Ik hoor direct aan zijn stem dat het niet goed gaat met Junior. Hij is nu zo’n anderhalve maand terug in Nigeria en ik bel hem om die obligate vraag te stellen: hoe gaat het nu met je?
Zijn antwoord is moe en doorleefd, als een oude man: ‘I’m still trying to cope with the day.’
Hij is pas 18.
Ik leerde Junior kennen toen hij uit het vliegtuig stapte in Lagos. Hij is een van de tienduizenden Afrikaanse migranten die in hun poging naar Europa te reizen niet verder kwamen dan Libië. Daar zijn ze opgepakt, onder vreselijke omstandigheden gevangengehouden, en uiteindelijk ingegaan op een aanbod van de Europese Unie: een enkeltje terug naar huis.
Sinds vorig jaar maakt de EU hier honderden miljoenen euro’s voor vrij. Dat geld wordt besteed aan retourvluchten, naar Nigeria en 25 andere Afrikaanse landen, maar ook aan de zogenoemde ‘re-integratie’ van mensen als Junior.
Ik besloot Junior en een dozijn andere terugkeerders te volgen in de eerste maanden na hun terugkeer. Om te zien wat het betekent dat de EU migranten terugvliegt voor ze Europa ook maar hebben bereikt. Om te zien wat de re-integratie die we hun bieden precies inhoudt. En om te zien wat voor effect onze hulp heeft.
Ik trof hulp op haar best, maar ook: hulp op haar paradoxaalst. Want deze hulp beloont precies het gedrag dat we willen voorkomen: een levensgevaarlijke reis door de Sahara.
Teruggekeerde migranten zijn vaak slechter af dan voor ze vertrokken
Junior brengt zijn eerste dagen terug in Nigeria op straat door, op zoek naar een oom in Lagos (21 miljoen inwoners) van wie hij telefoonnummer noch adres weet. Verder heeft hij geen familie meer: zijn vader, die zijn reis betaalde, overleed aan hartfalen toen hij in Libië was. Zijn moeder is al lang geleden gestorven.
Na drie dagen vindt hij zijn oom. Maar meer dan een groezelig matras in de hoek van zijn enige kamer kan hij hem niet bieden.
Juniors depressie is kenmerkend voor de staat waarin veel terugkeerders verkeren in hun eerste maanden na aankomst. De migranten zijn thuisgekomen met niets dan de gedoneerde kleding aan hun lijf. Velen van hen hadden een aardig leven – ze konden immers sparen voor een dure reis – en zijn nu slechter af dan voor ze vertrokken.
Zo verkocht Samuel (50) zijn huis om naar Europa te komen, in de hoop daar een PhD te doen. Hij zoekt in de eerste dagen na zijn terugkeer een dak boven zijn hoofd, maar niet in de stad waar hij vandaan komt. ‘Ik wil niet dat mijn dochter me zo ziet’, zegt hij aan de telefoon.
En natuurlijk is er het trauma van de reis. Chylian (28) wil haar familie de eerste maanden niet opzoeken omdat het te veel nare herinneringen oproept. Haar moeder overtuigde haar om aan de reis te beginnen. ‘Ik wil eerst herstellen voor ik haar onder ogen kom. Nu vergeet ik soms dat ik de fluitketel op het vuur heb staan, zo erg ben ik verzonken in nare gedachten.’
Schaamte, trauma, werkloosheid. ‘Ik word wakker en ga slapen’, zegt Jeff (24), die voor hij vertrok een naaiatelier had. ‘Dat is alles wat ik de hele dag doe.’
En zo spreek ik de eerste weken de ene na de andere migrant die het leven nog maar nauwelijks ziet zitten. Ik besluit enkelen van hen thuis op te zoeken, om te zien waarom de terugkomst zo deprimerend is.
Wachten is het zwaarste
Richard (31) ligt op een blauw bankstel in de woonkamer van zijn ouders. In het donker, want er is geen elektriciteit en de luxaflex zijn dicht om de hitte buiten te houden.
