Als 11-jarig kind raakt Jean-René Ruez gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog. Urenlang tuurt hij naar zwart-witfoto’s van Russische massagraven uit 1943.
In de jaren negentig veranderen die zwart-witfoto’s voor hem in kleur als hij de massagraven van Srebrenica blootlegt.
Hij is hoofd zware criminaliteit bij de politie in Nice wanneer een telex op het bureau binnenkomt: een vacature voor onderzoeksleider bij het Joegoslaviëtribunaal. Hij werd gebiologeerd door de processen van Neurenberg en Tokio, heeft bovendien rechten gestudeerd en ziet een kans die hij niet wil laten lopen.
Hij is nog maar drie maanden aan de slag als in juli 1995 geruchten de kop opsteken over moordpartijen rondom de net door de Bosnische Serviërs ingenomen veilige enclave Srebrenica. Duizenden mannen, moslims, zouden zijn vermoord. Er blijkt geen team te zijn dat ter plaatste poolshoogte kan nemen. Het tribunaal besluit Ruez erheen te sturen.
Met tolk en data-analist Stefanie Frease in zijn kielzog arriveert hij in Tuzla, Bosnië, negen dagen na de val van Srebrenica op 11 juli 1995, deze woensdag 23 jaar geleden. Daar wacht hem de ondoenlijke taak informatie te destilleren uit de verhalen van zo’n 25.000 vluchtelingen uit Srebrenica, waar de vrouwen en kinderen in bussen naartoe zijn gebracht.
Waar de mannen zijn, weet niemand. De mannen die wél in Tuzla aankomen, zijn net voor de val van Srebrenica gevlucht en liepen in colonne door de bossen naar veilig gebied.
Opgesteld in rijen, machinegeweren in de aanslag
Van een journalist krijgt Ruez een politieverklaring van een oudere man toegespeeld. Deze man verklaart hoe de Bosnische Serviërs hem met honderden anderen in rijen opstellen op het voetbalveld in Nova Kasaba. Ze hebben hun machinegeweren in de aanslag. Wanneer de eerste geweersalvo’s klinken, laat de man zich vallen en houdt hij zich enige tijd voor dood tussen de lijken.
Ruez is zich ervan bewust dat iedere verklaring een vorm van propaganda kan zijn
Normaal gesproken hebben Ruez en Frease zo’n vijf uur per getuige. Voor de oude man trekken ze een hele dag uit, om zijn ijzingwekkende verklaring tot in de kleinste details door te nemen. Met hoeveel mensen stond hij daar, hoeveel schutters waren er, welke uniformen droegen ze, heb je iemand herkend?
In die eerste paar dagen verspreiden ze vragenlijsten onder de tienduizenden vluchtelingen, waarop deze kunnen noteren of ze iets belangrijks hebben gezien of meegemaakt. Zes weken lang spit het trio de enorme stapel door, op zoek naar ooggetuigen van mogelijke oorlogsmisdaden. Een heikele klus: de oorlog is nog in volle gang en Ruez is zich ervan bewust dat iedere verklaring ook een vorm van propaganda kan zijn. ‘Iedereen was een slachtoffer, iedereen had een verhaal.’
Onafhankelijk van elkaar vertellen mensen over massa-executies en moorden op vijf mogelijke locaties.
Ruez heeft beet.
Drie omwoelde plekken op de satellietfoto
Tijdens een informele bijeenkomst van de Veiligheidsraad van de VN op 10 augustus 1995 toont Madeleine Albright geheime CIA-satellietfoto’s van Srebrenica. Op een foto van 13 juli zie je het voetbalveld van Nova Kasaba met twee donkere vlekken: volgens analisten zijn het zeshonderd dicht opeengepakte mensen.
