Beste,

De hoofdstad van Nigeria heeft de vorm van een mannetje.

Vanuit het vliegtuig kun je het goed zien: in het ronde hoofd vind je het Nigeriaanse Parlement, in de romp het Central Business District, de brede straten die de omliggende wijken instrekken vormen de armen en benen. Kijk zelf maar, op Google Maps (het ronde hoofd zit rechtsboven).

Die vorm is niet toevallig ontstaan, maar bedacht, door een Japanse architect. Want Abuja is een aangelegde stad. In 1991 verrezen, precies in het midden van het land.

De hoofdreden? Met deze nieuwe, neutrale hoofdstad zou geen enkele in Nigeria zich achtergesteld moeten voelen door het centrale gezag. Sinds 1991 vind je hier dus alle Nigeriaanse overheidsinstellingen.

Zo ook het Ministerie van Informatie.

Dat was mijn bestemming. Want dit Ministerie (met het licht Orweliaanse mandaat om ‘het imago’ en ‘de reputatie’ van Nigeria in binnen- en buitenland te moest mij officieel accrediteren om als journalist in Nigeria te mogen werken.

Ook de setting kon niet Orwelliaanser.

Op de negende verdieping kreeg ik een spervuur aan vragen op me af. Niet alleen over mijn werk, maar vooral over Nederland. Want waar ligt dat eigenlijk? Wat exporteren jullie? En hoe koud wordt het er?

Een stempel hier, een formuliertje daar, en na een paar uur stond ik buiten als trotse bezitter van een Nigeriaanse media-accreditatie.

Hoe werken journalisten in Nigeria eigenlijk?

Omdat de overheid in Abuja zit, is de stad ook de basis van veel Nigeriaanse media. Ik sprak er met allerlei collega-journalisten – onder meer bij de Daily Trust, een van de grootste kranten van het land.

Een van de redacteuren leidde me rond, en vertelde me hoe lastig het in Nigeria kan zijn om als journalist te werken. Officieel is de pers in Nigeria geheel vrij. ‘Maar is veel zelfcensuur’, zegt hij. ‘Wat zal deze minister ervan denken als ik dit publiceer, vragen we onszelf vaak af. De overheid zegt wel: breng alsjeblieft corruptie aan het licht. Maar als puntje bij paaltje komt... dan lopen ineens onze advertentieinkomsten terug.’

Want dat is een groot probleem voor veel Nigeriaanse kranten: de grootste afnemer van advertentieruimte is de overheid. ‘We staan constant op een koord te dansen’, zegt de Daily Trust redacteur. ‘Als je weet dat een overheidsfunctionaris geld steelt, wacht je bijvoorbeeld tot de zaak voor de rechter komt voordat je erover bericht. Alleen als je heel dapper bent, of héél veel bewijzen hebt, durf je eerder te publiceren.’

De online media doen het volgens deze krantenmaker het best: die doen nog echt onderzoekswerk. Maar daarmee lopen ze dus risico’s. Een verslaggever en de uitgever van The Premium Times werden begin vorig jaar kritische berichtgeving over het Nigeriaanse leger in te trekken.

Bij het vertelt een journalist me over een ander probleem in de Nigeriaanse media: het ‘brown envelope syndrome’.

Journalisten krijgen slecht betaald, dus eisen ze ‘bruine enveloppen’ om ergens verslag van te doen. Met andere woorden: degene die geïnterviewd wordt, betaalt om in de krant te komen.

Andersom werkt dat ook: de overheid heeft mensen in dienst wier baan het is onwelgevallige verhalen in de kiem te smoren. ‘Dan komen ze bruine enveloppen uitdelen bij een krant, en dan verdwijnt het verhaal’, zegt de ICIR-journalist.

Toch ziet hij wel vooruitgang: ‘Onder het militaire bewind [waaraan in 1999 een einde kwam] keek ik altijd over mijn schouder. Nu zijn we vrijer. Maar we kunnen nog steeds voor haatzaaien gearresteerd worden als we schrijven dat de president een mislukkeling is.’

Boekentip voor de zomer

Toevallig las ik een geweldig roman waarin een Nigeriaanse journalist met exact dezelfde dilemma’s een hoofdrol speelt: deze Ahmed Bakare heeft zelf de Nigerian Journal opgericht in een poging eerlijke, kritische journalistiek te bedrijven. Maar eigenlijk is die poging keihard aan het mislukken – vooral sinds de krant stukken publiceerde over verkiezingsfraude. Niemand wil meer adverteren in een krant die onpopulair is bij de president.

Bakare is een van de karakters in Welcome to Lagos, van de jonge Nigeriaanse schrijfster Chibundu Onuzo. Aangezien ik zelf net ben aangekomen in Afrika’s grootste stad, pakte ik het boek vanwege de toepasselijke titel. Het bleek een schot in de roos.

Onuzo weet op lichte toon zware thema’s als ongelijkheid, corruptie en oorlogsmisdaden aan de kaak te stellen – en vertelt een humoristisch en bizar verhaal, dat me van begin tot het eind meesleepte in de krochten van deze megastad.

Nu gaan jullie – gok ik zo – niet op vakantie naar Lagos deze zomer. Want Onuzo schreef een sprankelende roman, die je niet loslaat.

Veel leesplezier, en tot de volgende!