‘Ik lig hier de hele dag. Er is niets te doen. Geen werk, geen geld. Het is niet eerlijk’
Aan alles is te zien dat hij al wekenlang zo doorbrengt: aan de manier waarop zijn lichaam direct een voorkeurshouding aanneemt (op zijn linkerelleboog leunend, rechterknie opgetrokken), aan de kleren die hij draagt (een joggingbroek met een slap elastiek waar zijn bilspleet bovenuit komt, een wit T-shirt met een superheld erop), aan de manier waarop zijn ogen staan (half dicht, alsof hij stoned is).
Ik vraag het hem. ‘Ja, ik lig hier de hele dag. Er is niets te doen. Geen werk, geen geld. Het is niet eerlijk. In Europa was het beter geweest.’
Richard stapte tegelijk met Junior, Samuel en Jeff van het vliegtuig in Nigeria, nadat hij anderhalf jaar in Libië doorbracht in de hoop naar Europa te komen. Vier pogingen om de Middellandse Zee over te steken mislukten. Na drie maanden in een gevangenis zonder daglicht besloot hij in te gaan op het Europese aanbod van een vlucht naar huis. Als ik hem thuis opzoek, is hij bijna een maand terug.
Hij heeft het zwaar met de emoties van zijn ouders en broer, vertelt Richard: de ene dag blijdschap omdat hij nog leeft, de andere dag woede omdat hij vertrok zonder iets te zeggen en al zijn geld verspilde aan de reis.
Maar het zwaarste, zegt hij, is het wachten.
De terugkeerders staan allemaal op de wachtlijst voor een vierdaagse Business Skills and Cooperatives Training for Returned Migrants: een basiscursus ondernemerschap, plus wat startkapitaal om hun leven op de rit te krijgen. Betaald door de EU, uitgevoerd door de VN-organisatie voor migratie (IOM).
Dat ze daar niet direct aan kunnen beginnen, komt omdat IOM de enorme hoeveelheid terugkeerders nauwelijks aankan. De organisatie heeft haar staf in Nigeria sinds december 2017 al meer dan verdrievoudigd, maar is nog altijd bezig met een inhaalslag. Het duurt nu ongeveer twee maanden voordat een teruggekeerde migrant wordt opgeroepen voor de training. ‘We gaan mensen ook niet twee maanden langer in de Libische gevangenis laten zitten omdat er nog geen plek is in de training’, zegt Abrham Tamrat van IOM.
Hij heeft natuurlijk groot gelijk. Maar voor de terugkeerders voelen die maanden als een eeuwigheid – ergens verwachten ze dat de hulp een valse belofte is. Naarmate de weken verstrijken, worden de berichten die ik ontvang steeds treuriger, wanhopiger.
Vanuit zijn vaste houding op de bank zegt Richard: ‘IOM heeft me nog niet gebeld over de training – ze zeiden dat ik twee maanden moest wachten. Dat is lang… How will I cope? Wat kan ik doen? In Nigeria is geen werk. Je kunt niet verwachten dat iemand hier blijft, het is te zwaar.’
Een maandje later appt hij.
Hij krijgt ongelijk. Want na één, twee, soms drie maanden worden de terugkeerders dan toch opgeroepen om naar de training te komen. Dat is, haast zonder uitzondering, het moment dat de depressieve berichtenstroom plots verandert.
De cursus begint
‘Returnees!’ De microfoon piept en kraakt onder de harde, diepe stem van de presentator.
‘Hope again’, klinkt het zachtjes uit de zaal.
‘HELLO!’, roept de presentator, met een uitgerekte, geërgerde ‘o’, die aandacht afdwingt. ‘Returnees!’
‘Hope again!’, schalt het nu harder.
We zitten in een zaal van het Lagos Airport Hotel. Gevalletje vergane glorie. Hoog schimmelend systeemplafond, zware stoffige gordijnen, goud-omrande rode stoelen die grandeur moeten uitstralen maar gewoon van plastic zijn.