Een foto van hetzelfde terrein op 27 juli toont drie grote plekken waar de aarde flink is omgewoeld. Daaromheen wemelt het van de bandensporen. Deze beelden komen overeen met de verklaringen die Ruez heeft verzameld. Dit brengt Albright tot een verontrustende conclusie: het klopt wat de vluchtelingen zeggen. Diezelfde middag komt de Veiligheidsraad bijeen in een officiële vergadering en eist van de Serviërs onmiddellijke toegang tot het gebied voor het Rode Kruis. De VN is al ter plaatse.
Ruez is dan al naar Den Haag vertrokken. In de Hofstad wacht hem een zware taak: in zijn eentje moet hij alle bewijzen van labels voorzien en de duizenden verklaringen analyseren. ‘Ik had het gevoel voor een enorme berg te staan waar ik me met een lepel een weg doorheen moest zien te banen. Eerlijk gezegd dacht ik niet dat we ooit een verantwoordelijke zouden vinden, laat staan dat er iemand voor Srebrenica zou worden veroordeeld.’
Duizenden mensen zijn als oud vuil in kuilen gegooid
Drie weken later heeft hij een tijdlijn opgesteld waarop hij alle gebeurtenissen heeft gereconstrueerd. Hierop worden later onder meer de eerste aanklachten tegen Ratko Mladic en Radovan Karadzic gebaseerd: ‘Toen ik die tijdlijn had opgesteld, besefte ik de monsterlijke omvang van wat er was gebeurd. Duizenden mensen waren vermoord en als oud vuil in grote kuilen gegooid.’
In januari 1996 gaat hij terug naar Bosnië met als doel de verklaringen ter plaatse te controleren. Zouden de Bosnische Serviërs het tribunaal toestaan om in hún achtertuin te graven naar bewijs tegen hen?
Het toeval wil dat de Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken voor de Mensenrechten, John Shattuck, op dat moment op bezoek is in de Republika Srpska, de Servische Republiek. Ruez bedenkt een plan: hij spreekt met Shattuck af zijn karavaan undercover te volgen terwijl Shattuck ‘toevallig’ langs alle locaties gaat die Ruez wil zien.
Bij een school in Grbavci en een pakhuis in Kravica waar mensen gedood zouden zijn, geeft Shattuck interviews. Samen met een Amerikaanse FBI-collega maakt Ruez foto’s en neemt monsters van de muren, die tot zijn verbazing nog vol kogelgaten en bloed zitten, om te controleren of het menselijk of dierlijk materiaal betreft.
Regelmatig belandt een arm in het ene en het hoofd in een ander graf
Ondertussen zit de Bosnisch-Servische inlichtingendienst niet stil: ze weet dat Ruez op zoek is naar de massagraven. Zodra Ruez en Shattuck de Servische entiteit hebben verlaten, gooien de Bosnische Serviërs in september en oktober 1995 de massagraven open om het bewijsmateriaal te vernietigen.
Met bulldozers graven ze de lichamen van de duizenden vermoorde moslims op en laden ze in vrachtwagens. Ze moeten zo snel mogelijk in nieuwe graven kilometers verderop worden gestopt, wat Ruez de ‘secundaire graven’ noemt. Hierbij gaan ze niet zachtzinnig te werk, waardoor regelmatig een arm van iemand in het ene graf belandt en zijn hoofd in een ander massagraf. Ruez: ‘Voor hen was het afval en zo behandelden ze deze menselijke resten ook. Een misdaad bovenop een misdaad.’
‘Ze behandelden deze resten als menselijk afval. Een misdaad bovenop een misdaad’
In het voorjaar van 1996 keert Ruez terug met de Amerikaanse forensisch antropoloog William Haglund, die eerder in Rwanda heeft gewerkt. Tijd en geld om de plekken eerst te ontmijnen was er niet: ‘Het is een wonder dat we onze benen nog hebben.’
