsgezindheid bij de Commissie. Hij zet zijn troeven vooral op de landbouwers zelf. ‘Ik hoop dat het lukt een nieuwe weg in te slaan, omdat het water de boeren aan de lippen staat en ze begrijpen dat doorgaan op dezelfde weg niet kan. Alle seinen staan op rood als het gaat om de biodiversiteit. De landbouw speelt daarin een heel grote rol.’
Als het aan hem ligt, wordt het GLB-geld in de toekomst vooral ingezet voor innovatie van het boerenbedrijf. De liberale politicus verwijst naar ‘het prachtige bedrijf Koppert’, dat gespecialiseerd is in de natuurlijke methoden om plagen en ziekten te bestrijden en gewassen weerbaarder te maken. ‘We zouden dat soort innovatie veel meer moeten stimuleren in plaats van het geld in de bodemloze put te gooien.’
Partner van de natuur
Koppert is gevestigd op een industrieterrein in Berkel en Rodenrijs. Het familiebedrijf zag het licht in 1967. Oprichter Jan Koppert was komkommerteler. Hij kampte met hoofdpijnen, die hij toeschreef aan de chemicaliën waarmee hij de spint, een klein insectje dat zijn komkommers aantastte, bestreed.
‘Na een lange zoektocht vond hij in een universiteit in Zwitserland de natuurlijke vijand van de spint, de roofmijt phytoseiulus persimilis’, vertelt medewerker Evert Hamblok. ‘Nadat hij die mijt had ingezet, zag hij in korte tijd dat zijn komkommers er veel mooier en levendiger gingen uitzien. Zo is de bal aan het rollen gekomen.’
Nu heeft Koppert een scala aan biologische producten om plagen en ziekten te bestrijden en vooral te voorkomen. ‘Waar wij voor staan, is het herstel van de biotopen’, zegt Hamblok.
‘We streven naar stabiele systemen. Waarbij je hommels gebruikt voor bestuiving en producten op basis van bijvoorbeeld zeewier om de wortels te stimuleren en de plant te versterken. We willen een sterke plant waarbij je alleen in een noodgeval spuit. En dan met biologische gewasbeschermingsmiddelen.’
Je ziet hoe het bedrijf in een ketel schimmels en bacterieën opkweekt die planten kunnen versterken, alsof het bier brouwt
Met trots leidt hij me rond door het door koning Willem-Alexander geopende ‘Experience Centre’, een minimuseum waarin Koppert delegaties uit alle hoeken van de wereld wegwijs maakt in de wereld van duurzaam telen.
Je ziet er hoe het bedrijf in een ketel schimmels en bacterieën opkweekt die de plant kunnen versterken, alsof het bier brouwt. Zoals Trichoderma, een schimmel die werkt tegen ziektes die aardbeienplanten kunnen treffen. ‘Ze gaat rond het hele wortelgestel zitten, zodat er geen plek meer vrij is voor ziekmakende schimmels en bacteriën.’
In de natuur gaan medewerkers van Koppert op zoek naar natuurlijke vijanden van insecten die landbouwgewassen aantasten. Die vijanden zet het bedrijf vervolgens op allerlei manieren in.
Bijvoorbeeld door roofmijtjes in zakjes met kleine gaatjes waardoor ze eruit kunnen kruipen aan een tomatenplant te hangen. Het bedrijf is ook al bezig met het ontwikkelen van drones die de natuurlijke belager brengen naar de plekken waar de plaag woedt.
‘Partners with Nature’ is de slogan van Koppert. En werken met de natuur vergt tijd en aandacht, echoot Hamblok de uitspraken van boer Ongenaert. ‘Als je met een chemisch middel spuit, liggen de insecten even later met hun pootjes omhoog. Bij ons duurt het langer. Maar uiteindelijk zorgt het voor gezonder voedsel en een veiliger milieu en breng je hiermee de natuurlijke balans weer terug.’’
De Europese hordeloop
Koppert doet aan innovatie die de EU volgens Europarlementariër Gerbrandy volop zou moeten stimuleren. Maar vooralsnog ervaart het bedrijf vooral tegenwerking. De regelgeving is een hordeloop, vertelt Hamblok, die manager regelgevingszaken is.
‘Als we een product dat al jaren op de markt is in Canada en de VS hier willen brengen, mag dat op zijn vroegst in 2025. In Amerika kost het je twee tot drie jaar om een product op de markt te brengen, in Europa acht, negen jaar.’
Het probleem is dat chemische en biologische middelen in Europa onder dezelfde beoordelingsprocedure vallen. ‘Wij willen dat het sneller mogelijkheid wordt om groene middelen met een laag risico voor het milieu op de markt te brengen’, zegt Hamblok. ‘Maar nu bekijken mensen met een chemieachtergrond onze dossiers, die weinig weten van virussen, schimmels en bacterieën. Ze stellen soms vragen die wetenschapelijk gezien echt nonsens zijn.’
Op papier heeft Europa ook regelgeving waar Koppert baat bij heeft: de richtlijn voor het duurzaam gebruik van pesticiden. Die schrijft voor dat de lidstaten een actieplan moeten opstellen om hun gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te verminderen.
De meeste landen blijken er echter met de pet naar te gooien. Hun actieplannen zijn verouderd en worden niet na vijf jaar geupdate, zoals de regelgeving voorschrijft. Ook bevatten de meeste plannen geen meetbare doelen.
Koppert pleit op dit moment vooral voor een aparte, snelle procedure voor toelating op de Europese markt van biologische middelen en voor het beoordelen ervan door de juiste experts. Dat nieuwe gezamenlijke landbouwbeleid is voor hen voorlopig een ver van hun bed-show. Maar Peter Jens, chef strategische allianties van Koppert, heeft er wel een visie op.
‘Het GLB is na de oorlog ontstaan vanuit het idee: nooit meer honger’, begint hij. ‘De volle buik hebben we nu. Nu moeten we kijken wat er in die buik moet zitten en hoe het voedsel tot stand komt. De wereld produceert ongeveer 2.750 kcal per hoofd van de bevolking per dag. Dat is 750 meer dan nodig is. Er hoeft geen honger te zijn. Het is een verdelingsvraagstuk.’
Het brengt hem op de koerswijziging die volgens hem nodig is voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de EU – en waar ‘groene’ boeren en bedrijven als Ongenaert en Koppert ook baat bij hebben. ‘Het GLB van de EU is nu vooral boerenbeleid’, zegt hij. ‘Eigenlijk zou het een gemeenschappelijk voedingsbeleid richting gezonder eten en een veiliger milieu moeten zijn. Maar daar merk ik nog heel weinig van.’
Meer lezen?
Onze landbouwgrond is zo dood als een pier. Weg met het gif Het gif uit de industriële landbouw brengt het leven op aarde ernstig in gevaar. Toch blijven overheden laks. En dat terwijl er inmiddels veel betere opties zijn om voldoende voedsel voor iedereen te verbouwen. Van dé oplossing voor het klimaatprobleem wordt vooralsnog alleen de industrie beter Bedrijven kunnen het recht om CO2 uit te stoten verhandelen. Alleen verdienen ze miljarden euro’s aan deze handel, terwijl het klimaat er nog niet beter van wordt. Daarom wordt er in Europa druk onderhandeld over hoe het wél kan. Wat er op het spel staat in tien getallen.
In een eerdere versie van dit artikel waren infocards, en daarmee woorden, weggevallen. Dit probleem is verholpen, de bijdragen hierover zijn verwijderd.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!