Achter tafels, opgesteld in ouderwetse schoolformatie, zitten zo’n 120 terugkeerders. Het is een ratjetoe aan types. Een vrouw in het grijze Adidas-trainingspak dat ze van IOM in Libië kreeg, een man in een sjieke paarse agbada en gouden polshorloge, een moeder in een groene pyjamajurk met Minnie Mouse erop, een baby met een knaloranje muts. Er zijn spijkerbroeken, pakken en wrappers. Petten, hoofddoeken en zonnebrillen.
Helemaal vooraan zitten Richard en Jeff naast elkaar, druk selfies te maken, met voor hun neus de donkerblauwe map met cursusmateriaal. In de komende vier dagen zullen ze een bedrijfsplan leren schrijven, een boekhouding leren bijhouden en in groepjes van drie tot vijf worden ingedeeld om hun plannen ten uitvoer te brengen. Met als slotakte een beetje startkapitaal.
Maar voordat er over ondernemerschap gesproken wordt, staat de eerste cursusdag in het teken van ervaringen delen, trauma verwerken en wat de trainers mindset re-engineering noemen. ‘Je moet accepteren dat je bent ingestort en dat je opnieuw opgebouwd moet worden – dan pas kun je opnieuw beginnen’, zegt Osita Osemene.
Osemene is de hoofdtrainer van deze cursus – dit is zijn 22ste training sinds december – en is zelf in 2004 uit Libië teruggekeerd na een mislukte poging naar Europa te komen. Hij is charismatisch in zijn onmogelijk witte overhemd. ‘Het gaat om veel meer dan de slides afdraaien’, zegt hij ’s ochtends tegen me. ‘Je moet ze écht bereiken.’
Ik ben een beetje sceptisch: hoe ga je nu 120 mensen tegelijk helpen met hun trauma, met hun depressie, met hun schaamte?
Maar aan het eind van de dag ben ik totaal onder de indruk.
Stap één: bevrijd worden van de reis door de woestijn
‘De waarheid is bitter, maar het is goed om haar uit te spreken’, begint Osemene de dag. Het is rumoerig in de zaal. Osemene vertelt over zijn eigen reis naar Libië, over de vrienden die onderweg overleden – en langzaam wordt het stiller.
‘Dus. Wie wil er ook iets delen?’ vraagt hij de zaal.
Hier en daar steken mensen hun hand op.
Een vrouw in een grijs T-shirt met in felblauwe letters AMERICA op haar borst krijgt de microfoon. Ze spreekt in horten en stoten, vechtend tegen de tranen. ‘Toen we op de boot zaten… onze boot ging kapot… we vielen in het water… ik keek omhoog, omlaag, er was niemand om ons te helpen, alleen God… veel kinderen op die boot zijn verdronken…’ Ze valt terug in haar stoel. De man naast haar, een gespierde gast in een wit hemdje, legt een hand op haar schouder.
De microfoon gaat rond.
Een vrouw met een grote bos dreads: ‘Ik voel me alsof ik ben wakker geworden uit een nachtmerrie. Maar het is echt gebeurd.’
Een graatmager meisje: ‘Zelfs God… niet dat ik aan Hem twijfel… maar ik vraag me soms af hoe Hij me uit deze put kan redden.’
Een man in een oranje polo: ‘Ik kwam met lege handen terug naar Nigeria… ik heb het gevoel dat ik gefaald heb, dat ik nutteloos ben.’
Osemene breekt in. ‘Waarom verander je je verhaal niet? Van ‘ik heb gefaald’ naar ‘ik heb hiervan geleerd’. Stop met jezelf de put in praten, en begin met vooruitdenken.’
Er valt een diepe stilte. ‘Waarom zijn we hier eigenlijk?’, vraagt hij de zaal.
‘We zijn hier om bevrijd te worden van onze reis door de woestijn’, zegt een jongen met een pet ver over zijn ogen.
‘We zijn hier om een nieuw leven te beginnen’, zegt een man in pak.