Om hun veiligheid te garanderen verplaatsen zij zich in Bosnië met twee Blackhawk-helikopters en onder begeleiding van een klein leger van Amerikaanse IFOR-soldaten. Op de eerste dag kammen de Amerikanen in de vroege ochtend de beoogde locatie uit. Daar stuiten ze op een paar Bosnisch-Servische soldaten. Ze beweren dat ze een observatieteam zijn, maar die hebben altijd water, voedsel of andere middelen bij zich – en deze mannen niet. Ruez: ‘Het waren sluipschutters. God mag weten of ze echt op ons hadden geschoten als de Amerikanen er niet waren geweest. Het was net een film.’
De aarde is veranderd in groene, kleverige, stinkende modder
Daarna is het bijna elke dag raak. Aan de oppervlakte van de door de vluchtelingen genoemde locaties zien de Amerikaan en de Fransman herhaaldelijk schoenen, persoonlijke bezittingen en zelfs botten liggen. De aarde is veranderd in groene, kleverige, stinkende modder. ‘Die geur raak je nooit meer kwijt.’
Het zorgvuldig opgraven van lichamen is zwaar en tijdrovend. Alleen al een been duurt twintig minuten. Haglund roept daarom versterking in. Met een leger aan forensisch antropologen, pathologen en archeologen slagen ze er die zomer in om 90 procent van de plaatsen delict in kaart te brengen. Ook beginnen ze de belangrijkste executieplekken te onderzoeken.
Maar waar ze denken duizenden slachtoffers te vinden, hebben ze als de winter valt slechts vijfhonderd lichamen geborgen. In een massagraf waar naar verwachting zo’n twaalfhonderd mensen liggen, vinden ze er maar 110, met snijwonden, vermoedelijk van bulldozers. Waar zijn toch die duizenden mannen gebleven?
Zonder de lichamen hadden ze geen zaak. Waarom werden de graven gedeeltelijk geruimd? Per ongeluk? Hebben ze er een paar over het hoofd gezien nadat ze ’s nachts uren al dat rottende vlees hebben opgegraven? ‘Nee, zo ging het niet. De Bosnische Serviërs hebben dit met opzet zo gedaan. Daar kwamen we tijdens de processen tegen de verantwoordelijken achter. Mochten we onverhoopt de graven vinden, dan zouden we vast denken: De Bosnische moslims liegen als ze zeggen dat er duizenden zijn. Het zijn er maar vijftig.’
We vonden mensen met vastgebonden handen, ouderen en gewonden op brancards in graven
Wanneer Madeleine Albright generaal Ratko Mladic confronteert met de luchtfoto’s, bevestigt hij dat het inderdaad graven betreft: er liggen hier echter volgens hem geen burgers of krijgsgevangenen, maar moslimstrijders die waren gestorven tijdens gevechten en vanwege de hygiëne zijn begraven.
Leugens, zegt Ruez. ‘We vonden mensen met vastgebonden handen, ouderen en gewonden op brancards in de graven. Ook al waren ze misschien op enig moment strijders, geboeide en gewonde gevangenen op stretchers kunnen simpelweg niet in een vuurgevecht zijn omgekomen. Zij zijn geëxecuteerd. Volgens het oorlogsrecht mag dit niet.’
Ondertussen worden de vrouwen en familieleden van de vermiste jongens en mannen wanhopig. Het internationale Rode Kruis bezoekt gevangenissen waar krijgsgevangenen zitten in de hoop de mannen daar aan te treffen. Tevergeefs. Op een bijeenkomst in februari 1996 beschuldigen de vrouwen het Rode Kruis ervan dat zij gezellig roken en drinken met de Bosnisch-Servische gevangenisbewaarders, in plaats van serieus onderzoek te doen naar de vermisten.
Ook Ruez is die dag aanwezig. Wanneer een van de vrouwen een tirade afsteekt en het Rode Kruis ervan beschuldigt niets te doen, onderbreekt hij haar: ‘Ze zijn allemaal gedood door de Servische troepen onder leiding van Ratko Mladic’, zegt hij.
De zaal valt stil.
‘Wie weet zitten sommige mannen verscholen in de bossen. God, ik hoop dat er nog een paar in leven zijn’
Om niet alle hoop de grond in te boren, vervolgt hij: ‘Wie weet zitten sommige mannen verscholen in de bossen. God, ik hoop dat er nog een paar in leven zijn, ergens (...).’
‘En toen begonnen ze weer te schreeuwen. Een Rode Kruis-werknemer vloog me aan: “Hoe durf je tegen deze arme vrouwen te zeggen dat ze dood zijn?!” Helaas wist ik dat het waar was.’
Om dit te bewijzen én de secundaire graven te kunnen vinden, doet hij opnieuw een beroep op de Amerikaanse inlichtingendienst. Satellietfoto’s van de CIA van na de val op 11 juli tot eind oktober 1995 bieden uitkomst: ze laten zien dat grote stukken grond een paar kilometer verderop zijn omgewoeld. Aan het eind van 1997 hebben ze al 29 secundaire graven gelokaliseerd. In 1998 beginnen ze met de opgraving van de lichamen.
Identificatie door DNA-techniek is nog niet aan de orde
Identificatie door middel van DNA-techniek is op dat moment niet aan de orde, dus de onderzoekers moeten mensen identificeren aan de hand van de spullen die zij bij zich droegen en deze zien te koppelen aan eerder bezochte locaties.
Sommigen bewaarden bijvoorbeeld belangrijke documenten en familiefoto’s op hun lichaam, gewikkeld in Nederlandse kranten. ‘Dan wisten we dat ze op de Nederlandse basis van Dutchbat in Potocari waren geweest.’
Anderen hadden een koran bij zich. ‘Dan wisten we dat ze moslim waren. Zij waren waarschijnlijk bang om te worden geïdentificeerd door de Serviërs, want sommige moslims werden gezocht in verband met oorlogsmisdaden. Bij één man troffen we maar liefst vijf ID-kaarten in zijn anus aan.’
Vermoedelijk waren er door de Serviërs ook vóór het moorden ID-kaarten ingenomen, om latere identificatie te voorkomen. Het vreemde is dat veel van deze kaarten open en bloot in de velden en gebouwen lagen. Vaak waren de bloedvlekken en kogelgaten ook nog aanwezig: ‘Ze hadden het Kravica-magazijn gewoon kunnen opblazen. Ze dachten dat het nooit zou worden ontdekt óf ze hadden de mogelijkheden van forensische opsporing zwaar onderschat.’
‘Ze zullen nooit zeggen: Jammer dat we niet alle moslims hebben vermoord’
De Bosnische Serviërs dachten alle papieren gegevens van de massa-executies te hebben uitgewist, maar uit in beslag genomen documenten bleek dat ze vergeten waren de archieven van de chauffeurs te vernietigen. Hieruit konden de onderzoekers niet alleen afleiden wélke mensen van de veiligheidsdiensten zij rondreden, maar ook waarnaartoe: de verzamelplaatsen, de executielocaties en waar de mensen werden begraven. ‘Een goudmijn! Toen we die gegevens hadden, konden we met zekerheid zeggen dat we alles hadden gevonden.’
Ruez wil graag weten waarom de daders dit hebben gedaan. ‘Maar net als de nazi-officieren in Neurenberg zullen ze nooit zeggen: “Ja, oké, het enige wat ik jammer vind, is dat we niet alle Joden, of in dit geval alle moslims, hebben vermoord.” Het is een vaststaand feit dat in Srebrenica genocide heeft plaatsgevonden maar achter het waarom komen is onmogelijk. Alleen de daders weten het.’