‘Juist!’ Roept Osemene. ‘Hoeveel mensen hebben jullie niet gezien die op deze route wakku werden?’ Hij tikt op zijn voorhoofd. Er klinkt instemmend gebrom. ‘Jullie systeem moet gereinigd worden, doorgespoeld. En daar heb je hulp bij nodig. Mentale hulp, spirituele hulp. Ik heb het niet eens over materiële hulp, dat komt later.’
We waren niemand voor we vertrokken, nu zijn we iemand
Osemene spreekt als een pastor – als aangespoord door een heilig vuur. En als een leraar met een slaghout in zijn handen. Wie smoest met de buurman wordt gevraagd op te staan. ‘Wil je zeggen dat je deze training niet belangrijk vindt?’ Wie voor zich uitstaart, wordt aangewezen. ‘Zie je niet hoeveel geluk je hebt dat je dit krijgt?’
Een man zit met zijn hoofd op tafel, zijn handen over zijn achterhoofd gevouwen. Osemene tikt hem aan, klaar voor de uitbrander. Als de man opkijkt is zijn gezicht nat van de tranen. Osemene is even stil.
Wie voor zich uitstaart wordt aangewezen. ‘Zie je niet hoeveel geluk je hebt dat je dit krijgt?’
‘Volgens mij zijn er drie stappen in ons leven’, herpakt hij zich. ‘De eerste is de ervaring van onze reis. De tweede is erkennen dat we een fout hebben gemaakt. En de derde is je voorbereiden om een CEO te worden.’
De zaal gniffelt, maar Osemene blijft bloedserieus. ‘Wat is je visie? Wat is je droom? Dat ga je zorgvuldig plannen, gedisciplineerd en volgens de regels. Zodat jullie, die het gruwelijkste wat een mens kan meemaken hebben overleefd, een voorbeeld voor anderen kunnen zijn.’
‘De reden dat we slachtoffer zijn geworden van irreguliere migratie en mensenhandel’, schalt Osemene, ‘is dat we niemand waren toen we vertrokken.’
Hij heeft nu de volledige aandacht. Waar mensen een uur geleden nog zaten te staren, hangt iedereen nu aan zijn lippen.
‘Maar nu zijn we iemand. We zijn nu anders dan alle anderen, want wij hebben gezien wat niemand anders heeft gezien.’
Dít is waar reïntegratie om draait
Het is pauze geweest. Voor de zaal staan nu twee psychologen, die ademhalingsoefeningen voordoen op een meditatief plingelmuziekje. Iedereen moet staan en zichzelf masseren op de schouders, de armen, de benen. De meesten voeren de opdrachten geconcentreerd uit.
‘Een wond op mijn hand heeft tijd nodig om te helen. Zo heeft ook deze wond in jullie geest tijd nodig om te helen’, zegt een van de psychologen. ‘Maar het belangrijkste is dat je erover praat, dat je jezelf niet isoleert. Je kunt klein beginnen met jezelf herpakken. Hoelang duurt het om te oogsten als je maïs plant?’
Iedereen begint door elkaar te roepen, enthousiast om het juiste antwoord te geven.
‘Acht maanden abi?’, lacht de psycholoog. ‘Hoelang als je paw paw plant? Anderhalf jaar! Maar het groeit, en uiteindelijk kun je oogsten.’
Osemene fluistert me toe: ‘Zie je de verandering gebeuren? Sommigen zijn al niet meer hetzelfde als vanochtend. Dit is de essentie van re-integratie.’
Aan het eind van de middag is de sfeer in de zaal inderdaad totaal veranderd. Niet meer bedompt, maar uitgelaten. Niet meer zwaar, maar optimistisch. Een man in een gele polo staat achter in de zaal op. Hij praat zachtjes in de krakende microfoon: ‘Toen ik terugkwam, wilde ik het liefst zo snel mogelijk weer weg uit Nigeria. Maar nu realiseer ik me dat er hoop is.’
Een vrouw met een hoofddoek: ‘Ik denk nu aan mijn vrienden die onderweg zijn gestorven. Ik heb leven. En waar leven is, is hoop.’
Jeff staat ook op: ‘Jullie hebben me een richting gegeven om verder te gaan. Ik voel me een stuk beter.’
Belonen we deze groep nu niet te veel?
Het is de laatste cursusdag. Ik spreek mannen die een palmolieplantage willen beginnen, vrouwen die stalletjes met pounded yam of jollof rice willen runnen, een man die het hotel van zijn vader heeft geërfd en daar nu een restaurantje in wil openen. De terugkeerders hebben in groepjes een bedrijfsplan gekozen waarvoor ze startkapitaal krijgen.
Osemene kijkt toe hoe de groepjes druk overleggen. En dan zegt hij: ‘Persoonlijk ben ik er geen voorstander van dat ze geld voor hun bedrijfje krijgen.’
Ik kijk hem verbaasd aan.
‘Volgens mij word je van hulpgeld alleen maar lui’, legt hij uit. ‘Train ze, rust ze uit met de goede skills, maar leg ze niet in de watten.’
Osemene spreekt uit eigen ervaring: hij is een self-made man, die zijn leven op de rit heeft gekregen zonder hulp. Maar hij heeft dan ook een opleiding gedaan en komt uit een middenklassegezin. Er zitten in de zaal genoeg mensen die die privileges niet hebben.
Toch kaart hij een belangrijk punt aan: belonen we deze groep nu niet te veel?
Natuurlijk hebben deze mensen verschrikkelijke dingen meegemaakt. Plus: als we willen dat ze niet op de eerstvolgende bus terug naar Libië stappen, of, erger misschien, zélf mensensmokkelaars worden omdat ze de route nu kennen, moeten we zorgen dat ze in eigen land een leven weten op te bouwen.
Maar er wringt ook iets. Waarom hebben deze mensen – die er zelf voor kozen aan een levensgevaarlijke reis te beginnen – meer recht op hulp dan hun vrienden die besloten in Nigeria te blijven? Wat zullen de buren van Junior of Richard zeggen als zij straks startkapitaal voor een bedrijfje krijgen, alleen maar omdat ze in een truck richting de Sahara zijn gestapt?
Hulp aan terugkeerders kan migratie aanwakkeren
Het antwoord: die buren zijn not amused. Ik hoor radioshows waar luisteraars woedend inbellen omdat de terugkeerders niet gestraft worden voor hun domme beslissing, maar beloond. Ik spreek overheidsfunctionarissen die het hebben over ‘kwaad bloed’ en ‘opgeheven wenkbrauwen’ in de gemeenschappen waar veel terugkeerders vandaan komen. Ik luister naar ngo-medewerkers die spreken van ‘pure jaloezie’.
Als ik een van de trainers, Roland Nwoha, vraag of hij de hulp aan terugkeerders problematisch vindt, is zijn antwoord: ‘Oh mijn God, ja, natuurlijk!’
Nwoha zet zich al decennia in voor migrantenrechten en slachtoffers van mensenhandel in zijn stad Benin City. Hij vertelt dat er recent protesten zijn geweest van jongerenorganisaties. ‘Ze riepen tegen de overheid: dus jullie willen dat we vertrekken voordat jullie iets voor ons doen? Oké, we gaan!’
Dit is de grote paradox van deze hulpprogramma’s. Je beloont wat je probeert te voorkomen. Nwoha: ‘Het kan migratie dus aanwakkeren.’
Te meer omdat de hulpprogramma’s een soort airbag voor de gevaarlijke reis naar Europa vormen. Wie onderweg crasht, krijgt tenminste nog een vlucht naar huis en wat startkapitaal: een airbag die de ergste klappen opvangt.
Nwoha’s reactie op de protesterende jongeren is: die airbag is het niet waard. De échte klap is namelijk niet Europa niet halen, maar de horror onderweg. ‘Wat deze mensen hebben meegemaakt kunnen wij ons niet voorstellen. Ik zie geamputeerde ledematen, blinden, jonge vrouwen die een stoma nodig hebben omdat ze zo vaak verkracht zijn. Wil je dat echt meemaken voor een beetje hulp?’