Twee jaar met onbetaald verlof wegens uitputting
In 2001 besluit hij zijn contract bij het tribunaal niet meer te laten verlengen. Hij is zo uitgeput dat hij twee jaar met onbetaald verlof gaat. Hoewel hij er een hekel aan heeft om te worden onderworpen aan een kruisverhoor, houdt Ruez zich na zijn vertrek wel beschikbaar om te getuigen.
In de rechtszaal zegt hij tegen hulpcommandant van het Bosnisch-Servische leger Zdravko Tolimir, die beweert dat de bergen lichamen op de luchtfoto’s van de CIA schaduwen en struiken zijn: ‘Nee, dat zijn lichamen.’ Tegen het hoofd van de SDS (de partij van Karadzic), Miroslav Deronjic, zegt hij: ‘Jouw grootvader vocht tegen de nazi’s. Als hij wist wat je had gedaan, zou hij zich omdraaien in zijn graf.’ Tot zijn verbazing geeft Deronjic hem gelijk. Sterker nog: Deronjic bekende later schuld en werd de eerste getuige dieRadovan Karadzic persoonlijk aan het bloedbad in Srebrenica koppelde.
‘Post mortem geef je massage aan de lichamen en uiteindelijk vind je het hoofd’
Ruez getuigt begin 2012 als een van de laatsten tegen Karadzic. Tijdens het kruisverhoor vraagt Karadzic aan hem waarom er altijd maximaal twintig lichamen op foto’s van de massagraven te zien zijn: ‘Waarom zijn er geen foto’s van bijvoorbeeld vijfhonderd lichamen?’ Ruez begint aan een pijnlijk gedetailleerde uitleg over de opgraving van menselijke resten.
‘Je maakt de bovenkant van het graf open. Zodra je iets vindt, ga je verder met je handen. Je geeft als het ware massage aan de lichamen, om alle ledematen te vinden en uiteindelijk het hoofd. Wees voorzichtig dat je niet te hard op de buik drukt, want voor je het weet kunnen er dingen in je gezicht sproeien. Dan heb ik het nog niet eens over de geur, waar je snel genoeg aan gaat wennen. En wanneer die laag in het graf is geïdentificeerd, natuurlijk...’
‘Mijnheer Ruez…’ onderbreekt Karadzic hem.
Rechter: ‘Mijnheer Karadzic, nee, niet onderbreken. U heeft deze vraag gesteld. Ga door, mijnheer Ruez.’
Ruez: ‘Ja. Een vraag verdient een antwoord, nietwaar? (…) Je kunt ze niet allemaal zien liggen, want in feite liggen ze allemaal bovenop elkaar.’
Tot Ruez’ ontzetting gaat elk jaar één graf open
Inmiddels heeft hij alle informatie, coördinaten, foto’s van de omgeving, verklaringen en ander bewijs overgedragen aan de Bosnische autoriteiten. Hij is zelfs naar Bosnië gegaan om alle plaatsen persoonlijk aan te wijzen.
Zo konden de Bosniërs de resterende slachtoffers opgraven. Tot zijn ontzetting gingen de graven mondjesmaat open, gemiddeld één per jaar en wachten vele nabestaanden jaren tot hun geliefde gevonden wordt. Van de 8.372 vermisten zijn er 1.200 nog steeds vermist of nog niet geïdentificeerd. De reden hiervoor is deels politiek: ‘Zo kunnen de Bosniërs hun zaak onder de aandacht blijven brengen’, zegt Ruez.
‘Het heeft geholpen druk te uit te oefenen om verdachten van oorlogsmisdaden te arresteren. Inmiddels zijn we wel ruim twintig jaar verder. Voor de familie van de slachtoffers is dit ondraaglijk. Hun geliefden verdienen een waardige laatste rustplaats. Tegelijkertijd geef je de Servische hardliners het excuus om te zeggen: “Wacht eens even, ze hebben niet eens iedereen gevonden. De cijfers kloppen niet.” Terwijl Bosnië nog vol ligt met stippellijnen van het ene naar het andere massagraf.’
Meer lezen?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!