De uitdaging: potentials bereiken voordat ze achter op een truck springen
De vraag is dus: hoe richt je je hulp op de juiste groep vóór ze zichzelf achter op een Hilux hebben geladen? De potentials, zoals ze in de hulpsector worden genoemd: de mensen die migratie naar Europa overwegen, maar nog niet zijn vertrokken?
Nwoha vertelt over een groot samenwerkingsverband tussen ngo’s en overheid in de deelstaat Edo, waar verreweg de meeste migranten vandaan komen. In het originele plan, dat de gouverneur van Edo trots aan de EU presenteerde, is hulp aan de terugkeerders één van de vier ‘pilaren’ om minder mensen door de Sahara naar Europa te laten reizen. De andere drie zijn trainingen voor potentials, het vervolgen van mensenhandelaren en het verbeteren van infrastructuur en nutsvoorzieningen.
Maar de terugkeerderspilaar blokkeert het zicht op de rest van het huis. Bij het kantoor van het samenwerkingsverband staat letterlijk de hele dag een groepje mannen voor de deur: terugkeerders die vragen hebben. Zij eisen nu alle aandacht op, ten koste van de andere pilaren. Ten koste van de potentials. Nwoha: ‘De terugkeerders – het zijn er zo veel. Ze leiden ons af van het originele plan.’
Een kippenhouderij en een kledingwinkel
Aan het eind van de vierdaagse training staan er in de grote, raamloze conferentiezaal van het Lagos Airport Hotel 120 terugkeerders te zingen. Er wordt gezwaaid met witte zakdoeken, gedanst met armen in de lucht, gebeden tot alle Goden, gefilmd met telefoons. Iedereen is uitgelaten en scandeert als de presentator zich tot hen richt: ‘Returnees!’
‘HOPE AGAIN!’
Jeff heeft een lach van oor tot oor: ‘Het was fantastisch om met zoveel broeders en zusters te zijn.’
Richard: ‘Ik heb van elk onderdeel genoten, voor het eerst in een lange tijd.’
Jeff heeft gekozen om met zijn groepje een kippenhouderij te beginnen. Richard een handeltje in aardewerk. Samuel koos voor een kledingwinkel. Junior voor een groothandel in rijst en bonen. Chylian voor een frisdrankzaakje.
Chylian belt me na haar training op: ‘Iemand in Libië zei tegen me: "De dag dat je aan deze reis begon, is de dag dat je je glans hebt verloren." Dat droeg ik bij me, dat gevoel dat ik iets voorgoed had verloren. Maar nu heb ik geleerd dat het aan mijzelf is of ik iemand mijn glans laat wegnemen. Ik voel me nu veel beter.’
Ik blijf deze vijf terugkeerders (en de acht anderen die dit verhaal niet haalden) ook de komende maanden volgen om te zien hoe het hun bedrijfjes vergaat. En om te zien of zij de paradoxale kant van de hulp die ze krijgen merken in de reacties uit hun omgeving.
Lees ook
Dit is grensbewaking anno 2018: creëer onderweg een hel, zodat migranten massaal terug naar huis willen Op weg naar Europa komen tienduizenden Afrikaanse migranten niet verder dan Libië. Daar worden ze met steun van de EU tegengehouden en gevangengezet. Dus gaan ze massaal in op een nieuw aanbod van Brussel: een enkeltje naar huis. In Nigeria zag ik 160 'vrijwillige' terugkeerders de vliegtuigtrap afdalen. Wat voor de één een mensensmokkelaar is, is voor de ander een reisagent (en nog 10 begrippen die je anders doen kijken naar migratie) Taal is nooit neutraal – het stuurt ons denken en ons handelen. Daarom dit kleine woordenboek van migrantentaal. Met elf termen die migranten zelf gebruiken om over hun reis te spreken.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!